Uit de verspreide geschriften. Feuilletons 1858-1889
(1906)–Allard Pierson– Auteursrecht onbekend
[pagina 71]
| |
Pestalozzi.Ga naar voetnoot1)Heinrich Pestalozzi, den 12den Januari 1746 te Zurich geboren, was het derde kind zijner ouders. Hij verloor zijnen vader, eer hij zijn zesde jaar bereikt had. Zijne opvoeding bleef aan zijne moeder en aan de trouwe dienstmaagd Bäbeli toevertrouwd, die de vader stervende tot zich geroepen had om haar te zeggen: ‘Bäbeli om Gods wil, verlaat mijne vrouw niet; wanneer ik dood ben, is zij verloren, en komen mijne kinderen in vreemde handen; zonder uwe hulp is zij niet in staat mijne kinderen bij elkander te houden.’ De gevolgen van deze opvoeding zijn wellicht in het onbeholpene te bespeuren, dat Pestalozzi zijn leven lang heeft aangekleefd en hem reeds in zijne jonge jaren den bijnaam van Heiri Wunderli von Thorliken verzekerde. De vaste vaderhand had ontbroken. Maar niet in praktische vaardigheid, enkel in zijn medelijden zou zijne grootheid liggen. Hij heeft ge- | |
[pagina 72]
| |
daan wat zoo weinigen doen, maar niemand doen kan zonder èn zielenadel te verraden èn onvergetelijk te blijven in de harten der menschen: hij heeft zich het lot aangetrokken van wie hij in zijne onmiddellijke omgeving zag lijden. Anderen hadden dat lijden natuurlijk even goed als hij gezien. Hij alleen merkte het op en hielp het verzachten naar vermogen. Hij zag de ellende van de bevolking der fabrieken, hare armoede, hare lichamelijke en verstandelijke verachtering, haar zedenbederf. Hij zag frissche borsten met rozen op de wangen, krachtig van lijf en leden, spelen voor zijn huis, en zag ze andermaal, een jaar later, nadat zij in de fabriek gewerkt hadden, uitgeput, bleek, mager. Zijne zaak op Neuhof was mislukt, waar hij, met Anna Schulthesz sedert 1769 gelukkig gehuwd, in betrekkelijken overvloed leefde. Toen moest Neuhof (1775) in een verblijf voor armen herschapen worden. De kinderen der armsten moesten daar kost, inwoning, kleeding en verpleging ontvangen en aan een arbeid zich gewennen, die hen eens zou kunnen voeden en voorloopig uit weven of werken op het land bestond. Het onderwijs besloeg eene ondergeschikte plaats. Hoe weinig dankbaar was dit eerste pogen! De kinderen kwamen, maar liepen weg, nadat hij ze gereinigd en gekleed had. Zij die bleven putteden zijne geldmiddelen noodeloos uit ten gevolge van zijne eigene onpraktische maatregelen. Daar het ruwe weven hen verdroot, gaf hij hun damastdraden te bewerken. De ongeoefende kinderhanden bedierven natuurlijk de duur aangekochte grondstof; de geldelijke verlegenheid steeg met den dag, zoodat reeds in 1780 de inrichting, waaraan Pestalozzi en zijne vrouw hun geheele vermogen ten offer hadden gebracht, voor goed te niet ging. Allerlei ongerijmde beschuldigingen der ouders waren zijn eenig loon. Achttien jaren lang bleef hij schijnbaar werkeloos en | |
[pagina 73]
| |
