Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Het plan om het Amsterdamsch StrijkkwartetGa naar voetnoot60 in de holle, grote zaal te laten optreden, leek mij eerst een gewaagd experiment toe. Zou een op veel kleinere ruimten berekend Kamermuziekgezelschap deze zaal kunnen vullen, volspelen? Ik weet tenslotte niet of dit de eerste proef is die men in deze richting heeft genomen. Wel weet ik dat die proef schitterend is geslaagd. De uiterste pianissimo's van één strijkinstrument ‘verdrinken’ nog niet in Tivoli, Mengelbergs grootste fortissimo's slaan er niet stuk (zoals bijvoorbeeld een ‘klassiek’ fortissimo in het Gebouwzaaltje bij stukken en brokken door de zaal vliegt!). Wil men wel geloven dat ik gisteravond vergat dat de zaal nog zo foeilelijk is? Ik heb haar dit en veel meer nog vergeven, toen ik bemerkte welk een buitengewoon akoestische kwaliteiten ze bezit. Wij Utrechtenaren mogen onze concertzaal wel in ere houden! Niet: omdat het de enige ruimte is waar men grote orkestconcerten kan geven - een andere, mooiere zaal is gemakkelijk genoeg gebouwd. Maar wel: omdat Tivoli zo buitengewoon goed klinkt... Ik ken in Holland tamelijk veel concertzalen van ongeveer dezelfde afmetingen. Maar daar doet zich zonder uitzondering een der twee gevallen voor: of bij een groot-orkestfortissimo ‘barsten’ de wanden (in figuurlijke zin, s.v.p.!) of een kamermuziekklank, een zangeres met piano verliest zich in de ruimte. Men weet het: dat een zaal, een kerk een goede of zoals in dit geval: een zeer goede akoestiek heeft, is dikwijls een toeval. Men heeft in de laatste tijd de verhoudingen waarin men een concertruimte moet bouwen, nauwkeurig berekend, maar het schijnt (iemand zei mij dit) dat er nog factoren die men nog niet geheel en al kent, in meespreken. Zodat mijn zegsman tot de conclusie kwam dat een goede concertzaal eigenlijk een toevalsproduct was!Ga naar voetnoot61 Wij hebben dus alles verstaan wat de Amsterdammers ons gisteravond voorgespeeld hebben - al Zimmermanns wondermooie figuurwerkjes, alle diep-sonore violoncelpizzicato's. Er is in één woord voortreffelijk gemusiceerd. Men speelde een kwartet van Mozart, één (opus posth.) van Schubert en het laatste der (Russische) kwartetten opus 59 van Beethoven. Schuberts kwartet deed mij het meeste van alles, leek mij ook het beste gereproduceerd. Ik heb het gevoel dat Schubert het geheel vanuit de stemming van het geniale middenstuk gecomponeerd heeft. Dit deel (variaties op Der Tod und das Mädchen) vind ik een onschatbaar meesterwerk. Pas door deze variaties krijgt het lied zijn volledige betekenis. Ik zou bijna durven zeggen dat bijvoorbeeld een zanger die het honderdmaal gezongen heeft, Der Tod und das Mädchen niet kent als hij óók niet dit kwartet heeft bestudeerd, tenminste gehoord. Er zijn meer voorbeelden van dat een motief, een thema in één werk niet volkomen uitgewerkt kan worden - vooral bij de modernen die met zulke kosmische, zulke ‘oer’thema's werken - zodat de componist hetzelfde thema, hetzelfde motief in een tweede, derde werk moet gebruiken. (‘Moet’ gebruiken ja! Géén gemakzucht dus van de Groten, die immers de thema's voor het | |
[pagina 39]
| |
grijpen hebben - meer dan zij in duizend Levens kunnen verwerken!) Mahlers Des Antonius von Padua Fischpredigt onthult zijn betekenis pas in de Tweede symfonie (Scherzo). Zijn Lieder eines fahrenden Gesellen, speciaal het tweede (Ging heut' Morgen über's Feld) worden ons pas duidelijk door de Eerste symfonie. Bruckners hoofdmotieven zijn eigenlijk in kiem allemaal hetzelfde. Telkens en telkens moet hij weer op hetzelfde interval terugkomen. Ik wil maar zeggen dat deze variaties (voortreffelijk gespeeld!) mij een subliem genot geschonken hebben. Schubert is toch werkelijk een der Allergrootsten. Welk een technicus ook! Hij en Beethoven hebben variatievormen geschapen die nog nooit overtroffen zijn, zelfs niet door latere geniale technici als Brahms of Reger. Ik geloof dat deze klassieken de variatievorm meteen in zijn grootste volmaaktheid gegeven hebben, zodat het eigenlijk nutteloos is op dit terrein naar iets nieuws te zoeken. Men tracht toch immers ook niet een volmaakter fuga te schrijven dan J.S. Bach dit voor een paar eeuwen al gedaan heeft! Het spel der Amsterdammers heb ik voor enige weken reeds besproken.Ga naar voetnoot62 Alles klinkt voortreffelijk. Frits Gaillard heeft een schitterend pizzicato. Zijn arcospel zou hij nog wel wat kunnen verzwakken; de homogeniteit van het hele ensemble zou erop vooruitgaan. Nu domineert hij voortdurend iets te veel! |
|