Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
Vierde Stadsconcert
| |
[pagina 79]
| |
bewonderen. Dit deel is het meest fantastische (ook leek mij Röntgens reproductie hiervan het meest geslaagd). Julius Röntgen speelde na de pauze, behalve een Moment musical van Schubert en Schumanns Aufschwung, vier Oudhollandse kabinetstukjes van zichzelf en het ligt voor de hand dat ik de componist Röntgen behandel vóór de pianosolist! Ik kende deze werkjes niet, ze staan niet in de vier bekende bundels Oudhollandsche Boerenliedjes, doch ik vond het zonder uitzondering vier meesterstukjes van aardige, quasi-ouderwetse kleinkunst. Het scherzoachtige Boerinnetje vooral en het allerjoligste Marten Aapjes.Ga naar voetnoot117 Röntgen speelde dit eigen werk buitengewoon geestig en karakteristiek. In Brahms' concert waren ook vele waarlijk pianistische momenten, doch ik geloof dat men Röntgen onrecht aan zou doen door hem te bespreken zoals men de ambulante Meesterpianisten, Pembaur, of Lamond, of Alfred Cortot bespreekt. Julius Röntgen is de meest muzikale mens die ik ooit ontmoet heb - zó als een wiskunstenaar in cijfers denkt, zó denkt de musicus Röntgen in tonen. Dit is ook in zijn reproducties merkbaar. Terwijl hij speelt, voelt men dat zijn gedachten al weer verder zijn - onder de tutti's ziet men hem zich reeds op een volgende passage voorbereiden. Anders dan een Lamond bijvoorbeeld, die met de draad van het werk mee denkt, heeft Röntgen een concert na het gespeeld te hebben, wel drie of vier keren doorleefd. Ik heb de indruk, en ik geloof niet dat ik mij hierin vergis, dat de musicus Röntgen ongelooflijk geniet van het samenspelen met orkest! Onze kunst is voor hem niet slechts een levensbehoefte, zoals voor het beste deel der ‘gewone’ musici - de muziek is voor hem alles. Over de orkestprestaties van zaterdag kan ik kort zijn. Wagenaars Sinfonietta werd natuurlijk de ‘gebeurtenis’ van de avond. Het werk besprak in ik in het avondblad van donderdag laatstleden reeds uitvoerig,Ga naar voetnoot118 van de uitvoering kan ik zeggen dat zij goed was, zonder daarom nog volmaakt (of bijna!) te zijn. De groep der houtblazers was zeer goed, het koper eveneens (de hoorns, met name in de Finale, lang niet altijd). De strijkers, vooral de eerste violen, trokken herhaaldelijk. Met dat al was het ensemble reeds buitengewoon verdienstelijk (het slagwerk werd ditmaal perfect bediend!), hoewel alles bij een volgende uitvoering natuurlijk nog vlotter zal gaan. Eén opmerking: zou de heer Wagenaar het tempo van het Scherzo niet iets rustiger kunnen nemen: het Molto allegro in een Allegro con moto willen veranderen? Hij weet natuurlijk zelf precies hoe snel hij zich dit deel gedacht heeft - maar misschien zou hij na enige tijd het derde deel vanzelf iets rustiger gaan spelen... wie weet? Het gebeurt meer, ik heb het bij ondervinding, dat een componist een of ander tempo naderhand corrigeert. Ik zou deze opmerking niet gemaakt hebben, wanneer ik niet bijna zeker wist dat in dit Scherzo door een een haartje ‘gemakkelijker’ tempo veel ruwheden (de inzet) zouden voorkomen worden en veel schoonheden (het ostinate altfiguurtje) een duidelijker reliëf zouden krijgen. | |
[pagina 80]
| |
De uitvoering werd een schitterend succes voor de auteur. Kransen en bloemen werden met en zonder toespraken aangeboden - het orkest en het ganse publiek stond juichend en applaudisserend op en het einde van alles was dat de Finale gebisseerd werd en toen mogelijk nog beter ging! Brahms' Tragische ouverture en het Fliegende Holländer-voorspel werden eveneens zeer goed weergegeven, Wagners werk vooral. Aan de Tragische ouverture heeft een uitvoering van Wagenaar wel eens nog meer reliëf gegeven. De naar boven jagende violenfiguur werd nu beide keren gedekt door de hoorn- en houtblazersakkoorden. De melodische lijnen (er staan er niet al te veel in deze ouverture!) zongen prachtig. |
|