in nooddruftige omstandigheden. Maar hij las en dacht; ook werd hij in 1792 door de mildheid zijner zuster in staat gesteld eene reis door Duitschland te ondernemen, op welken tocht hij zijne aandacht inzonderheid op den toestand der scholen gevestigd hield. Geschriften werden door hem in het licht gegeven, artikelen in tijdschriften geplaatst; zoo ‘die Abendstunde eines Einsiedlers’, eene reeks van aforismen, het eigenlijk program van zijne latere werkzaamheid,Ga naar voetnoot1) het Evangelie zijner opvoedkunde, waarin het ouderlijk huis als de haardstede van al wat den Staatsburger vormen moet geëerd, het geloof aan God als de bron van alle wijsheid, allen zegen, allen levenslust en rust, en God zelf als de eigenlijke Vader van het huis voorgesteld wordt; dan: Lienhard und Gertrud, ein Buch für das Volk, dat toont hoe inderdaad de Schrijver als aan het hart zijns volks het oor te luisteren had gelegd, om de taal van het lijden en de verwachtingen, de zonden en de deugden zijns volks op te vangen; de elegische en sentimenteele stukken herinneren aan Andersen; aan Hogarth de schilderingen van zedelijke toestanden, en het werk wordt slechts ontsierd door eene ter dezer plaatse al te uitvoerige beschrijving zijner opvoedkundige plannen, waarvan ook hier het gronddenkbeeld ligt in de noodzakelijkheid om de hervorming, den bloei van gemeente en staat van de wedergeboorte van het huiselijk leven te doen uitgaan, Gertrud, een huismoeder, is de heldin van het boek. Zij oefent haren invloed uit op haren man, den gedachteloozen Lienhard. Bij haar komt Glülphi eerst in de leer, wanneer hij in het dorp van Gertrud eene school wil inrichten. Het buitengemeene succes van zijn werk maakte Pestalozzi blind voor de zwakke zijden die | |
[pagina 74]
| |
het ongetwijfeld vertoonde, en deed hem in volgende geschriften, in zijn ‘Schweizer Blatt’, in ‘Christoph und Else’, in zijne verhandeling over wetgeving en kindermoord juist naar die zwakke zijden overhellen, hetgeen zich daardoor wreekte dat met name Christoph und Else nagenoeg geene lezers vond. Ook zijne ‘Figuren zu meimem ABC-Buche oder zu den Anfangsgründen meines Denkens’ bieden weinig belangrijks. Niet onaardig is de fabel van de hen: als ik u opeet, zegt de vos, heb ik morgen weer honger, laat ik u leven, dan legt gij mij alle dagen een ei. Hij voedt haar dus krachtig, waardoor zij weinig eieren legt. Uit dien hoofde noemt een ezel haar ondankbaar, hetgeen den schrijver deze opmerking in den mond legt: ‘een ezel is een slecht beoordeelaar van de dankbaarheid, die eene gevangene hen den vos schuldig is’. Dit achttienjarig tijdperk in zijn leven werd besloten met een boek waarmede hij ook al geen fortuin maakte: ‘die Naturforschungen über den Gang der Natur in der Entwickelung des Menschengeschlechtes’. De Revolutie kwam hem juist van pas. Zij bracht zijnen vriend Le Grand in Zwitserland aan het bewind. Deze benoemde Pestalozzi tot directeur van een Seminarie dat in Argau opgericht zou worden. Maar iets anders was over hem beschikt. Toen in 1798 Stanz, de hoofdplaats van het kanton Unterwalden, dicht bij den Vierwaldstädter See door de Franschen verwoest en in ellende gedompeld was, riep de Zwitsersche Regeering de hulp van Zschokke en Pestalozzi in, die van den laatste om de verlatene kinderen te verzamelen. In Stanz komt hij aan als een onaanzienlijk man. De nevengebouwen van het klooster der Ursulinerinnen, waar de weeskinderen opgenomen zullen worden, zijn juist niet de fraaiste lokaliteiten; slechts weinige kamers | |
[pagina 75]
| |
