Geschiedenis van het roomsch-katholicisme tot op het concilie van Trente. Deel 3
(1871)–Allard Pierson– AuteursrechtvrijAllard Pierson, Geschiedenis van het roomsch-katholicisme tot op het concilie van Trente. Deel 3. A.C. Kruseman, Haarlem 1871
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Gent, signatuur: BIB.HER.004073
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Geschiedenis van het roomsch-katholicisme tot op het concilie van Trente. Deel 3 van Allard Pierson uit 1871.
redactionele ingrepen
p. 71: eindnoot ‘2’ heeft in de lopende tekst geen nootverwijzing. In deze digitale editie is de noot onderaan de pagina geplaatst.
p. 173: paragraaf ‘II’ kreeg abusievelijk paragraafnummer ‘VIII’ in het origineel. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 199: zelfstanheid → zelfstandigheid: ‘de zorg voor de zelfstandigheid der gemeenten’.
p. 203: lieht → licht: ‘Het is zóo licht Monofysitisme en orthodoxie te verwarren’.
p. 431: voetnoot ‘1’ heeft in het origineel abusievelijk geen voetnootnummer gekregen aan de voet van de pagina. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 432: in het origineel is een gedeelte van de tekst onleesbaar. In deze digitale editie is ‘[...]’ geplaatst.
p. 466: voetnoot ‘2’ heeft in de lopende tekst geen nootverwijzing. In deze digitale editie is de noot onderaan de pagina geplaatst.
p. 469: voetnoot ‘1’ heeft in het origineel abusievelijk geen voetnootnummer gekregen aan de voet van de pagina. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 451: eindnoot ‘3’ heeft in de lopende tekst geen nootverwijzing. In deze digitale editie is de noot onderaan de pagina geplaatst.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (binnenkant voorplat, II, VI, XI, XII, binnenkant achterplat) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[ voorplat]
Dr. A. PIERSON.
hoogleeraar te heidelberg.
GESCHIEDENIS
van het
ROOMSCH-KATHOLICISME
TOT OP HET CONCILIE VAN TRENTE.
derde deel.
HAARLEM,
A.C. KRUSEMAN.
1871.
[pagina I]
GESCHIEDENIS
van het
ROOMSCH-KATHOLICISME.
[pagina III]
Dr. A. PIERSON.
hoogleeraar te heidelberg.
GESCHIEDENIS
VAN HET
ROOMSCH-KATHOLICISME
TOT OP HET CONCILIE VAN TRENTE.
DERDE DEEL.
HAARLEM,
A.C. KRUSEMAN.
1871.
[pagina IV]
Gedrukt bij Gebr. van Asperen van der Velde, te Haarlem.
[pagina V]
AAN DE
HOOGGELEERDE, HOOGEERWAARDE
THEOLOGISCHE FACULTEIT
VAN DE
HOOGESCHOOL TE HEIDELBERG
OPGEDRAGEN.
[pagina VII]
INHOUD.
HOOFDSTUK I. | ||
---|---|---|
De roomsch-katholieke filosofie in het westen
Gallië, middenpunt van de gewichtigste verschijnselen bl. 1. Augustinus bl. 2-52. Zijn Manicheïsme bl. 2. Van dualisme tot idealisme bl. 3. Zijn scepticisme als doorgangspunt bl. 4. Plato's invloed bl. 5, 6. Zijne wijsgeerige bekeering bl. 7. Idealistische aanvang der katholieke filosofie bl. 8. Zijne wijsbegeerte, eene theodicee bl. 9, 10. Zijne weifelingen bl. 11. Zijne overwinning van het scepticisme bl. 12, 13. Onderscheid tusschen de methode der kristelijke en die der heidensche wijsbegeerte bl. 13-17. Zijn doop en laatste gesprek met zijne moeder bl. 17-20. Augustinus als polemikus; de moeilijkheid, waarin hij geraakte, wegens zijne bestrijding, eerst van het Manicheïsme, toen van het Pelagianisme bl. 20-24. De kerkelijke strijd wegens het Pelagianisme bl. 25-35. De beteekenis van dien strijd voor Augustinus' innerlijk leven bl. 35-50. Zijne opvatting van Gods wereldplan bl. 35-38. Kritiek bl. 38-41. Augustinus' supranaturalisme, het