Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdDerde Enderlé-concert
| |
[pagina 116]
| |
nen volstaan - hij zei Bürgers Lenore, in de Hollandse vertaling van Frans Bastiaanse, met de vrij zware en drukkende muziek van Liszt - en mij bepalen bij de quatre-mains van de heer en mevrouw Enderlé. Dit laatste lijkt mij ook niet overbodig, omdat men zo goed als nooit een hele avond van louter vierhandig pianospel te beschouwen krijgt. Bijna schreef ik: gelukkig niet - want eerlijk gezegd is het genre op den duur schrikkelijk vervelend! Het doorsnee pianotimbre immers is steriel, op het starre af - de klank is dood, vergeleken bij het levende, vibrerende geluid van een viool, een hoorn. Gaat men nu deze klank eenvoudigweg verdubbelen, dan ontstaat er uit de aard der zaak niet de minste kleurschakering. Van een concertante samenwerking (de klassieke pianoconcerten: de solist en het begeleidende, steunende of interrumperende orkest) is geen sprake. Van een dialogiseren in de trant van een ensemble met piano (strijkers- of blazerstrio's et cetera) is al evenmin sprake. Het is een gesprek tussen twee volmaakt gelijkgezinde, gelijkgestemde individualiteiten: men is het bij voorbaat eens en heeft elkaar, alles wel beschouwd, niets te zeggen! De zaak zuiver stellende, bemerkt men dat het enige verschil tussen een ‘enkelvoudige’ pianovoordracht en dit een gradueel verschil is: men kan in dezelfde tijd eens zoveel noten ‘runterspielen’ en - vulgair gezegd - ééns zoveel lawaai maken! Uit dit alles zou men allicht afleiden dat ik een tegenstander ben van deze op zichzelf aantrekkelijke muziekmakerij. Dit is niet zo: het vierhandige spel op twee piano's lijkt mij een voortreffelijk hulpmiddel om zichzelf met symfonisch werk vertrouwd te maken, vooral met moderne symfonieën, die in ‘gewone’ vierhandige bewerkingen te veel verliezen (er bestaat een voortreffelijk arrangement van Mahlers Tweede voor deze bezetting!). Doch voor concertgebruik lijkt mij deze muziekmakerij minder aanbevelenswaard. Ten eerste door het reeds genoemde uiterst vermoeiende gebrek aan schakering, ten tweede door de betrekkelijke onbelangrijkheid van het repertoire. Er zijn maar heel weinig originele werken (oorspronkelijke gewone vierhandige muziek is er veel meer en beter), Saint-Saëns schreef wat concertstukken, Brahms bewerkte zijn Kwintet voor twee piano's,Ga naar voetnoot167 Schumann schreef een Andante met variaties. Maar Saint-Saëns' Capricen zouden voor piano solo even goed geklonken hebben, Mozarts Sonate zou ‘gewoon’ vierhandig stellig gracieuzer, Mozartesker zijn, Schumann schrijft voor twee piano's alleen maar minder gelukkig, dik-onhandig en vol overbodige da capo's (da capo's om piano II in de gelegenheid te stellen hetzelfde dominerende frasetje dat piano I zojuist speelde, ook ten beste te geven). Om tot de vierhandigheden van gisteravond te komen: Holländers Variaties op een thema van Schubert kende ik niet. (Het thema van Schubert, ik moet het tot mijn schande bekennen, herkende ik ook niet.) Dit is werkelijk een aardig, vrij origineel werk, waarin van de mogelijkheden een boeiend en zaakkundig gebruik is gemaakt. De gelukkigste variaties lijken mij die in driedelige maat - die walsachtige is al heel aardig - minder boeiend zijn de Brahms-achtige eerste en tweede variatie en helemaal niet fraai vond ik die ene, chromatische, waarin én de brokkelende melodiek én de vette harmoniek slechte Reger-invloeden vertonen. | |
[pagina 117]
| |
Van het overige werk valt niet veel te zeggen. Mozarts Sonate in D en de beide Capricen van Saint-Saëns zijn overbekend en geven geen aanleiding tot nauwkeurige bespreking. Voor de uitvoering heb ik niet veel anders dan lof. Het Andante van Mozart begon voor mijn gevoel wat snel en de beide partners waren het (met name in de Haydn-achtige Finale) wél eens over de noten, doch niet over het pedaal, zodat de klank van tijd tot tijd nogal ‘waaide’. Het begin van Saint-Saëns' Caprice héroïque was misschien wat gejaagd - Holländers Variaties lukten waarschijnlijk het beste van alles. De pianist Enderlé besprak ik pas voor drie weken. Ook mevrouw Enderlé-Makkink gaf vaak zeer goed pianospel, doch zij onthoudt ons zorgvuldig de gelegenheid om over haar eigen persoonlijke kwaliteiten een oordeel te vellen. Is dit overmatige, dus verkeerde bescheidenheid??? |
|