Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdIets over de muziek der Russen
| |
[pagina 202]
| |
meesterwerk, de opera Boris Godoenov, wacht nog op een opvoering. En de werken van Borodin, Balakirev, Rimski-Korsakov, van de futurist StravinskyGa naar voetnoot11 - wie kent ze? Nu ja - Ouverture Nuit de mai,Ga naar voetnoot12 nu ja, Stravinsky's Vuurwerk - doch ik vraag u, wat zijn tien, twintig nummers op de productie van een geheel land, dat zo groot is als het ganse overschietende deel van Europa? Het spijt mij dat ik onlangs verhinderd was het Cyclusconcert bij te wonen waarop de heer Van Gilse een mij onbekend pianowerk met orkest van LjapoenovGa naar voetnoot13 uitvoerde. Wanneer Van Gilse zich voor de Russen blijft interesseren, dan wachten ons nog schone verrassingen.
Van het oude Russische volkslied weten wij niets. En dit is waarschijnlijk een belemmering bij het leren verstaan van de werken uit de periode Glinka († 1857) tot en met Tsjaikovski († 1893). Het komt mij voor dat daar Aziatische (Mongoolse) elementen in liggen, waarvan de invloed op onze moderne kunst niet te onderschatten is. Op welke wijze ik mij die beïnvloeding denk, hoop ik verderop duidelijk te maken. Michael Glinka wordt door de muziekgeschiedenissen Ruslands eerste nationale componist genoemd. Zijn bekendste werk, de opera Een leven voor de tsaar, was lange jaren de Russische volksopera bij uitnemendheid. Of het nog zo zal zijn...? de naam laat het niet vermoeden!Ga naar voetnoot14 Van horen spelen kennen de meesten onzer geen noot van deze componist. Evenmin van zijn jongeren Serov en Dargomyzjski. Eerstgenoemde staat bovendien bekend als de eerste Russische muziekcriticus. Hij gaf een muziek- en theaterperiodiek uit, kon het daarmee echter niet langer dan ruim een jaar (1867-1868) bolwerken. Sommigen willen de oorzaak van dit fiasco in Serovs betrekkelijk reactionaire gezindheid zoeken: de zogezegd jong-Russische school was hem niet sympathiek (het vijftal Moesorgski, Borodin, César Cui, Balakirev en Rimski-Korsakov). Wat het specifiek Russische, het on-Europese in de werken van Serov, Glinka en Dargomyzjski is, vermag ik helaas niet aan te geven. Maar ik vermoed dat de nationalismen van de drie genoemden die van Tsjaikovski wel niet ver zullen ontlopen. En dan signaleren we in de eerste plaats een grote neiging voor het retorische; | |
[pagina 203]
| |
een verliefdheid op de donderstormende climaxen enerzijds, op de languissantste lyrieken anderzijds. De muziekgeschiedenissen noemen dat ‘... bald eine weibliche Zartheit und Sinnigkeit, bald eine halbasiatische Wildheit’.Ga naar voetnoot15 Men zou misschien ook kunnen spreken van een lijdelijke bezetenheid - men gaat denken aan Raskolnikov, aan Pseldonimov.Ga naar voetnoot16 Doch ik behoef al deze associaties niet bij u op te roepen, want wie onzer heeft de werken van Dostojevski, Gorki, Tolstoj en Andrejev niet gelezen, wie onzer kent niet de zeldzame karaktertrekken, het allesoverwinnende fatalisme en de barbaarse tederheden dezer mensen? En ook de breedsprakigheid, de liefde voor de volmaakte details, de zorgeloze onbekommerdheid om wat wij westerlingen ‘stijl’ gelieven te noemen, treffen wij zowel bij de geniale literatoren als bij de representatieve componisten aan. Rusland is het land der nooit vermoede wonderen. Er kan daar plotseling een boer, een moezjiek opstaan die occulte gaven bezit, die aan het bijgelovige hof van de bijgelovige tsaar aller Russen geroepen wordt en daar in minder dan geen tijd alleenheerser is. Raspoetin was de eigenlijke heerser over Rusland, vóór de revolutie. En in datzelfde land blijkt een der hoogste adellijken (Tolstoj) de profeet van het socialisme en, om op ons terrein terug te komen, bijna alle representatieve componisten zijn dilettanten. De componist van het Russische volkslied, Alexis Lvov, was generaal, Borodin was professor in de chirurgie,Ga naar voetnoot17 Tsjaikovski was aanvankelijk jurist, Rimski bekleedde het ambt van muziekinspecteur der Russische vloot, César Cui doceerde vestingbouwkunde aan een militaire hogeschool. Naar mijn persoonlijke overtuiging houd ik Modest Moesorgski voor het grootste muzikale genie dat Rusland tot dusverre voortgebracht heeft. En eventuele aziatismen die in onze West-Europese kunstmuziek zijn doorgedrongen, hebben wij aan hem te danken, (of te wijten, al naar ge wilt). Laat ons bedenken dat Claude Debussy's werk door deze meester een tijdlang volkomen gedomineerd is - een anekdote, door Jean-Aubry, de beroemdste Franse musicoloog van deze tijd, meegedeeld, bewijst dit eens te meer. Ik veroorloof mij die in haar geheel over te nemen: ‘Un soir où je sortais de chez Claude Debussy, me hâtant précisément pour aller entendre Boris Godounov, le compositeur me dit avec une expression plaisante et ironique: “Vous allez entendre Boris; ah!, vous verrez, il y a tout PelléasGa naar voetnoot18 là-dedans.”’Ga naar voetnoot19 Moesorgski, die van 1839 tot 1881 leefde, was zijn tijd ver vooruit. Zijn kinderliederen zijn enige tientallen jaren ouder dan het meeste werk van Hugo Wolf, de grootste Duitse liederencomponist ná Schubert. Hugo Wolf echter heet de eerste meester die het ‘woord’ in zijn liederen de rechtvaardige plaats gaf, Hugo Wolf heet de eerste liederzanger die ‘richtig deklamierte’. Ik stel er prijs op de anciënniteit van Modest Moesorgski's declamatie tenminste vast te stellen. De woordbehandeling in | |
[pagina 204]
| |
de zojuist genoemde kinderliederen is veel subtieler, veel directer dan wát van Hugo Wolf ook. Waarmee ik natuurlijk tegen Wolfs op zichzelf sublieme gezangen niets zeggen wil.
De modernste Russen, de ‘ultraïstes’. Ik kan u op het ogenblik slechts één naam noemen: Igor Stravinsky - doch die behoort dan ook tot de alleruiterste linkervleugel. Hij vormt met Alfredo Casella, de Italiaan, en diens medestander Francesco Malipiero en met de Parijzenaar Erik Satie een groep van kosmopolitische muzikale vrijdenkers wier weerga ik in de geschiedenis tevergeefs zoek. Stravinsky's laatste werk schijnt een ballet te zijn, Le sacre du printemps, waarvan de opvoering te Parijs een klein schandaal moet hebben veroorzaakt. Stravinsky's bentgenoot, de schrijver Jean Cocteau, vertelt in een boekje over de modernste muziek-, schilder- en beeldhouwkunst, getiteld Le coq et l'arlequin, wonderen van dit werk.Ga naar voetnoot20 Ik heb veel verwachting van de evolutie der publieke belangstelling, maar ik vrees toch dat men de première van Le sacre du printemps binnen tien, vijftien jaren nog niet tegemoet kan zien!Ga naar voetnoot21 |
|