Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concertGa naar voetnoot33
| |
[pagina 20]
| |
uitvoering van dit tweede deel weg geweest: deze reproductie naderde het volmaakte zeer dicht. Verderop vervaagden de indrukken: alles werd slapper - doch, niet de heer Van Gilse treft hier alle schuld. De twee laatste delen der symfonie (Scherzo en Finale) zijn voor mijn gevoel gedecideerd zwakker dan de rest. Het Scherzo heeft Beethoven herhaaldelijk, in al zijn volgende symfonieën bijvoorbeeld, overtroffen. Technisch bevat dit stuk ook passages die schijnbaar bestemd zijn om te mislukken (de hoorns in het Trio!). En de Finale wil zóveel, is zó helemaal geconcipieerd als nóg een symfonie na de symfonie, dat ze het karakter ener finale totaal verliest. Dat is nu wel geen doodzonde, maar er staan daar veel - te veel - dingen in die ik nooit mooi zal kunnen vinden (het ‘vrouwelijke’ thema in de bas, met die kloppende, gillende bes in de houtblazers). Eigenlijk vind ik de pianovariaties die Beethoven uit dezelfde hoofdthema's liet groeien veel mooier - zeker evenwichtiger! De reproductie van deze beide delen was, ik zei het reeds, minder gelukkig. Het tempo der Finale was over het algemeen goed, alleen: waarom joeg de heer Van Gilse het marsachtige gedeelte (in g-klein) zo ongemotiveerd op? Het Scherzo schommelde erg: het eerste tutti werd onmiddellijk bijna de helft sneller dan de - mijns inziens te langzame - inzet. Dit zijn de enige plekken die ik anders zou wensen - overigens vind ik geen woorden genoeg om de heer Van Gilse te prijzen voor zijn opvatting en zijn prestatie. De Marche funèbre. Wat is dit ongelooflijk mooi! Het geheel is verbluffend modern: de structuur, driedelig met een én van stemming én van klank volkomen gewijzigde terugkeer. Nota bene met volkomen hetzelfde motievenmateriaal. En die motieven zelf: Berlioz, Mahler vonden er geen directer. De coda is in deze tijd nog revolutionair. Tussen haakjes: al zijn revolutionaire vondsten zijn zo mooi niet, al willen de Beethoven-aanbidders ons dit telkens weer laten geloven. Het lukt me tenminste nooit om in de eerste twee maten der terugkeer van het eerste deel (hoofdthema in de hoorn op de eerste trap tegen een tremolo vijfde trap der violen) iets anders te vinden dan de belofte van iets nieuws. Dat nieuwe is dan de veel latere componeertechniek, waarbij een muziekstuk zich op meer dan een trap der toonladder tegelijk kan bevinden (het eerste voorbeeld ken ik bij Brahms). Met de Eroica eindigde het concert. Men begon met de Egmont-ouverture, die wél zo goed gereproduceerd leek als voor enige weken. De hoornfanfares voor het slot-allegro-con-brio waren ditmaal veel zuiverder. Verder was er de heer Zimmermann met het Vioolconcert. Men beleeft het unicum binnen een week de drie vioolconcerten te horen (zondag laatstleden Rasch met Mendelssohn, vandaag Beethoven en zaterdag aanstaande Huberman op het Stadsconcert met Brahms).Ga naar voetnoot34 Men zal het er door elkaar genomen wel over eens zijn dat Beethovens concert muzikaal het hoogste staat. Ik weet dat op het ogenblik niet zeker. Een symfonie met vioolsolo vind ik het nog niet - tenminste niet aldoor. Het absoluutst is Beethoven in het Larghetto, dunkt me. Want noch de soms arcadische rust van het eerste deel, noch de genoeglijke ‘Jagdstück’-achtige Finale geven mij sensaties als dit tweede deel. Er staan daar dingen waarvan men de waarde nu pas, in de tijd der kleu- | |
[pagina 21]
| |
renmuziek,Ga naar voetnoot35 begint te vermoeden. Bijvoorbeeld: waar het solo-instrument het hoofdthema met allerlei melismen in de hoogste ligging speelt, bijna zonder begeleiding (een paar pizzicato's), daar geeft het geluid een volkomen lichtsensatie: dit geluid verblindt. Deze gewaarwording is zo nadrukkelijk, dat bij de inzet der hoorns een paar maten later, waar de klank weer substantie krijgt, iedereen met de ogen zit te knippen! De heer Zimmermann speelde het concert voortreffelijk. Hij weet hoe hoog wij hem stellen - waarom zouden wij al zijn superieure kwaliteiten gaan opsommen? Er was veel, zeer veel applaus, reeds na het eerste deel. Men moest zich dat toch afwennen. Waarom applaudisseert men na het eerste deel van een concert en nooit (gelukkig!) na het eerste deel van een symfonie? Is het lof voor de prestatie van de solist? Maar zij die er zo over denken, moesten dan hun ostentatie maar zover drijven dat zij begonnen te klappen na afloop van de halsbrekendste toer - na de cadens bijvoorbeeld. Er komt daarna gewoonlijk geen solo meer! Zonder dwaasheid. Ik vind het interrumperen van een meerdelig werk door applaus al even onbehoorlijk als het interrumperen door tussen de laatste delen weg te gaan, zoals men gewoonlijk bij de ‘symfonie na de pauze’ kan opmerken. Over de waarde der cadens zou nog het een en ander te zeggen zijn.Ga naar voetnoot36 Maar vandaag slechts dit: voelt niet iedereen de terugkeer van het rustig-schone onversierde hoofdmotief als een bespotting van de voorafgegane koorddanserij der cadens? Er moet toch een artistieke oplossing zijn te vinden! De muzikale waarde dezer briljante fantasietjes is maar zeer problematisch. |
|