Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concert
| |
[pagina 114]
| |
Op dit ‘laatste solistenconcert’ zong mevrouw Berthe Seroen.Ga naar voetnoot162 (Er komt nog een ‘allerlaatste’! Volgende week speelt Barend Renden het Concert van Grieg, dat hij onlangs op een ‘Van Bach tot en met Mahler’-avond zo fris heeft voorgedragen!) Het lijkt mij nu tamelijk overbodig om over mevrouw Seroens optreden veel te zeggen: het was in één woord een zeer belangrijk - misschien wel het allerbelangrijkste - optreden van het seizoen. Juister gezegd: een der interessantste avonden uit de serie ‘Tivoli-solistenconcerten’. Berthe Seroen is zonder twijfel een buitengewoon begaafde vrouw en zij lijkt mij bovendien een groot artieste (niettegenstaande mij gisteravond sommige dingen wat uiterlijk effectueus leken - wat ik nog niet van haar ontdekte!). Een der grootste zangeressen is zij zonder de minste twijfel - zang-technisch was het vaak verbluffend. Blijven alleen te bespreken: haar liederen. Een onderschrift onder het programma - het hoofdartikel van het Tivoli-weekblad - vertelde ons dat wij Ravels Shéhérazade ‘voor het volgende seizoen’ te goed moesten houden ‘wegens gebrek aan voldoende voorbereidingstijd’. Men heeft zich daarbij neer te leggen, ofschoon het voor velen een deceptie was! In plaats van de lang beloofde en verwachte ‘moderne Franse lyriek’ kregen wij dus twee liederen van Henri Duparc - een der leerlingen van César Franck - die men met de beste wil van de wereld niet onder de ‘moderne’ Fransen kan rekenen. Van de beide werkjes is L'invitation au voyage overbekend met pianobegeleiding. Onder het aanhoren van Duparc - en ook van Francks Procession - heb ik mij onophoudelijk af zitten vragen van wie toch bij mogelijkheid die slechte instrumentatie zou kunnen zijn. Van Duparc zelf?Ga naar voetnoot163 Het is niet onmogelijk en dan ben ik helaas blij te moeten erkennen dat ik van deze voortreffelijke lyricus ook niet één orkestwerk ken. Deze instrumentatie klonk in één woord affreus - het is een klankgeklodder zonder weerga met loeiende hoorns en (het slot van Invitation au voyage) met Feuerzauber-achtigGa naar voetnoot164 knetterende harpen (die beter hadden kunnen stemmen). Het enige persoonlijke vondstje waren - in Phidylé - die hele lage fluitensforzato's. Waarschijnlijk zou een veel meer gesublimeerde uitvoering nog heel wat kunnen redden. ‘Misschien alles’, zei iemand. Maar dit geloof ik toch niet! Ik spreek - met opzet - slechts over de instrumentatie. Als compositie hebben de liederen hun eigenaardige schoonheid, een schoonheid die men met Baudelaire zou kunnen noemen: ‘quelque chose d'ardent et de triste, quelque chose d'un peu vague, laissant carrière à la conjecture’.Ga naar voetnoot165 Doch ik hoop Duparc nog eens nader te kunnen bespreken na een uitvoering van sommige zijner liederen met pianobegeleiding. | |
[pagina 115]
| |
Ook Francks Procession heeft door de instrumentatie niet gewonnen - ofschoon het ontegenzeggelijk minder verloren heeft dan de liederen van Duparc. Vreemd dat al deze orkestratiën zo weinig Frans - goed-Massenet- of Saint-Saëns-achtig Frans - klinken. Het is nooit transparant en zelfs maar heel zelden bekoorlijk. De instrumentatie van Diepenbrocks Berceuse was een verrassing, zoals ook de kennismaking met dit prachtige liedje, een paar dagen geleden, voor mij een verrassing was. Waarlijk - ik heb nooit geweten dat Diepenbrock zó subtiele en persoonlijke accenten had - ik wist niet dat hij in dit genre zulk een Meester was. Hier vindt men niets of bijna niets meer van de Wagner-invloeden van vroeger - de lengten van ander (ouder) werk hebben plaatsgemaakt voor een beknopte, boeiende structuur - Diepenbrock heeft hiermee een geheel eigen kunst gegeven. Mogen wij hier te Utrecht zijn nieuwste orkestwerken ook spoedig horen (de muziek bij Aristophanes' De Vogels - Faust-muziek). Berthe Seroen zong vooral dit onovertrefbaar. Eindelijk een Chant de mal van Huberti, waarover niet veel anders op te merken valt dan dat het zoete, goed klinkende muziek is, die met wél eigen ritmen, een maximum van sext- en kwartsextakkoorden en een minimum van eigen compositorisch inzicht geconstrueerd is - en ten slotte: dat het gebisseerd werd. Liever had ik Diepenbrocks Berceuse nog een keer gehoord... Over de orkestwerken kan ik ditmaal kort zijn. Behalve Mozarts Maurerische TrauermusikGa naar voetnoot166 - goed gespeeld - de nieuw-Franse werken van het seizoen: Debussy's Nocturnes en Ravels Ma mère l'oye, over de reproductie waarvan ik mijn mening vorige week pas zei. En ook de uitvoering van gisteren heeft mij niet tot andere gedachten gebracht. Het blijft voor mijn gevoel te zwaar, niettegenstaande de veel snellere (waarschijnlijk te snelle) aanvangstempi van Nuages en van Le jardin féerique. Alles in alles leek mij Berlioz' Carnaval romain, dat het concert besloot, van de orkestwerken het zuiverst gereproduceerd. |
|