Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdJohan Wagenaars Sinfonietta
| |
[pagina 73]
| |
Wij jongeren, die Wagenaar meer van nabij kenden,Ga naar voetnoot109 hebben deze Sinfonietta voelen aankomen! Nadat Wagenaar in De Cid op muzikaal-dramatisch gebied het hoogste heeft gegeven dat hij kon geven, wezen alle tekenen erop dat zijn belangstelling meer en meer de absoluut-muzikale, de symfonische kant opging. De gehate uitspraak: ‘Ik een symfonie schrijven? Daar voel ik niet veel voor!’ werd hoe langer hoe minder vernomen en ten slotte heeft Wagenaar met deze Sinfonietta zijn vroegere beweringen gelogenstraft - hij heeft bewezen dat hij ook op symfonisch terrein de eerste is, zo goed als met zijn opera's. Zijn benoeming tot doctor honoris causa in 1916 is de aanleiding geworden tot het ontstaan van dit werk. Haydn, Brahms, zij beiden hebben naar aanleiding hunner promotie een of ander werk opgedragen aan de universiteit die hen de doctorstitel verleende.Ga naar voetnoot110 Wagenaars oorspronkelijk plan was om een doorgecomponeerde studentenmars te schrijven, doch goed en wel begonnen heeft zijn inspiratie hem meegesleept, en... het werd deze symfonie - bescheidenlijk, doch volkomen overbodig - Sinfonietta genoemd. Ik wil nog een paar bijzonderheden vertellen over het werk, dat evenwel, zoals men zelf horen zal, géén gecompliceerde analyse vereist; iedereen heeft na de eerste auditie reeds een volmaakt duidelijke en blijvende indruk van het geheel. De structuur (vierdelig) is uiterst helder en beknopt; de orkestratie is al evenmin vermoeiend of revolutionair. Wagenaar gebruikt hier het klassieke symfonieapparaat (twee hobo's, twee klarinetten, twee fagotten, twee trompetten - dus geen contrafagot, geen basklarinet, geen althobo, geen tuba). In de Finale is alleen het slagwerk wat uitgebreid: pauken, grote trommel, bekkens, triangel, tambour de basque, xylofoon en de hoge op bes 4 afgestemde bekkentjes. Nergens heeft Wagenaar zijn kracht behoeven te zoeken in harmonische spitsvondigheden, nergens wordt de geestige ritmiek en polyritmiek een probleem. Het is muziek uit één stuk, muziek van het ogenblik, als men wil, maar dan van het sublieme ogenblik, dat tegelijkertijd de eeuwigheid is. Zegt men ook niet van Schuberts, van Mozarts meest geïnspireerde andantes of scherzo's dat het ‘Muziek van het Ogenblik’ is...? De melodiek óók: de zingende wijzen hebben nergens meer het Italiaans-pathetische dat enkele amoureuze melodieën uit De Cid vertonen of de Richard Strauss-achtige ‘Aufschwung’ van de Cyrano. Dit werk vertoont ons de Meester Wagenaar, zoals hij zich aan ons beloofd had, eerst in De schipbreuk (soms) en later in de Drie canons voor vrouwenkoor en in het Franse madrigaaltje.Ga naar voetnoot111 Het eerste deel is een vlot Allegro giocoso met Jan Steen-achtige motieven. Verrassend zijn dikwijls harmonische fijnheden (men lette op het tweede thema!). | |
[pagina 74]
| |
Van het tweede deel (Adagio ma non troppo) heb ik, op het ogenblik dat ik dit schrijf, nog de minst definitieve indruk. De gevoelens die Wagenaar hierin noteert, lijken mij (dit hier is slechts een voorlopige verhandeling!!) niet minder eigen dan die der andere delen, doch de kant van zijn psyche die hij ons in dit deel openbaart, lijkt mij niet Wagenaars meest persoonlijke kant. Compositorisch-technisch gezien is dit deel misschien het beste uit de hele symfonie. Het Scherzo (molto allegro) en de Finale (de Studentenmars) zijn voor mijn gevoel het voortreffelijkst. Het Scherzo is bijna Bruckners van thematiek en van fantastische opzet. Sommigen zullen hier de Wagenaar van De Doge - het kaartspel-intermezzo - in herkennen. Doch alles is veel organischer en ook nog geestiger dan het andere, oudere werk. Bij de Finale staat de volgende noot in de partituur geschreven: ‘Het eerste hoofdthema is een oude mars, namelijk de “Harderwijkse Studente Marsch”. Volgens J.W. Enschedé is deze marsmelodie hoogstwaarschijnlijk van Nederlandse oorsprong en tussen 1720 en 1730 ontstaan.’Ga naar voetnoot112 Het hele stuk klinkt ook typisch oud-Hollands: boertig en kernachtig. Het valt niet genoeg te bewonderen dat de contrapuntist Wagenaar zich geen ogenblik heeft laten verleiden tot goedkope speculaties op volks- of studentenliederen, waartoe ogenschijnlijk alle aanleiding zou bestaan. (Ik heb vanmiddag voor mijn eigen amusement de Harderwijkse Studente Marsch gecontrapunteerd met het Io vivat, met het Wilhelmus, het Wien Neêrlands bloed en met nog een paar studentenliedjes!) Dat Wagenaar zich tenslotte boven deze kunstjes - waarmee hij in de ogen der goegemeente nog wel honderdmaal knapper zou lijken dan hij reeds is! - verheven heeft gevoeld, kan men niet genoeg in hem prijzen. De mars, zoals ze nu is, is een buitengewoon mooi, animerend brok muziek, studentikozer dan Brahms' Akademische Festouvertüre, organischer en voornamer dan Peter van Anrooys Piet Hein-rapsodie. Wagenaar heeft ons hiermee een stuk van zijn joyeuze levensvreugde gegeven, die men hem benijden kan. De ovatie die Wagenaar zaterdag te wachten staat, moge hem van onze mening overtuigen dat wij nog minstens drie en nog liever acht symfonieën van hem ‘te goed’ hebben! Moge het hem een stimulans zijn om ons binnen het jaar met zijn tweede symfonie te verrassen! |
|