Zij hadden misschien ook Vrankens Zonnezang kunnen kiezen - dit was van de a cappella gezongen koren verreweg het beste. Oók effectueus, maar dit nooit ongemotiveerd. De heer Vranken een groot compliment over zijn tekstkeuze: dit is poëzie die voor een mannenkoor gedacht zou kunnen zijn. Tussen twee haakjes: wie schat de literaire waarde van al de gisteravond gezongen versjes? Dit werk van Vranken was het enige op een behoorlijke tekst. Aan de solisten - of liever: aan hun componisten - hetzelfde compliment. Wat al afgezaagde vorige-eeuwse suikerzoetheid en hedendaagse salonromantiek!
Ik merk daar: al afdwalende vergeet ik Euterpes prestaties te noemen. Eigenlijk kan ik wel zeggen: te roemen. Want er is goed gezongen - het beste in Schuberts Nachtgesang im Walde. Men kon wel horen dat er wat erg veel vijfklankige alliteraties in dit - ook al weer zwakke - gedichtje van Seidl waren, maar dit is iets dat men bij geen enkel koor maskeren zou. Wat is dit in al zijn eenvoud toch een prachtig werkje! Bijna volkomen homofoon, ritmisch fijn van vinding, bescheiden van effect (juist daarom zo werkzaam!), klaar en interessant van structuur. Laten de verenigingen zich toch eens in deze oude schoonheden verdiepen en streven naar volmaakte reproductie van dit schijnbaar doodeenvoudige, in plaats van zich te trainen op het overwinnen van die onmogelijke, groezelige moeilijkheden uit allerlei concoursbocht. Het materiaal en de dispositie om het steeds volmaakter uit te voeren heeft de heer Vranken. Aan hém de taak om dit door te zetten.
De solisten. Waarom alles vocaal? Ik geloof, een of twee instrumentaalsolisten als afwisseling zouden iedereen hartelijk welkom zijn geweest. Het is misschien wel geen gewoonte, maar waarom zou men het niet invoeren?
Het dubbel mannenkwartet Harmonie was maar zozo. De keuze der nummers was allerongelukkigst - laten de heren zich door het daverende succes dat zij met het Meiliedje van Olman hadden - wat een croûte!! - toch niet verleiden om te denken dat zij iets presteerden waarmee ik hen zou willen gelukwensen. Overigens laat de homogeniteit van klank dikwijls veel te wensen over. Ritmisch sloot alles wel in elkaar.
Mejuffrouw Leida Hulscher verving Annie Ligthart. Ik geloof dat het publiek geen goede ruil heeft gehad - ik gelóóf het, heb Annie Ligthart nooit als concertzangeres gehoord. Leida Hulscher heeft wel stemkwaliteiten, doch zingt voortdurend met een hinderlijk vibrato, zó zelfs, dat de stem steeds schijnt te flakkeren. Aanwensel of impotentie? Verder begint ze haar ij-klanken nogal erg a-achtig. Wagenaars Lied was gedecideerd te langzaam.
De heer Schilderman eindelijk oogstte een geweldig applaus met Wagners Gralserzählung. Hij moest dergelijke dingen, die hij technisch half en psychisch helemaal niet beheerst, liever niet zingen. Zó opgevat doet het geheel en al aan als een ouderwets recitatief. In wezen is het wel een recitatief - zoals bijna alles van Wagner - maar Wagner hield er omtrent het recitatief andere principes op na dan Bach of Haydn. Dat verhaasten van alle opmaten was volkomen ongemotiveerd; even ongemotiveerd waren zijn overige tempoversnellingen. De liederen na de pauze voldeden veel beter. Liedje van Gottfried Mann was goed van voordracht, Zwaluwen van Anton Averkamp bepaald heel goed.