Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
Heb ik mij nu tot dusverre altijd met mijn waardering van Saint-Saëns vergist? Ook dit vioolconcert, dat ik als een tegenhanger van Mendelssohns concert beschouwde, dat voor mijn gevoel het - overigens ten onrechte - veel meer bekende van Max Bruch verre overtrof, heeft mij gisteravond als compositie teleurgesteld. Heb ik Saint-Saëns' oeuvre onbewust te hoog aangeslagen? Is deze kunst mogelijk zo horenderoren aan het verouderen, dat ons nu reeds onverschillig is wat ons voor vijf of zes jaren nog schoon en belangrijk leek? Was het misschien de plaats op het programma, vlak na het ‘nieuwe geluid’Ga naar voetnoot104 van Debussy's onvergelijkelijke Nocturnes? Of zijn de in de laatste tijd uitgevoerde werken inderdaad zoveel minder betekenend dan de poèmes symphoniques, dan de kleine Symfonie in a? Wie of wat ook de schuld moge zijn van onze negatieve appreciatie - niet Rasch' vioolspel. Zijn reproductie - men zal het mij vergeven dat ik er ditmaal niet zeer diep op inga - stond voor mijn gevoel gelijk met zijn Mendelssohn-voordracht op een der laatste Bach tot Mahler-avonden.Ga naar voetnoot105 Ik heb de concertmeester nooit beter horen spelen dan gisteravond. De flageoletten op het slot van het Andantino waren alle gaaf, niet één vertoonde een barstje of vlekje. Overigens vind ik het altijd jammer dat Saint-Saëns deze passage doet verdubbelen door een klarinet: zónder dat zou het veel geheimzinniger klinken. Vóór de pauze speelde de heer Van Gilse nog d'Indy's Fervaal-voorspel en de twee Nocturnes van Debussy en men zou curieuze beschouwingen over de psychologie der menigte kunnen houden naar aanleiding van de beide successen die de heer Van Gilse hiermee behaalde. Na het Fervaal-voorspel stak er een storm van enthousiasme op - heb ik goed gezien dan werden de dirigent zelfs bloemen aangeboden - de beide Nocturnes behaalden een royaal succès d'estime! De voor de hand liggende verklaring is niet zeer vleiend voor ons Utrechts publiek. Het grote applaus na d'Indy was zeer zeker verdiend - in de Kurzaal te Scheveningen bijvoorbeeld applaudiseert men na een veel minder gelukkige of belangrijke prestatie nog wél zo enthousiast. Maar... men had dan na Debussy's Nocturnes de zaal moeten ‘afbreken’ - men had moeten opstaan en juichen! D'Indy en Debussy - zij toch verhouden zich wat hun betekenis betreft zo ongeveer als in hun tijd Leopold Kotzeluch en Beethoven! (Ik wil hierop even de nadruk leggen: Debussy is voor mij - en gelukkig niet uitsluitend voor mij! - de eerste grootmeester van de Nieuwe Tijd. Ik dring deze opinie aan geen mens ter wereld op, doch ik hoop het nog te beleven dat de Historie mij gelijk geeft!) Wij Utrechtenaren hadden ná Nuages et Fêtes veel meer aan ons enthousiasme moeten lucht geven! Dit ‘nieuwe geluid’ is ons toch ook niet meer zo verwarrend onbekend - wij hoorden hier verleden jaar toch al strijkkwartetten van Debussy en Ravel - Martine Dhont zong nog in dit seizoen Debussy's Proses lyriques - en zo zou er nog veel meer te noemen zijn! Het werk bespreek ik binnenkort nader, over de uitvoering slechts dit: de reproductie van Fervaal was waarschijnlijk beter dan die der Nocturnes. Ik zou kunnen | |
[pagina 68]
| |
herhalen wat ik verleden week schreef naar aanleiding van de uitvoering van Ravels Ma mère l'oye. Ook hier liet het ensemble nog wel iets te wensen over. Met name de strijkers hebben neiging om te trekken en de herhaalde schommeling die hierdoor ontstaat, is niet erg genoeg om van een disharmonie te spreken, doch juist wel erg genoeg om de scherpe kantjes der ritmische figuren te doen afbrokkelen, om het geheel een enigszins verweerd aspect te geven. Debussy's instrumentatie is nu eenmaal zeer fantastisch - ik geloof dat er in de partituur niet één ‘dankbare’ partij voorkomt. Geen der spelers kan, dunkt mij, in de eerste tijd een overzicht krijgen van de algemene gang van zaken. Het concert eindigde met Berlioz' onvolprezen Symphonie fantastique - bijna juist zo uitgevoerd als voor ruim veertien dagen (Van Bach tot Mahler). Een nadere bespreking kan dus ook hier achterwege blijven. Daar waren weer vele treffelijke details - over sommige tempi zullen de heer Van Gilse en ik het, vrees ik, wel nooit eens worden. |
|