Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdOrgelconcert
| |
[pagina 140]
| |
andere, originelere werk te horen te krijgen. Dusch schreef voor orgel reeds een voortreffelijk Preludium en fuga... misschien voelt de heer Petri ervoor? Het Kerstliedje is, op zichzelf beschouwd, een fijn, teer gezangetje, blank van stemming en puur devoot. Martine Dhont, die zich de laatste tijd sterk voor de jonge Utrechtse componisten is gaan interesseren, zong dit verrukkelijk. Mahlers Um Mitternacht imponeerde en het kleine ongelukje verminderde het niets, hoegenaamd. Overigens is dit waarlijk een bovenmenselijk lied; ik vraag mij af of het eigenlijk wel uitvoerbaar is. Met orkest: ik heb nog geen zangeres in het laatste couplet horen domineren, of zelfs maar verstaanbaar blijven. Met orgel - ja, het accompagnement is aanvaardbaar, doch waar blijft de goudglans van de harpen, de pauken in de laatste strofe? Waar het emotionerende lage-fluitensforzato, waar het onbeschrijfelijke timbre der hobo d'amour? Al deze schoonheden, zoals ook die loslopende toonladders, grondeloos diep, in de tuba, de contrafagot, zijn op het orgel volstrekt niet te benaderen. De heer Petri speelde het lied overigens mooi genuanceerd - hij had er in allen gevalle een partituur van gemaakt! Eén bedenking heb ik: tegen het tempo, dat voor mijn gevoel te gejaagd was. Van Petri's orgelvoordrachten veel te zeggen is, geloof ik, overbodig. Het meest genoot ik van Francks Prélude, fugue et variation, bepaald voortreffelijk scheen mij die pastorale inleiding, die de heer Petri betrekkelijk vlak speelde, als een wazige, even geaccidenteerde horizon, vroom als het landschap, verstild als de avond zelve. Ook in Bachs Passacaglia was veel schoons. Jammer dat het quasi-compositorische heropbouwen van het meesterwerk in het midden mislukte, de grote lijn ging daar helaas door ogenblikkelijke onrustigheidjes - door even verslappen der concentratie misschien - verloren. Bijna niets, ten slotte, valt er te zeggen van de Fantasia van J.M. Beobide. Had het programma niet verteld dat de componist organist te Burgos, dus waarschijnlijk een Spanjaard wasGa naar voetnoot206 - ik had het voor alles anders kunnen houden en waarderen, met het respect dat men voor elke uiting van een waarlijk muzikaal-gevoelig mens heeft. Van het tegenwoordige Spaanse accent (Turina!) ontdekte ik geen spoor. Het stuk is van kleur waarschijnlijk wat warmer, donkerder, dan Bossi en het is ritmisch interessanter dan het doorsnee Duitse orgelwerk uit de periode van Mendelssohn tot en met Reger. |
|