Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdToonkunst
| |
[pagina 208]
| |
dendeel der symfonie, de Hymnen, stond niet op het program, dus bleef alleen de Apothéose over. En nu zijn er weinig zonderlinger dingen dan een concert dat met een apotheose begint. Waarvan? Waarom? De atmosfeer ontbreekt, wij hebben het drama dat voorafging gemist, wij komen binnen op het ogenblik dat de held en de heldin elkaar in de armen zijn gevallen en zelfs de mogelijkheid van enige fluïdieke gemeenschap tussen het gecastreerde kunstwerk en onze ontvankelijke zielen is bij voorbaat buitengesloten. Ik ben niet genoeg dilettant om de bezwaren die klaarblijkelijk zijn gerezen, voorbij te zien. Toonkunst geeft in de eerste plaats kooruitvoeringen en wanneer men, om het programma te bekorten, moet gaan snoeien, ligt het voor de hand dat men de orkestwerken laat vervallen. Te meer daar de tijd voor orkestrepetities immer te schraal wordt toegemeten. Het is zeer duidelijk en zeer rationeel, maar toch betreur ik de gemiste symfonie; toch had ik gaarne de Missa-fragmenten opgeofferd. Thans werden én de mis én de symfonie incompleet gegeven; de Missa solemnis verdraagt dit, gezien haar veelledige constructie - de volstrekt ongelede symfonie bezwijkt eraan, de Apothéose blijkt, helaas, een kop zonder kip. Doch, bij de helden van 1830 - welk een muziek! Wat een glorieuze bewustheid, wat een geladenheid, welk een vlammende extase! Het enthousiasme overschrijdt hier verre de grenzen van het patriottisme. Berlioz schrijft de symfonie oorspronkelijk voor een fameus harmonieorkest. Doch ik droom mij het werk, gelijk de meester, uitgevoerd in de open lucht - maar met nog veel gigantischer instrumentenmassa's, maar met een duizendstemmig koor, met een gans leger van paardenstaartwapperende schellenbomen... Ik vrees: het zou te gevaarlijk zijn. Deze muziek bevat te veel elektriciteit; ze zou een revolutie ontketenen... Wij bezwoeren de Vrede en de Vreugde dus met Beethovens Negende symfonie. Ach, hoe vaak hebben wij niet gemeend ‘feuertrunken’ het Hemelse Heiligdom der Vreugde en der Vrijheid te betreden...! Doch ook onze tijd is Beethoven ver vooruit; misschien nog verder dan hij zijn eigen tijd te voren was. De Negende symfonie is een wonderwerk - het is misschien het menselijkste dat Beethoven ooit schreef. In geen zijner andere symfonieën werkt hij met zulk onderscheiden materiaal; de fantasmen van het Scherzo met die lapidaire octaafsprongen beheksen ons gelijk het boze oog - het is moordende humor. De alsem van dit stuk en van het eerste deel is zó bitter, dat de klagende, kermende tegenkleuren ons in waarheid zoet op de tong zijn. En de mildheid van het hartroerend tedere, eindeloos troostende Adagio werd nooit liefdevoller geschonken. Deze Negende symfonie was een Begin, doch het was ook een Einde. Het Einde van deze adagiostemmingen, namelijk Gustav Mahler, die in zijn Negende ook zijn harpen op dezelfde grondtoon heeft gestemd, wekt andere roerselen in onze zielen. De Troost die Beethoven ons gaf in zijn Negende, in zijn laatste kwartetten, de Troost die ons ertoe brengt het Leven weer op te nemen - die is verstomd. De wijsgeer Mahler, die in zijn voorlaatste werk (Das Lied von der Erde) zonder spijt, zonder emfase kon zeggen: ‘Mein Freund, mir war auf dieser Welt das Glück nicht hold’, weet in zijn Negende alle smart, én Leven én Dood te aanvaarden, omdat alles voorbijgaat. De mens Beethoven laat u het Leven en de Dood, smart en geluk | |
[pagina 209]
| |
opnemen, omdat het Leven schoon en goed is. Dit is het enige onderscheid. De Negende van Beethoven is ook een Begin. Het Begin namelijk van veel geniale en grandioze vergissingen. Men heeft te veel naar de buitenkant gekeken en men heeft te veel werken geconstrueerd die even groots, of nog grootser zijn. Alleen zijn binnenin veel van die latere werken holten, hiaten. De omvang wordt niet afgemeten naar de inhoud, doch naar de geluids- en tijdsgrenzen die men nog wel zou kunnen omvademen. Dit is het verschil tussen het enorme architecturale kunstwerk dat de Negende is en de meeste - latere - standbeelden. Beethoven werkt in zijn laatste symfonie met zeer ongelijkwaardig materiaal. De thematiek van de Finale, hoewel hij met het ‘Freude’-thema ten minste tien jaren heeft rondgelopen, staat niet op de hoogte der overige delen. En Beethoven, die voor zijn orkestinstrumenten absoluut volmaakt schrijft, gebruikt zijn zangstemmen stellig niet zo goed als bijvoorbeeld Händel. Doch het is immers het kenmerk van alle groot-Menselijke werk dat het onvolmaakt is? Een betrekkelijk vol-schoner Achtste symfonie spreekt in zijn Olympische beheersing tot het hart der mensheid een minder verstaanbare taal dan de hier en daar zich versprekende, zich verbeterende Negende. De uitvoering. Ik kan in tien regels klaar zijn. Johan Wagenaar leidde, en dit zegt alles. Hij had een voortreffelijk solistenkwartet waarop hij kon bouwen: de hemelse sopraan van mevrouw Noordewier, de ontroerende alt van mevrouw Dresden-Dhont, de glanzende tenor van Van Schaik, de sonore bas van Caro. Hij had zijn eersteklas Toonkunstkoor, hij had zijn vlotte en gewillige Utrechtse orkest. Het lust mij thans niet de kleine aanmerkingen die er natuurlijk zijn, neer te schrijven. Wagenaar weet de grote, rode lijn die door elk machtig kunstwerk loopt, zo te markeren, dat veel kleine ongelukjes, toevalligheden, absoluut niet storen. Laat ons dankbaar zijn dat de Haagse Meester Wagenaar zijn oude stad niet vergeet!Ga naar voetnoot28 |
|