Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concert
| |
[pagina 110]
| |
neer te zetten ‘wie ein Naturlaut’ (men denke aan Mahler III), doch die óók vaak strandt wanneer het erom gaat de kelk van een lied met de wijn der eigen doorleefde emotie te vullen. Maar Reidels wijze van zingen is heel wat geciviliseerder! Ook speelde Lucy van Hulst het Violoncelconcert van d'Albert en dit optreden was niet alleen veel gemotiveerder: het was somtijds een verrassing! Het concert van d'Albert heeft mij tot nog toe nooit veel meer (of minder) geleken dan een vlotte muziekmakerij. D'Albert bewijst ook hiermee weer dat hij geen componist bij de gratie der muzen is, doch dat hij muziek in zich voelt, anderer en eigene, en daar hij het handwerk volkomen verstaat, schrijft hij zijn werken grif neer, vlot en charmant, meer assimilerend dan componerend. De betrekkelijke onoriginaliteit (Wagners erfgenamen en Richard Strauss kunnen hoge renten van hem verlangen voor ‘huur van materiaal’!) hindert mij minder; doch één bezwaar heb ik tegen dit werk - de instrumentatie, die zelfs twintig jaar geleden reeds een volstrekt anachronisme geweest zou zijn. Alles, tot zelfs de vaak mooie melodische lijnen van het solo-instrument toe, rust op de harmonie gevende hoorns. Hij begaat zonder blikken of blozen de onvergeeflijke ouderwetsigheid van sommige solofrasen vierkant dood te drukken onder een massaal daverend tutti, een tutti dat de arme soliste zó definitief verplettert als een baksteen een mugje. Op een enkel hoogtepunt verschijnt een der melodieën in de trompet, alsof het minstens een Götterdämmerung betrof. (Ook Reger bijvoorbeeld begaat dergelijke ‘vergissingen’. Men denke eens aan zijn hier door en door bekende Mozart-variaties!) En onder en tussen alles, gedurende de meest fragiele solomomenten, koeren de hoorns, irriterend door hun zwaarlijvige sentimentaliteit. ‘De kwelende liedertafelaars van Wagners epigonen’ noemde iemand ze, zó gebruikt, eens oneerbiedig.Ga naar voetnoot158 Doch er staan ook bladzijden voortreffelijke violoncelmuziek in het stuk. Lucy van Hulst heeft haar grote, zware partij - die haar psychisch bovendien helemaal niet ligt, dunkt me - buitengewoon muzikaal en met een plezierige durf gespeeld. Haar toon is niet groot of massief en misschien ook niet vérdragend genoeg, doch zij is gelukkig zo verstandig om haar niet grote, doch heldere, reine toon nergens te forceren en bijna nergens ruw te worden (enkele slordigheidjes met de sextenpassages vergeven wij haar maar al te gaarne!). Alles in alles: een hoogst muzikaal optreden dat het enthousiaste applaus volkomen verdiende. Het concert eindigde met het Voorspel derde akte Lohengrin (Festmusik). En ik moet zeggen dat de heer Van Gilse en het orkest dit stuk buitengewoon fraai gespeeld hebben. Wanneer men een gehele winter van Wagner vrijwel niet anders hoorde dan het Voorspel Fliegende Holländer, wanneer men dus fris tegenover Wagners massale, doch weelderige en wonderbaarlijk klinkende orkestmuziek komt te staan - wel, dan opponeert men niet! Het is theatermuziek en het is zelfs dikwijls grof, en zonder Wagners meer dan luxueuze apparaat gaat met de uiterlijke praal ook de helft van de inhoud verloren. Doch Wagners symfonische stukken, ook dit Voorspel, zijn zonder voorbehoud meesterwerken! De heer Van Gilse speelt dit voortreffelijk: het ritme heeft het noodzakelijke zwaar-feestelijke, de instrumentatie imponeert, de melodische lijn heeft de tournure die Wagner zich voorgesteld moet hebben; het korte stuk werd een der allerbeste uitvoeringen van het seizoen. Ik geloof dat de heer Van Gilse een groot Wagner-dirigent zou kunnen zijn! |
|