Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdLaatste Enderlé-concertGa naar voetnoot194
| |
[pagina 131]
| |
Vooral de beide eerste delen hebben mij buitengewoon geboeid. Het laatste deel leek mij van tijd tot tijd wat nodeloos tumultueus, doch ik weet niet in hoeverre ik dit aan de reproductie moet toeschrijven. Het wil mij voorkomen dat mevrouw Grelinger en Georges Enderlé in deze Finale niet hun gelukkigste momenten hadden. Enderlé speelde hier, dunkt mij, harder en ruwer dan zijn bedoeling was en mevrouw Grelinger had ook haar ergste ‘ongelukjes’ voor het laatst bewaard. Het spel dezer violoncelliste is moeilijk met één woord te omschrijven. Er zijn wel goede eigenschappen - muzikaal is mevrouw van Leeuwen-Grelinger wél. (Vergis ik mij niet, dan componeert ze ook. Ik meen in 1914 of '15 eens een paar zeer Duitse liedjes van haar te hebben gezien. Ik gelóóf zelfs ‘oorlogs’liedjes - zoiets van een soldaat die zijn liefste van het slagveld een ‘Himmelsschlüsselsträusslein’ stuurde).Ga naar voetnoot195 In hoeverre nu mevrouw Grelingers violonceldispositie haar sterkste talent is, waag ik niet te beoordelen. Mij dunkt: ze zal nog wel meer talenten hebben - haar cellospel is in ieder geval nog niet af, nog lang niet voldoende ontwikkeld. Technische moeilijkheden (passages!) doen haar voordracht verongelukken - de hoogste tonen intoneert zij bepaald hinderlijk onzuiver. De toon is nog niet groot of rijk geschakeerd. Alles in alles geloof ik dat Schäfers sonate hier wel een volmaakter introductie verdiend had. De betrekkelijke onvolmaaktheden van het violoncel- en ensemblespel manifesteerden zich het duidelijkst in de Beethovensonate. Hun Beethoven leek mij waarlijk te lyrisch - het Rondo bijvoorbeeld was voor mijn gevoel hoogstens Haydn! Ook zou ik naar aanleiding van de Sonate van Lalo soortgelijke opmerkingen moeten maken. Een meesterwerk is dit nu juist niet, doch door deze reproductie werd het toch al weinig geaccidenteerde muzikale terrein zo vlak als een parketvloer. Alles, ook het Allegro, klonk als een zelfgenoegzaam Andante - men hoorde een overmaat van vijfde trappen en de structuur was zo onduidelijk, dat men nog uren had kunnen doorgaan zonder zich (en ons) te oriënteren. Ik geloof dat het voornaamste kenmerk der Sonate slapheid is - de structuur is slap, de harmonie, het ritme - alles was ‘pappig’. Misschien had een gepassioneerde ijzer-ritmische reproductie heel veel aanvaardbaar gemaakt. Maar toch niet alles, denk ik! De Enderlé-concerten zijn hiermee afgelopen en Georges Enderlé heeft bewezen beter pianist dan organisator te zijn (welk bewijs we overigens, gelukkig, niet nodig hadden). De pianist Enderlé heeft niet één keer solo gespeeld (wat ik zeer stellig verkeerd vind), en de concertgever Enderlé heeft zijn aandacht nauwkeurig tussen de klassieke en de moderne literatuur verdeeld (wat ik in dit geval jammer vind). Noviteiten waren: de onmondige Vioolsonate van het wonderkind Korngold, het Pianokwartet van Fauré (dit weet ik trouwens nog niet zo zeker), Variaties voor twee piano's van Holländer, de Sonate van Schäfer (en die van Lalo?). Van de jong-Franse school... niets. Van de tegenwoordige Hollanders... alleen Schäfer. | |
[pagina 132]
| |
Van de belangrijke nieuwste Duitsers: alleen een solosonate voor viool van Reger (ik wil voorlopig de jonge Korngold nog niet tot de ‘belangrijke nieuwe Duitsers’ rekenen). Van de Spanjaarden, de Russen... niets. Men ziet: in zoverre is Enderlés cyclus een teleurstelling. Waarom treedt de pianist Enderlé niet als solist op? Hij speelt toch het pianowerk van Debussy? Hij kent toch Ravels Gaspard de la nuit, toch Erik Saties' ongelooflijk droog-geestige pianoparadoxen? Hij hoorde toch van de schitterende nieuw-Spaanse pianomuziek (Turina's Sevilla!)? En Busoni - Václav Štěpán - Josef Foerster - Arnold Schönberg - Albert Roussel en tientallen, twintigtallen anderen, die men zó zou kunnen noemen?! Dit alles was nuttiger en nodiger geweest dan (hoe mooi en verdienstelijk gereproduceerd ook): een vioolsonate van Grieg, een vierhandige sonate van Mozart of Caprices van Saint-Saëns, een verouderd declamatorium van Liszt, een pianokwartet van Mozart of het [Piano]kwintet van Dvořák, nuttiger ook dan een niet helemaal voldoende weergave van een prachtige cellosonate van Beethoven. Resumerende: ik schreef reeds vroeger dat ik hoopte dat Enderlé zijn abonnementsconcerten in het volgende seizoen zou vervangen door een eigen optreden, met het U.S.O. of op een ‘eigen concert’. Doch - is Georges Enderlé reeds te veel gehecht aan zijn kamermuziekavonden, laat hij dan bedenken dat de klassieke en romantische literatuur reeds lang en reeds beter dan door een incidenteel ensemble hier ingevoerd is. Aan de jongeren de taak om de muziek van deze tijd bekend te maken. Aan de Utrechtse musicus Enderlé de taak ‘het nieuwe geluid’Ga naar voetnoot196 in Utrecht te helpen introduceren! |
|