Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concert
| |
[pagina 26]
| |
beeld heeft het in De Doge en soms in De Cid zo sterk: pregnante ritmen en geestig gealtereerde harmonieën. Ritmisch vind ik dit deel zeker het interessantste van het hele werk. Het Intermezzo is massiever van harmonie en rustiger van beweging - tenminste in de beide hoekdelen. De uitvoering van het Trio-deeltje scheen mij wat onrustig, aan de totaalindruk schaadde dit wel enigszins. Het derde deel, ofschoon misschien niet het origineelste, is van klank het mooiste. De hobomelodie tegen het figuratief behandelde strijkorkest is een fantastische vondst. De tonaliteit wordt hier slechts van tijd tot tijd vastgesteld (Schönbergs ‘schwebende Tonalität’!) Over de Finale eindelijk kan men meer dan één oordeel hebben. Ik herinner mij dat ik van dit deel de sterkste indruk overhield, toen ik de symfonie in Amsterdam voor het eerst hoorde.Ga naar voetnoot44 Nu was dit niet het geval. Misschien komt het hierdoor: er staan in deze Finale enkele bladzijden - de eerste variatie bijvoorbeeld en die laatste variatie met het slagwerk - die tot de allerbeste uit de hele partituur behoren - daarentegen staan ook juist in de Finale de minst interessante, relatief de zwakste brokken. Bij een eerste auditie onthoud ik gewoonlijk de mooiste momenten, de toppen. Neemt men evenwel een werk geheel in zich op, dan kan men tenslotte het minder mooie niet ‘überhören’. Vandaar waarschijnlijk dat het meest afgeronde, meest evenwichtige eerste deel mij op het ogenblik het sterkst aantrekt. De heer Van Gilse moet zijn werk deze winter meer spelen: men zal er beter inkomen en zich nauwkeuriger rekenschap van alles geven. Ik weet bij ondervinding dat men deze symfonie na één enkele auditie nog niet tot zijn eigendom gemaakt heeft! Mocht ik over het werk een enkele opmerking maken, dan zou het deze zijn: de vier delen lijken mij onderling wat gelijk van klankkleur. De heer Van Gilse heeft blijkbaar een voorliefde voor de klank der blaasinstrumenten - speciaal voor het zeer persoonlijke timbre der hobo. Nu is er geen geluid in ons moderne orkest, dat zich zo op de voorgrond dringt, dat zo de hele klankmassa kleurt, als juist dit instrument. De hobo heeft - voor mijn gevoel tenminste - altijd, op iedere hoogte en in bijna iedere combinatie, hetzelfde karakter: ze wekt bijna altijd dezelfde sensatie. Wordt nu deze zelfde sensatie in de loop van een - groter - werk dikwijls, zeer dikwijls opgewekt, dan kan het gevolg zijn dat men de kleur wat monotoon gaat vinden. De sterkste eigenschappen der symfonie lijken mij haar beknoptheid (vooral de terugkeer van het eerste deel is animerend vlot) en haar harmoniek. Harmonisch voelt de heer Van Gilse allermodernst, zijn melodiek is meer romantisch, ritmisch bewandelt hij geen nieuwe of onbekende wegen. Polyritmisch is deze symfonie, behalve dan in de figuraties, bijna nergens. De uitvoering was zeer te prijzen. Enkele onzekerheden (slagwerk en een paar kleinigheden bij de blazers zowel als bij de strijkers) zullen bij een volgende reproductie natuurlijk niet meer voorkomen. De heer Vink,Ga naar voetnoot45 de solohoboïst, ten slotte mijn welgemeend compliment voor zijn waarlijk solistische prestaties. |
|