zijn met eenigen goeden wil bewoonbaar te noemen, wanneer men er althans niet van eischt, dat zij tegen wind en regen beschermen. Die kamers zijn bovendien niet ruim, de kinderen talrijk, met krankheden van de huid behept, onrein, ongezond, aan orde noch tucht gewend. Als hij hen onderricht, zitten zij op den grond, want de weelde van stoelen of banken kent men niet. Maar geloof en liefde houden stand. Pestalozzi is zijnen kinderen alles: vader, verzorger, ziekenverpleger, arts, opvoeder. Hij neemt ze op in zijne legerstede; hij eet en drinkt met hen uit denzelfden schotel en hetzelfde glas; hij verbindt hen aan zich met de macht zijner liefde. Ook deze werkzaamheid duurt kort. Zij heeft een einde, als de Oostenrijkers den 8 Juni 1799 Stanz innemen. Pestalozzi werd ondermeester te Burgdorf in het kanton Bern; het volgende jaar heeft hij er echter eene eigene school. Hier vooral legt hij den grondslag van zijnen roem als opvoedkundige, in vereeniging met Krüsi, die evenzeer vroeger arme kinderen onderwezen had. Sommigen van Pestalozzi's nieuwe leerlingen betalen, anderen niet. Onder deze laatsten was Johannes Ramsauer, die weldra zijn meester hulpvaardig ter zijde stond, en ook het beeld van den paedagoog ontworpen heeft. Van Burgdorf verhuisde hij dan later naar Münchenbuchsee en eindelijk naar Ifferten of Yverdun, waar zijne inrichting wereldberoemd werd. In 1825 keerde hij naar Neuhof, bij een zijner kleinkinderen terug om daar te sterven (17 Februari 1827). Zijne beteekenis ligt in de twee denkbeelden, die hij in onderwijs en opvoeding ingevoerd heeft: de noodzakelijkheid van aanschouwing en die van geleidelijke ontwikkeling. Zijnen grooten invloed heeft hij te danken | |
[pagina 76]
| |
aan zijn hart. Het gemoed sprak in hem en gaf dat onmiskenbaar geluid, dat gelukkig in de wereld zijne werking nooit mist. Toen hij in 1815 als negen en zestig jarige grijsaard bij de nog geopende lijkkist van zijne vrouw stond en eene korte lijkrede hield, waarin hij hunne vele wederwaardigheden gedacht, wendde hij zich eensklaps tot de dierbare afgestorvene met de vraag: wat gaf u en mij in die donkere dagen kracht om te volharden? Daarop nam hij een bijbel die bij de hand lag, en drukte dien aan de borst der doode met de woorden: ‘uit deze bron zijn u en mij moed, kracht en vrede toegevloeid’. Dit tafereel teekent den man. Maar stellen wij ons zijne inrichting te Yverdun vooral niet als eene modelschool voor. Het moet in die dagen met het onderwijs zonderling gesteld zijn geweest, wanneer zulk eene inrichting met opgetogenheid door zoovelen uit alle oorden kon worden bezocht. Pestalozzi zelf was zeer slordig op zijn persoon; zijn haren gevoelden zelden de weldaad van een haarkam; zijn jas was zelden in gaven toestand. Een eigenlijke woonkamer was er niet in het opvoedings-instituut van den man die alle heil van de woonkamer verwachtte. Het aanschouwelijk onderricht werd gegeven - maar hooren wij de beschrijving van Ramsaur, die ongeloofelijk zou zijn wanneer zij niet van hem afkomstig ware. Pestalozzi stelde zich met zijne scholieren voor het behang en maakte hen opmerkzaam op de gaten die het bevatte, zoowel als op de figuren, welke door die gaten werden teweeggebracht. Dan liet hij allen hem nazeggen: ‘Jongens, wat ziet gij? Een gat in het behang. Ik zie een gat in het behang. Ik zie een lang gat in het behang. Door het gat zie ik den muur; door het lange smalle gat zie ik den muur enz.’ | |
[pagina 77]
| |
Zoo zonderling zijn vaak de beginselen der groote veranderingen. Het is toch weldadig te bedenken, dat hetgeen waarop het in de wereld aankomt om iets groots tot stand te brengen in de eerste plaats is, niet takt, niet vaardigheid, maar hart. Pestalozzi's voorbeeld predikt deze waarheid op indrukwekkende wijze. |
|