Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Over Schuberts grote Symfonie in C heb ik na de vorige uitvoering (Van Bach tot Mahler) reeds zoveel enthousiasts geschreven,Ga naar voetnoot84 dat het opnieuw nagaan van alle onvergankelijke schoonheden uit dit werk slechts een herhaling van onomstotelijke waarheden zou betekenen. Deze melodieën zijn immers menselijkerwijs gesproken voor de eeuwigheid geschreven, zo goed als Beethovens en Mahlers symfonieën of Bachs orgelwerken. De uitvoering was oneindig veel beter dan onlangs in het Gebouw. Alles was af-er en vooral het Andante klonk rustiger en was dus veel minder lang. De heer Van Gilse en het orkest mijn oprecht gemeende hulde voor deze reproductie. Na de pauze de Suite algérienne van Camille Saint-Saëns, en deze hernieuwde kennismaking werd een grote teleurstelling voor mij. Nadat ik het werk voor twee jaren het laatst gehoord had, zijn mij een paar tekenachtige motieven en ritmen in het hoofd blijven hangen en de herinnering die ik van het geheel ten slotte overhield, was hoegenaamd niets minder belangrijk dan Saint-Saëns' overige werk, dan zijn poèmes symphoniques (Phaéton, Le rouet d'Omphale of de Danse macabre). Maar ik heb gisteravond helaas moeten merken dat dit stellig niet zo is. Saint-Saëns laat zich van zijn zwakste kant kennen waar hij probeert exotische, of liever Moorse elementen in zijn echt-Franse muziek te verwerken. Het werk mist, als geheel, elk lokaal coloriet en daarmee is het als Suite algérienne veroordeeld. Het stuk is evenmin Moors als Schäfers Javaansche rapsodie Javaans is, als Mendelssohns of Richard Strauss' Italiaanse symfonieën Italiaans zijn. Eigenlijk komt het er niets op aan. Het ‘buitenlandse’ accent doet aan de waarde van bovengenoemde werken niet veel meer af of toe dan de etiketten van buitenlandse hotels op een reiskoffer. Koffer en inhoud worden niets meer of minder door de mooie, buitenlandse etiketjes die er toevallig opgeplakt zijn. Slechts voor de legendaire O.W.-er zou het een punt van overweging kunnen zijn!Ga naar voetnoot85 Maar waar Saint-Saëns zijn suite uitdrukkelijk als ‘algérienne’ beschouwd wil zien, daar moet ik haar wel als zodanig beoordelen. En als zodanig vind ik de suite niet meer of minder dan zwak. Het lokale coloriet is bijna belachelijk verwaterd en volgens de vorige-eeuwse wanbegrippen ‘gestileerd’. De Prélude is een aardig, helder muziekstuk zonder veel persoonlijks of interessants, het derde deel, Rêverie du soir, droomt misschien wat weinig, maar het is juist deze stemming die de tegenwoordige grote Franse Meesters (Debussy!) zo geniaal weten op te wekken, zodat men zonder het te willen de onbillijkheid begaat van te vergelijken met veel-lateren. Het tweede deel daarentegen is al bijzonder verkeerd begrepen. Saint-Saëns noemt het Rhapsodie mauresque en hij gebruikt hier waarschijnlijk wel authentiek Afrikaans materiaal. Doch het slot maakt een allerzotste indruk: hij heeft met een ostinaat motief | |
[pagina 54]
| |
een zeer definitieve climax gemaakt, doch in plaats van op het hoogtepunt (tonica) te sluiten, laat hij dit deel uiterst conventioneel met het officiële slot: V-I (dominanttonica) eindigen. Een Arabier met een West-Europese hoge zijden hoed op! De Finale eindelijk is een goed, fris brok muziek, maar dat het een Marche militaire française moet voorstellen (het is dit eigenlijk niet!) heeft mij buitengewoon gehinderd. Hier komt op het alleronverwachtst de chauvinist om de hoek kijken. Het getuigt mijns inziens van allesbehalve fijne smaak om na een paar natuur- en milieuschilderingen van het Noord-Afrikaanse land Algiers de kroon op dit werk te zetten in de vorm van een Franse militaire mars! Alles in alles vond ik het een betrekkelijk zwakke Saint-Saëns gisteravond. Ik hoop dat de heer Van Gilse hem spoedig zal rehabiliteren met een zijner poèmes symphoniques. Of... is misschien de Kleine symfonie in a in de bibliotheek? Dat vind ik in zijn soort een volmaakt meesterwerkje! Ten slotte demonstreerde de heer Van Gilse met een zeer gelukte vertolking van Chabriers rapsodie España het feit dat de Franse psyche veel meer affiniteit vertoont met de Spaanse dan met de Noord-Afrikaanse. Wat overigens in het geheel niet meer bewezen behoefde te worden! España is één heerlijk enthousiaste klankenweelde. Juist niet aristocratisch van sentiment (de Spaanse ‘grandezza’ zou men er tevergeefs in zoeken), maar van een vehement gepassioneerd ritme en een meeslepende, allesoverwinnende melodiek. |
|