Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdCésar Franck
| |
[pagina 185]
| |
uitgeven van die lezingen blijkt, bezien in het licht der omstandigheden, voornamelijk een cultuurverschijnsel geweest te zijn. Doch voor een der ‘conférences’, gehouden door Charles Roland, over César Franck wil ik uw aandacht vragen. Roland noemt de meester, wiens Symfonie hedenavond uitgevoerd zal worden: ‘le fondateur de la musique symphonique française’. En met deze woorden is de grote componist inderdaad het duidelijkst gekarakteriseerd. Zijn kunst berust geheel en al op de technieken der oude Meesters, is geïnspireerd op de grote Duitse Klassieken, doch zij is in wezen niet klassiek. Johannes Brahms, wien de Grote Voorbeelden ook altoos dicht voor ogen zweefden, vertoonde affiniteiten met Schumann, met Beethoven en Schubert, en zijn apostelen hebben hemel en aarde bewogen om te bewijzen ‘dass er trotzdem ein Original war’.Ga naar voetnoot297 Wat op die wijze natuurlijk niet lukte. Franck evenwel was een gans andere natuur dan de Meesters van wie hij technisch leerde. En zodoende hebben alle kunstwerken die hij na zijn compositorische vlegeljaren schiep, een eigen accent. Vanwaar deze uitzonderlijkheid? Het leven van ‘le docteur angélique de la musique’ heeft weinig opmerkelijks vertoond. Zijn levenslijn verloopt met slechts weinig bochten en nog minder vibreert zij door plotselinge schommelingen. Ná de studietijd wachtte hem de harde muziekpraktijk en daarin is hij gebleven - tot zijn dood toe. Geen concertreizen, gelijk Berlioz die maakte, konden hem nieuwe indrukken bezorgen; geen contact met de grootste geesten van zijn tijd brachten hem schokken in zijn gedachtewereld toe, hij kende niet de schering van het leven zoals Verlaine en Baudelaire, hij kende niet de schoonheid van de Waan zoals Boccaccio, noch de levenssynthese der oosterse wijsgeren. Klein, benepen mocht hij de spitsroeden zijner achtenzestig jaren lopen - zijn ‘roeping’ was voor het oog der mensen orgel- en pianolesjes geven; de werken die hij waagde te maken, werden door de ‘autoriteiten’ met schouderophalen terzijde gelegd. De grote mannen van zijn tijd, Ambroise Thomas, de directeur van het conservatoire waaraan Franck zijn orgellessen gaf, Gounod, wiens meesterwerk Ave Maria op een preludium van Bach nog in veel fatsoenlijke bovenachterkamers door veel lieve oude-dames-zonder-muzikaliteit-en-stem op veel aftandse pianootjes gekweeld en getokkeld wordt, zij waren verontwaardigd. En terecht. Want hier kwam een Meester, een Grote aan het woord, die torenhoog boven zijn knutselende tijdgenoten uitstak; en ook in de tachtiger jaren paste Strindbergs paradox reeds: ‘Zalig zijn de kleinen, want het hemelrijk behoort hun toe en spoedig zal hun ook het aardrijk behoren!’Ga naar voetnoot298 Franck was geen Gulden Middelmatige en niets van hetgeen hij schreef, was de mensen van vroeger horen bekend; de ‘originaliteit’, die na negentienhonderd elk scheppend kunstenaar zich wil veroveren - tot elke prijs! - was voor César Franck een belemmering. Zijn werk onderscheidde zich op twee manieren van dat van zijn ook componerende tijdgenoten. Technisch: Franck kon alles; hij beheerste alle stijlen, kon zich in | |
[pagina 186]
| |
alle genres bewegen, terwijl de Franse componisten rond '70-'80 niets konden en de muzikale hegemonie volstrekt aan Duitsland was.Ga naar voetnoot299 En psychisch: Franck was een gelovige natuur; hij was een godvruchtig mens wiens levensraadsels door de kerk opgelost konden worden; zijn grootste werken kon hij eerlijk en oprecht aan de Hemel opdragen, gelijk dat andere grote kind: Bruckner. Roland zegt het zo juist: ‘Enfin et surtout, comme un primitif, Franck est un croyant et un mystique. Croyant, il l'est avec une pureté et une ferveur adorable. Comme son coeur, sa religion est toute amour, toute pitié: son Dieu, celui que son oeuvre glorifie, n'est pas le Dieu terrible et fort du Choral de Luther, ni le Dieu janséniste de Pascal - C'est un Dieu qui aime trop pour punir, c'est le Jésus miséricordieux des Beatitudes.’ Nietwaar, zulk een mens moest, en niet alleen in het Frankrijk van zijn tijd, wel een unicum blijven. Deze welhaast middeleeuwse kinderlijke gelovigheid stempelde de gehele mens, determineerde zijn ganse kunst. ‘[...] le propre de la musique de Franck est d'être non point dramatique ni pittoresque, mais contemplative, [...] c'est à dire [...] d'être l'expression d'une méditation qui, dans un élan de lyrisme, s'abstrait de la réalité matérielle et se meut entre l'apaisement et l'extase.’
Ook de symfonie is van een contemplatief karakter. Zij gaat u voorbij als in een koele kathedraal een orgelmeditatie van een zeer zeldzame meester. De orgelklank is voor of na Franck nooit volmaakter door een orkest weergegeven. Niet altijd is die eigenaardigheid een voordeel voor het klinken der stemmen: de grote, canonische koperpassages zouden, wat ‘wereldser’, wat minder ascetisch streng omkleed, stellig nog grootser geklonken hebben. Doch ik ken niets van groter klankschoonheid dan de eerste bladzijden der symfonie; deze harmonieën, deze timbres verrukken en betoveren, voeren ons ‘in ein höheres Wissen’.Ga naar voetnoot300 Het zijn bovenaardse stemmen - geen bazuinen der apocalyptische Engelen, van Berlioz - het zijn de stemmen der Serafijnen die Ernest Chausson, Francks leerling en vriend aldus beschrijft: ‘Tantôt ils planent et jettent un regard de pitié sur la terre, tantôt ils s'approchent, et prennent part aux | |
[pagina 187]
| |
douleurs des hommes. Peut-être mème qu'ils ont vécu autrefois, et que ces douleurs qui les touchent, ils les ont connues eux aussi. Cet attendrissement leur donne quelque chose d'humain.’Ga naar voetnoot301 | |
[pagina 188]
| |
Barend Renden, tweede fluitist van het USO en pianosolist.
(collectie Nederlands Muziek Instituut)
Willem Pijper 1913.
| |
[pagina 189]
| |
Ingang van Concertgebouw Tivoli en omslag van de programmaboekjes.
| |
[pagina 190]
| |
Gerard Veerman, tot 1916 concertmeester van het USO, was primarius van het Veerman-kwartet.
Omslag van een programmaboekje van Concertgebouw Tivoli.
| |
[pagina 191]
| |
Het Amsterdamsch Strijkkwartet bestaande uit Louis Zimmermann, Johan Herbschleb, Herman Meerloo en Frits Gaillard.
(collectie Nederlands Muziek Instituut) |
|