Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdPensioenfonds-concertGa naar voetnoot139
| |
[pagina 97]
| |
ke grote bezwaren zich voor en na een auditie van een van Strauss' symphonische Dichtungen tegen het genre en tegen het specimen aan ons opdringen. Die keer had ik het mooi gevonden: Strauss' uitbundige harmonieën enzovoort hadden mij werkelijk meegesleept en ik schreef die kritiek nog onder de indruk van het levende, pulserende kunstwerk. Gisteravond niet alzo. Het werk liet mij koud en ik merkte met verbazing op - niet voor de eerste keer, o lezer! - dat er zelfs geen gradueel verschil is tussen de ‘Tod’ van Strauss' held en zijn ‘Verklärung’. En waarom is het alles zo ontzettend tumultueus? Het is, op zijn minst genomen, merkwaardig - nietwaar? - dat de meester juist zijn aller-allerhevigste geluidsexplosies blijkt bewaard te hebben tot daar waar hij de Hemelse Zaligheden moet gaan uitschilderen. Inderdaad is deze ‘Himmelsraum’ welhaast armzaliger, burgerlijker dan de bewuste ‘Ärmlich kleine Kammer’, waarin de held zo natuurgetrouw de laatste adem uitblaast! De uitvoering was ditmaal nóg beter dan voor zes weken. Ten eerste klinken deze fortissimo's uit de aard der zaak in Tivoli beter dan in het Gebouw - waar ze trouwens eigenlijk helemaal niet klinken, maar stukslaan.Ga naar voetnoot140 En ten tweede was het orkest er veel beter in en speelde dus zo goed als misschien nooit tevoren. De Leonore III speelde men eveneens voortreffelijk: de heer Van Gilse had in deze beide werken zeer goede tempi. De begeleiding van het Pianoconcert en de uitvoering van de Rosamunde-muziek lukten voor mijn gevoel minder. Bij Schubert klonken de blazers nogal uit elkaar - en waarom speelde de klarinettist dat triolenfiguurtje uit het eerste middenstukje van de entr'acte zo rubato? Ik had dit vroeger, meen ik, nooit opgemerkt: het wordt wel erg weinig pastoraal zo; meer opera-pathetisch! Ook bij de balletmuziek kan ik 's heren Van Gilses opvatting niet delen. Verder was daar Frederic Lamond met het Vijfde pianoconcert van Beethoven. Alleen reeds naar aanleiding van deze magistrale vertolking zou ik een halve kolom kunnen vullen met beschouwingen over de Persoonlijkheid Lamond en over de mijns inziens onovertrefbaar-Beethovense wijze waarop hij dit werk speelt. Beter dan er mij met een algemeenheid van af te maken, lijkt het mij te constateren dat wij op paaszondag van Lamond de Appassionata te horen kunnen krijgen! Ten slotte was daar dr. Johan Wagenaar met zijn uitmuntende a-cappellakoortje, dat ons onder andere de eerste auditie hier ter stede bezorgde van zijn Chanson - in het vorige seizoen door de Madrigaalvereeniging van Sem Dresden het eerst uitgevoerd. Het lijkt mij - hoewel het heel logisch en eenvoudig klinkt - toch een uiterst lastig en gevaarlijk koortje, zó gevaarlijk dat zelfs het voortreffelijke ensemble van gisteravond er nog niet alles uithaalde wat erin zit. Er staan tal van geestige en fraaie details in - laten wij hopen dat we het deze winter nog eens te horen krijgen. ‘Frans’ in de tegenwoordige (Debussy- of Ravel-)betekenis is Wagenaar hier overigens niet. Bij welke stijl het aan zou kunnen sluiten, weet ik waarlijk niet! Misschien bij een of andere ouder-Franse school? Het koor zong behalve een Psalm van Sweelinck nog twee Duitse koortjes van de Rus César Cui, die beide buitengewoon goed klinken, vooral de - overigens niet al te Nachtelijke - Nocturne. Er staan veel mooie, doch ook alweer gevaarlijke modulaties | |
[pagina 98]
| |
in dit werkje. Ritmisch zijn ze geen van beide interessant, wat mij eigenlijk nogal verwonderde. Ik herinner mij van César Cui namelijk een orkestwerkje - Petite suite, meen ikGa naar voetnoot141 - waarvan de ritmiek juist iets heel aardigs en persoonlijks had - in zoverre vielen deze stukjes mij dus betrekkelijk tegen. Het concert was veel te lang. Voor men goed en wel op straat stond, was het kwart voor elf! Zonder de - overigens zeer gewaardeerde! - medewerking van Wagenaars koortje zou het programma een behoorlijker lengte hebben gehad. Men vergist zich gewoonlijk met de duur van Beethovens concerten. Dit Vijfde is van afmetingen en van inhoud niet meer of minder dan een symfonie! De leden van het orkest, voor wie dit in zekere zin een ‘eigen avond’ was, hebben zich buitengewoon ingespannen, en dat met daaraan geëvenredigd succes. Ik heb ons U.S.O. tot dusverre nog maar één keer even goed of beter horen spelen! |
|