Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli - Rosa Spier
| |
[pagina 200]
| |
komt de tijd (Berlioz-Wagner) dat de harp een onmisbaar, doch alledaags orkestinstrument is geworden, gelijk een fluit of een hoorn.’ Gevaert schreef zijn Instrumentenleer in 1885. Na die tijd is er nogal iets veranderd. We hebben de periode van neo-Wagnerisme doorgemaakt; Gustav Mahler heeft ons het orkest klanktovers leren ontlokken, waarvan de romantici nog pas droomden; wij hebben het expressionistisch luminisme van Debussy en Ravel doorleefd en thans liggen de schijnbaar onbegrensde gebieden der Nieuwe Kunst voor ons open. Het is niet over de pas ontbloeide Mogelijkheden dat ik het hier wil hebben, doch ik bedoel slechts in verband ermee te wijzen op het gebruik dat men speciaal van de instrumenten met ‘korte toon’, speciaal van de harp, gaat maken... Rosa Spier kan hierover meespreken. Zij heeft verleden jaar de Sonate voor fluit en harp van een der meest vooraanstaande Hollandse nieuwlichters, van Sem Dresden, helpen uitvoeren. Wat hier voor harp gedacht, geschreven wordt, wordt als het ware voor haar instrument, voor haar techniek gemaakt. Zij is waarschijnlijk een der eerste harpisten - niet van Nederland, deze concurrentie ware te beperkt - doch van het continent. Ik hoorde gisteravond van haar slechts de twee solostukjes van Marcelle SoulageGa naar voetnoot7 (voortreffelijk klinkende muziek, zonder veel inhoud of achtergrond) en de Suite voor fluit, viool en harp van Eugene Goossens. Er geschiedt niet veel in deze muziek. Het Impromptu gaat voorbij zonder enige lichte of donkere herinnering achter te laten; de Serenade lijdt onder een gebroken-akkoorden-harppartij à la Meyerbeer; en het Divertissement stijgt geen ogenblik tot de hoogte van enthousiasme of humor, die de eerste twee maten beloven. Ik wilde dat mevrouw Spier er rekening mee had gehouden dat we hier in Utrecht Debussy's Sonate voor fluit, alt en harp nog niet kennen! Het suitetje van Goossens is met dat al toch een werk dat het horen overwaard is. De heer Best blies de fluitpartij zeer fraai; de heer Waisvisz, wiens toon noch bijzonder groot, noch betoverend is, speelde zijn partij technisch heel verdienstelijk. Rosa Spier droeg het werk en ik zou alleen willen opmerken dat het samenspel misschien wat vaak het karakter van orkestspelen kreeg (iets te forse accentueringen). |
|