Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdIngezonden
| |
[pagina 148]
| |
van de kostbare repetitie-uren? Ten slotte constateerde ik slechts dat de heer Van Gilse zeer weinig Hollands werk had uitgevoerd, en niet dat er zo goed als geen Nederlandse noviteiten op de programma's kwamen, wat iets anders is. Daar is, in het U.S.O. tenminste, toch nog zoiets als een Hollands repertoire? Of is men ineens alles verleerd, vergeten of ontgroeid wat men onder Hutschenruyter ingestudeerd had?
Doch ook de dirigent van het U.S.O. blijkt het dringend noodzakelijk te hebben gevonden om zijn houding tegenover de nationale componisten te rechtvaardigen, zij het dan ook dat die rechtvaardiging geschiedde ten koste van de goede naam van één dier zozeer geapprecieerde collega's. Jan van Gilse diskwalificeert mij als objectief verslaggever. De kwestie waar het om gaat, is echter alleen: of ik terecht beweerde dat er verleden jaar te Utrecht te weinig werk van Nederlandse componisten werd uitgevoerd. In zijn lang stuk ontzenuwt Van Gilse deze bewering niet: al wat hij te berde brengt, kan slechts ten doel hebben de aandacht af te leiden van het feit waar het om gaat. Op zijn, voor de lezers van Caecilia en Het Muziekcollege oncontroleerbare betichtingen - ze konden van een querulant afkomstig zijn - ga ik niet in. Ze laten mij volkomen koud. Ik schreef niet over mijn eigen werk, noch over mijn eigen persoon en dat zal ik ook nu niet doen. In niets ter zake doend getwist begeef ik mij niet. Ik constateer dus nogmaals: dat de heer Van Gilse wél tijd vond om allerlei, ten dele onbelangrijke, niet-Hollandse werken opnieuw in studie te nemen en uit te voeren, doch niet om important, Hollands repertoirewerk op te leggen en te spelen. [naschrift van de redactie]Ga naar voetnoot220 |
|