Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdDerde Stadsconcert
| |
[pagina 48]
| |
ik, voor zover ik des heren Van Gilses oeuvre ken, als zijn schoonste beschouw, nog enige opmerkingen te maken over de componist Van Gilse, in aansluiting met hetgeen ik schreef na de uitvoering zijner Vierde symfonie. Jan van Gilse bevestigde ook met dit werk weer de overtuiging dat men in hem bezit een der vooraanstaande Hollandse componisten der op één na jongste generatie. Dat hij voor bijna al zijn bekende werken Duitse teksten of titels koos, verandert niets aan het feit dat wij hier met een Hollands componist te doen hebben. De geesteshouding na te gaan, waaruit zijn hele (mij bekende) oeuvre is gecomponeerd, zou een zeer interessant onderwerp zijn voor een beschouwing in een kunstperiodiek, maar het zou de omvang en de strekking van een Dagblad-artikel ver te ver overschrijden. Alleen dus naar aanleiding van de Gitanjali. ‘Men’ (in de allerlaatste tijd bijvoorbeeld ook de NRC) noemt, over Van Gilses orkestliederen sprekende, herhaaldelijk de naam Mahler, zodat de indruk zou kunnen worden gewekt dat Van Gilses composities onder invloed zouden staan van deze grootmeester. Niets is minder waar. Jan van Gilse heeft niet de minste overeenkomst met Mahler. Dat zijn orkestkleur, sommige zijner melodische lijnen anders zouden zijn, wanneer Mahlers symfonieën Van Gilse onbekend waren gebleven, is volkomen waar. Maar dit zegt nog niets. Mahler zou, dunkt mij, nooit een tekst als deze van Rabindranath Tagore onder zijn melodieën, tussen zijn wonderlijk persoonlijke harmonieën - in zijn muzikale stemmingen gebruikt hebben. En, dit bedenkende, wordt de bewering dat het werk op Mahler geïnspireerd zou zijn, bijna een enormiteit. Ik zou trouwens geen enkele componist kunnen aanwijzen die Mahlers geestelijke erfgenaam zou kunnen zijn - géén namelijk wiens psyche enige affiniteit vertoont met die van Mahler. Zijn muzikaal-technische vondsten gebruikt natuurlijk langzamerhand iedereen. Maar zou iemand Brahms Beethovens epigoon noemen omdat zijn symfonieën bijna geheel het instrumentaal coloriet en de structuur van die van Beethoven hebben?Ga naar voetnoot76 Van Gilses kunst- en levensvisie (want zijn composities, producten dier levenshouding) is volmaakt on-Mahleresk. De musicus Van Gilse mist alle naïviteit (ik constateer slechts deze waarheid, zonder daar iets appreciërends of desappreciërends achter te bedoelen). De levenswijsheid van een Mahler, die immers over de naïviteit heen tot een ondoorgrondelijk diepe levenswijsheid kwam (Das Lied von der Erde!), kan dus nooit zijn deel worden. Toen Van Gilse deze Gitanjali componeerde, noteerde hij de stemmingen die deze indirect uit het oosten geïmporteerde poëzie op hem, de westerling, maakte. (Ik geloof dat Rabindranath Tagore deze werken direct in het Engels schreef - maar die taal geeft aan de Indische mystiek een zuiverder reliëf dan het Duits.Ga naar voetnoot77 En ik moet óók zeggen dat de vertalingen die Frederik van Eeden van deze Wijzangen heeft gemaakt, mij tot nog toe directer emoties geven dan de wat atmosfeerloze Duitse bewerking van Marie Luise Gothein.) Nu heeft de componist Van Gilse klaarblijkelijk een persoonlijker noot voor de stemmingen der beide eerste liederen dan voor de geheel verschillende (bijna schreef | |
[pagina 49]
| |
ik: ‘hinderlijk’ verschillende) stemming van het laatste. Ouderlijk-tedere gevoelens - liefde voor het Kind - deze emoties noteert hij blijkbaar direct geïnspireerd en met een bijna devote toewijding aan het onderwerp. (Details: onder andere het tweede coupletje van de tweede zang.) Maar waar het erom gaat de misschien wel vagere, doch veel rijkere en veel meer omvattende emoties ener Liefde, die meer is dan aardse liefde, weer te geven (men leze hieromtrent na wat Gustav Meyrink in Das grüne Gesicht over ‘die unvergängliche Liebe’ zegt),Ga naar voetnoot78 voor deze Wereldliefde heeft de componist géén nieuwe en zelfs geen overtuigende klanken gevonden. Hij maakt daar niet veel anders van dan een wat algemeen-Duits climaxenstuk. Ik vind tenminste zijn visie tamelijk conventioneel, kan mij de Tuin der Liefde onmogelijk suggereren met hobo- en hoornklanken, met trompetten- en bazuinakkoorden. Dit muziekstuk geeft mij stellig geheel andere sensaties dan de door de dichter bedoelde. Vanuit dit oogpunt bezien, vind ik het jammer dat het derde lied in alle opzichten op een zoveel lager plan staat, en het hele werk zou er voor mijn gevoel op winnen, als de heer Van Gilse het laatste der drie zangen verving door een of twee andere, die tenminste méér dezelfde emoties bezingen. De plaats ontbreekt mij om nog iets te zeggen over Mahlers Vierde symfonie of over de zang van Gertrude Foerstel. Wat het eerste betreft: deze symfonie en des heren Van Gilses reproductie ervan is in dit seizoen reeds twee malen in ons blad besproken en het werk is te schoon en te belangrijk om er zich met een gemeenplaats van af te maken. En, wat de zang van mevrouw Foerstel betreft: zij geeft donderdag aanstaande een liederavond in het Gebouw. Naar aanleiding daarvan zal ik haar een nadere bespreking wijden. Voor ditmaal volsta de vermelding dat zij én Van Gilses Gitanjali én de sopraansolo uit Das himmlische Leben voortreffelijk gezongen heeft. |
|