Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdBeethovens pianoconcerten
| |
[pagina 179]
| |
speelde drie langere, concerterende fragmenten, ingeleid en aan elkaar gekoppeld door instrumentale gedeelten (tutti). Men herkent in deze driedeligheid onmiddellijk het sonatecliché: expositie, doorvoering, terugkeer. Maar bij het concerto was alles uit de aard der zaak veel uitgebreider. Het eerste tutti had vaak bijna de omvang en de betekenis van een ‘normale’ expositie met eerste en tweede thema, overleiding en slotgroep; hierna pas begon het concerterende instrument met zijn solo, waarin dit alles nog eens gezegd werd, terwijl elke langzamere passage rijkelijk met fiorituren werd opgesmukt. De tweede ‘solo’ vervangt de doorwerking en de derde de terugkeer (analoog aan de expositie, doch met andere toonaardverschuivingen). In het laatste tutti, dat meestal uit slechts enkele maten bestaat, houdt het orkest op het kwartsextakkoord van de grondtoon even op, om de solist gelegenheid te geven aan zijn cadens te beginnen... De cadens, roem, zevende hemel van de vorige virtuozengeneraties, nachtmerrie van het grootste deel der waarlijk fijnvoelenden. De cadens is bedoeld niet om de solist gelegenheid te geven de krachttoeren ener ‘ongelooflijke’ techniek te vertonen, doch om een proeve van bekwaamheid in het improviseren af te leggen.Ga naar voetnoot283 Aan Mozart, aan Beethoven, vóór alles meesters van de vrije improvisatie, schonk de cadens gelegenheid om hun zojuist verwerkte gedachten ‘voor de allerlaatste maal’ te resumeren, wat men hoogstens ietwat overbodig, doch nooit onlogisch mag noemen. De componisten die hun eigen concerten speelden, schreven de cadensen gewoonlijk niet op. Ook Beethoven deed dit aanvankelijk niet. Maar, kenner van zijn gildebroeders, kenner ook van de zich gevaarlijk ontwikkelende virtuozenschool (was Czerny niet gedurende vele jaren zijn pianoleerling?!), voorzag hij welk lot zijn concerten te wachten stond en schreef dus meerdere zijner cadensen op. Helaas worden die maar al te vaak genegeerd ten behoeve van de briljante, maar ijlhoofdige virtuozennummers der ook componerende pianowonderen. De cadens moet volgens de heilige traditie zijn: resumé, beknopte samenvatting der verwerkte gedachten; ze is helaas vaak: de monsterlijke uitwas aan een schone boom en het conventionele inleidende kwartsextakkoord beduidt de achilleshiel van menig halfgoddelijk werk. |
|