Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Mevrouw Van LunterenGa naar voetnoot113 speelde een concert in d-klein voor piano met strijkorkest van Bach en - na de pauze - het concert van Schumann, en zij oogstte daarmee een schat van bloemen en een uitbundig applaus. Schumanns concert vind ik, na het in een paar jaar niet gehoord te hebben, toch werkelijk zijn sterkste werk met orkest. Het demonstreert natuurlijk enige van Schumanns zwakheden: onhandige, in de regel niet klinkende orkestratie (het gebruik der trompetten!). De enkele keren dat zijn vondsten werkelijk instrumentaal zijn: de violoncelmelodie in het tweede deel, herhaalt hij ons de op zichzelf prachtige frase zo vaak, dat alle effect, alle originaliteit eraf gaat. Doch aan de andere kant toont het concert ons ook Schumanns bewonderenswaardigste, geniaalste eigenschappen. Het Intermezzo bijvoorbeeld is in zijn geheel een prachtig stukje filigraanwerk. De overleiding van dit deel naar de Finale (mevrouw Van Lunteren speelde dit speciaal al heel fijn en gracieus) is een volmaakt geniale trouvaille. De ritmische eigenaardigheden in de Finale zijn buitengewoon geestig gevonden (niet altijd even geestig uitgevoerd!). En ook in het eerste deel staan veel prachtige details. Ik kan mevrouw Van Lunterens weergave van het concert niet genoeg prijzen. Alles was natuurlijk technisch af - alle tempi waren volmaakt - elk accent was op de juiste plaats. Zij had zich met heel haar persoonlijkheid in het werk verdiept en de romantische toon waarin zij het speelde, was volkomen echt en doorvoeld. (Haar eigen psyche vertoont gelukkig niet al te veel affiniteit met die van Schumann. Haar levensbeschouwing is (men denke aan haar reproductie van Bachs concert!) een geheel andere dan Schumanns ‘Sinnen und Minnen’. Dat wij in het concert Schumann en niemand anders dan Schumann hoorden, bewijst onweerlegbaar haar artiestschap. En ook bewijst het een lang niet algemeen aanvoelings- en aanpassingsvermogen.) Mevrouw Van Lunterens reproductie was niet slechts een muzikaal volmaakte weergave van het werk - het was een geheel doorleefde zielsuiting. Van Bachs concert (wat een prachtig stuurs hoofdthema heeft het eerste deel!) heb ik niet zó onverdeeld genoten. Het begeleidende strijkorkest ‘dekte’ daar de soliste te dikwijls en ook ritmisch sloot alles niet volkomen. Tussen haakjes: Schumanns concert heeft de heer Van Gilse voortreffelijk begeleid! Bachs werk is voor de solist ook niet dankbaar geschreven: de pianopartij beweegt zich bijna uitsluitend op een weinig afstekende hoogte. Bach had hier natuurlijk zijn goede redenen voor: de oude clavecimbels hadden een veel kleinere omvang dan onze moderne instrumenten en de hoogste tonen (die Bach met dat al toch wel gebruikt) hadden weinig klank, droegen bijna niet - de laagste tonen - die in dit concert ook wel, doch minder voorkomen, klonken helemaal niet. Hedendaagse pianisten - Ferruccio Busoni onder anderen - hebben ‘Neu-ausgaben’ gemaakt, die zij voor onze tegenwoordige instrumenten geschikt gemaakt hebben door octavenverdubbelingen, et cetera. Overigens geloof ik niet dat mevrouw Van Lunteren gisteravond Busoni's ‘verbeterde’ uitgave gebruikt heeft. | |
[pagina 76]
| |
Ook dit concert speelde zij technisch gaaf en zeer stijlvol, doch ik geloof niet dat dit oudere werk haar zo aantrekt als, en ook dat het haar misschien minder ligt dan de klassieke en romantische concerten. Het concert begon met de massieve Balletsuite die Felix Mottl uit oude dansmuziek van Jean Philippe Rameau gemetseld heeft. Wanneer er ná Schumann ooit mooie muziek door de orkestratie totaal verknoeid is, dan is het in dit werkje. De heer Mottl, die overigens zijn orkest terdege kent en voor een modern Duitser spaarzaam instrumenteert, is erin geslaagd om alle charme, alle élégance van Rameaus melodietjes af te stropen en deze gracieuze, slanke muziek, die nooit een ander gewaad heeft gedragen dan haar bekoorlijkheid, te steken in een decent, solide zwart pak. Al Rameaus melodische pikanterieën, al zijn simpele versieringen zijn verkeerd begrepen en verhaspeld door een instrumentatie die geknipt is voor een oratorium of voor een Lustspiel-ouverture. Het fanfareachtige frasetje (men hoort Lully's ‘violons du roy’!) spelen hier hobo's en hoorns! Het kleine vioolvoorslagfiguurtje telkens op de tweede tel in de Menuet: een hobo! Waarom de violen in II sourdines opgezet hebben, begrijpt niemand, de triangeltikjes, de tambour-de-basque-slagen in III worden alleen door de titel Tambourin verklaard (bij de oude dans Tambourin kwamen deze slaginstrumenten overigens in het geheel niet voor). De Balletsuite is voor mijn gevoel een volkomen ongenietbaar stuk - en het treurige van het geval is dat de muziek, die ik ongenietbaar moet noemen, inderdaad prachtig is! De heer Van Gilse eindigde met de drie stukken uit Mendelssohns Sommernachtstraum. Het Scherzo is toch een superieur stukje - het is inderdaad even mooi als de Ouverture. Ook leek de reproductie hiervan mij zeer gelukkig; jammer alleen dat het slot met dat om zijn eigen as draaiende fluitfiguurtje mislukte. |
|