Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Solist was de heer Barend Renden, en ik bespreek hem het eerst, omdat zijn voordracht van Griegs Pianoconcert mij zo buitengewoon veel plezier heeft gedaan.Ga naar voetnoot79 Zijn spel is, sedert ik hem het laatst als solist hoorde (± twee jaar geleden op een Tivolimatinee onder Hutschenruyter), enorm vooruitgegaan: alles was rustiger, bezonkener en vooral ook: de expressie is ongelooflijk veel warmer en doorvoelder geworden. De heer Renden is werkelijk een te begaafd pianist om maar een lokale bekendheid te blijven! De enige aanmerking die ik zou kunnen maken, is dat zijn toon soms wat klein leek, maar dit zal wel op rekening van de Ibach-vleugel gebracht moeten worden. Teresa Carreño kwam indertijd in de Finale zonder al te grote inspanning boven het fortissimo spelende orkest uit - ik zie geen enkele reden waarom de heer Renden dit met een goede vleugel óók niet zou kunnen! Renden had ook de toon van het concert zeer juist te pakken, hij speelde Grieg volkomen in stijl. Die stijl is ook inderdaad zo onbelangrijk niet als men uit het feit dat Grieg nu reeds totaal van het repertoire is verdwenen, zou kunnen afleiden. De heer Van Gilse heeft volkomen gelijk: een saloncomponist is Grieg in ieder geval niet! Maar waarom men toch altijd wil dat de jongere Fransen invloed van hem hebben ondergaan (men hoort deze opinie herhaaldelijk en van gezaghebbende musici!), blijft mij een raadsel.Ga naar voetnoot80 Het is mij nooit gelukt enig verband te ontdekken tussen Griegs streven naar een zuiverder scandinavisme dan dat van Gade bijvoorbeeld (men weet het: dit was een der idealen van de patriot Grieg) en de geheel en al op half of heel exotische natuurthema's en de in de laatste tijd herontdekte ‘oer’ritmen gebaseerde stemmingskunst der nieuwe Fransen en Spanjaarden. (Ravels kunst bijvoorbeeld is veel meer Spaans dan Frans, de Elzasser Florent Schmitt heeft merkbaar Duitse accenten in zijn muziek. Specifiek Frans vind ik onder de jongere Parijzer Meesters vooral Debussy en Albert Roussel). Men heeft toch niet het gevoel dat Griegs harmonieën het nieuw-Franse geluid anticiperen? Griegs harmonische invloed hebben de tegenwoordige mediocre Germaanse componisten veel meer ondergaan. (De hier in Holland werkende componist Wouter Zürcher schrijft bijvoorbeeld een vioolsonate vol Grieg-accenten).Ga naar voetnoot81 Het orkest gaf voorts nog geacheveerde reproducties van Bizets Roma-suite (die eigenlijk een symfonie is) en van Berlioz' Symfonie fantastique. Dat de heer Van Gilse | |
[pagina 51]
| |
na het eerstgenoemde werk het orkest in de hulde liet delen, vind ik zeer juist gezien. Het was een buitengewoon goede uitvoering en ik zat ditmaal eens nodeloos in angst voor het begin der vier hoorns. Die inzet verliep zonder grote of zelfs maar kleine ongelukjes - ik heb de hoorns van het U.S.O. nooit beter gehoord dan gisteravond. De reproductie van Berlioz' meesterwerk (is het welhaast niet het schoonste dat hij ooit schreef?) was in zijn soort een zeer voortreffelijke. Dit soort reproductie lijkt mij overigens niet geheel en al ongevaarlijk. De heer Van Gilse speelt de vlugge delen (behalve de Valse) in een ik mag wel zeggen razendsnel tempo en deze tempi doen voor mijn gevoel waarlijk te veel schoonheden verloren gaan. Het tempo van het eerste deel maakt dat de mélodie aimée niet hartstochtelijk, maar gejaagd klinkt, wat iets anders is. Men doorleeft op deze manier uitsluitend de ‘passions’ terwijl men zich de ‘rêveries’ (toch in minstens even groot aantal voorhanden!) maar voor moet stellen. De Marche au supplice leek mij eveneens wat te snel en het tempo der Finale maakte dat wij slechts de angst van het tumultueuze doorleefden. Dit nu is op zichzelf wel een zeer beklemmende angst, maar een Ronde du sabbat is toch eigenlijk nog héél wat meer dan tumultueus. Technisch ook zou een bezonkener tempo veel beter zijn: nu verstond men in het Gebouw-zaaltje geen enkele van Berlioz' geniale contrapunten, alle instrumentatieraffinementen gingen verloren in de draaikolk van geluid. Het tweede deel, Un bal, was zeer goed en het derde deel bijna volmaakt. De solostemmen der ‘deux pâtres qui dialoguent un ranz-des-vaches’,Ga naar voetnoot82 hobo en Engelse hoorn, waren buitengewoon fraai en de donderrommelingen op het slot had de heer Van Gilse met een uiterste zorg afgewogen. De reproductie van het hele derde deel was bijzonder stijlvol, het scheen mij het allermooiste van de hele avond. |
|