Ingezonden stukken
Naar aanleiding van ‘De Nederlandse componisten van het seizoen. Utrecht’, door Willem Pijper 1 november 1918 (Caecilia en Het Muziekcollege)
[door Johan Wagenaar]Ga naar voetnoot215
Geachte redactie,
Met plaatsing van het volgende zoudt u mij ten zeerste verplichten. Het betreft Willem Pijpers verslag ‘De Nederlandse componisten van het seizoen’ (Utrecht) en voornamelijk het fragment daaruit dat ik hier volgen laat.
Overal elders groeit de belangstelling voor het nationale werk, overal elders beginnen de Nederlandse componisten eindelijk de belangstelling te ondervinden waarop zij recht hebben! Doch achteruitgang in Utrecht, dat vroeger, onder Hutschenruyters regime wel het elysium der jongere (liever: onbekende) Hollandse Meesters en Gezellen werd genoemd! Jan van Gilse heeft deze erfenis van zijn voorganger tenminste niet aanvaard!
Mijn billijkheidsgevoel noopt mij, naar aanleiding van deze uitspraak en van hetgeen er nog verder dienaangaande volgde, enige woorden te schrijven ter rechtvaardiging van Van Gilse.
De positie van dirigent van het U.S.O. is een zeer moeilijke; het is een feit dat Van Gilse onder bepaald ongunstige condities werken moet. De strijd om het bestaan brengt voor het U.S.O. mee dat het vaak verhuurd is aan zangverenigingen en zéér veel moet reizen. Hoeveel zuivere repetitietijd er met dat reizen, vooral onder de bekende reisomstandigheden, verloren gaat, kan iedereen bevroeden. Gevolg is dat de tijd om te repeteren voor Van Gilse zeer karig is toegemeten, dat hij zelfs in de drukste tijd van het winterseizoen ternauwernood tijd vindt voor een behoorlijke voorbereiding van gewone repertoirenummers.
Als men nu bovendien bedenkt dat de voorbereiding van nieuwe werken (en vooral moderne), die nagenoeg alle manuscript zijn en waarbij meestal óók nog fouten uit de geschreven orkestpartijen moeten gecorrigeerd worden, ontzettend veel tijd kost, dan zal men allicht gevoelen dat Pijpers uitspraak, hierboven geciteerd, met de voorafgaande feiten te weinig rekening houdt.
| |
Het is mogelijk dat Hutschenruyter vroeger meer Nederlandse composities ten gehore bracht, maar, indien dit zo is, moet men in aanmerking nemen:
1e | Dat Van Gilse in een nieuwe positie stond. |
2e | Dat verleden jaar de moeilijkheden met het reizen nog zijn toegenomen en daardoor veel tijdverlies werd veroorzaakt. |
3e | Dat het U.S.O. een bestaanscrisis doormaakte, die natuurlijk de dirigent veel zorgen baarde en waardoor zijn denken niet weinig, soms geheel, in beslag werd genomen.
Bedenkt men deze drie punten, dan zal men tot de conclusie moeten komen dat Van Gilse zoveel voor de composities zijner landgenoten heeft gedaan, als hem maar enigszins mogelijk was. |
Ik kan trouwens getuigen dat ik tot nu toe nog nooit tevergeefs bij Van Gilse heb aangeklopt voor nieuw werk mijner leerlingen; integendeel, in twee gevallen had Van Gilse reeds een uitvoering toegezegd alvorens ik hem daarom verzocht had.
Kortelings heb ik nog bijgewoond hoe hij twee volle uren besteedde aan het werk van een zeer jeugdig componist, terwijl hij volstrekt niet vooruit de zekerheid had dat dit werk voor een uitvoering rijp zou zijn. Dit was dan toch zeker wel een bewijs van belangstelling in werk van aankomende landgenoten.
Mijn gevoelen is dan ook dat Van Gilse wél zijn morele verplichtingen tegenover zijn componerende landgenoten voelt en dat hij ernstig de goede wil toont om Nederlandse werken uit te voeren. De tijd voor werkelijk goede voorbereiding moet echter te vinden zijn.
Ten slotte, hoe verheugend ook het feit is dat verslaggevers zich warm maken voor de nationale muziek en de uitvoering daarvan, er moet mijns inziens wel degelijk nota van worden genomen dat de orkestdirecteuren naast de ideële kunstbelangen de eisen van het concertpubliek en daarmee de bestaansvoorwaarden voor hun orkesten in het oog hebben te houden.
|
-
voetnoot215
- Met deze ingezonden brief raakt Wagenaar voor de tweede maal in korte tijd betrokken bij het oplaaiende conflict tussen Van Gilse en Pijper. In het voorjaar van 1918 had Wagenaar trachten te bemiddelen toen Mengelberg ervan afzag Pijpers FĂȘtes galantes in Utrecht uit te voeren.
|