eigenlijk verschilpunt tusschen hem en Pelagius bl. 41-50. Augustinus' leer der voorbeschikking bl. 50-52. Boëthius en het ontstaan der scholastieke filosofie bl. 52-62. Voorrede van Porphyrius en het vraagstuk omtrent nominalisme, realisme en conceptualisme bl. 53-57. Tijd van overgang; het verdwijnen der profane wetenschap; het geestelijk leven en de letterkunde in dezen tijd bl. 57-60. De renaissance onder Karel den Groote bl. 60-62. Joh. Scotus Erigena bl. 63-79. Zijn optreden in Gottschalks strijd bl. 63. Zijne vereeniging van scholastiek en mystiek bl. 64. Zijne betrekking tot de kristelijke neo-platonische filosofie bl. 65, 66. Zijne ‘verdeeling der natuur bl. 67, 68. De uitsluitend subjektieve waarde zijner kategoriën bl. 69. Doel van ons kennen bl. 70. Geen specifiek onderscheid tusschen het menschelijke en het goddelijke denken bl. 71. Beteekenis van de menschwording van den logos bl. 72-74. Zijn pantheïsme en rationalisme bl. 75, 76. Zijne allegorische methode bl. 77. Zijne wijsbegeerte, aanvankelijk door de kerk aangenomen bl. 77-79. Anselmus bl. 79-96. Levensbijzonderheden bl. 79-83. Zijn scholastiek standpunt in het algemeen bl. 84-87. Zijn realisme tegenover het nominalisme van Roscelinus, vooral met betrekking tot het leerstuk der drieëenheid bl. 87, 88. Zijn voornaamst bezwaar tegen het nominalisme bl. 89, 90. Zijn ontologisch argument bl. 90, 91. Zijne leer der ideeën en zijne daarmeê samenhangende triniteitsleer bl. 92-94. Zijne voldoeningsleer en het tweeslachtige der scholastiek bl. 94-96. Abelardus bl. 96-113. Levensbijzonderheden bl. 96-100. Keerpunt in de scholastiek |
bl. 1-137 |
[pagina VIII]
bl. 100. Abelards hoofddwaling en zelfmisleiding bl. 101, 102. Het karakter der oppositie van Bernard van Clairveaux bl. 103, 104. Peter Venerabilis bij Abelards afsterven bl. 104, 105. Abelards beginsel omtrent de betrekking tusschen gelooven en weten bl. 106-108. Kritiek, zich aansluitende aan die van St. Bernard bl. 108-112. Het algemeen karakter van hervormers bl. 112, 113. Mystieke reaktie tegen de scholastiek; de school van St. Victor bl. 113-118. Sceptische reaktie: Johannes van Salisbury bl. 119-125. Zijne karikatuur der scholastieken bl. 119. Zijne kritiek van het menschelijke kenvermogen bl. 120. Het eigenaardig karakter van zijn scepticisme bl. 121. Zijne waardeering der Ethika bl. 122. Verschil en overeenkomst tusschen zijne en de mystieke reaktie bl. 123. Terugblik op den ontwikkelingsgang der scholastieke wijsbegeerte en naderende ontbinding bl. 124, 125. De arabische scholastiek en haar invloed op de kristelijke wijsbegeerte bl. 125-137. Geschiedkundige bijzonderheden bl. 125-127. De twistpunten der arabische godgeleerden; de Ascharieten bl. 127. Ibn-Tofaïl bl. 128. Richtingen in de arabische theologie; Averroës bl. 129-131. Zijn bijval bij de spaansche Joden; Maimonides; de Joden, de bemiddelaars tusschen de arabische en de kristelijke wijsbegeerte bl. 132, 133. Nieuwe vragen doemen op in de scholastiek bl. 134-136. Karakter der dertiende en veertiende eeuw uit een godsdienstig oogpunt bl. 136, 137. | ||
HOOFDSTUK II. | ||
---|---|---|
Toppunt en ondergang der scholastiek
Thomas Aquinas bl. 138-173. Levensbijzonderheden bl. 138-142. De apologetische taak van Thomas bl. 142, 143. Zijne scheppingsleer en beschouwing omtrent de grenzen der menschelijke rede bl. 143-145. Zijne behandeling van de wonderkwestie bl. 145-147. Kritiek bl. 147. Zijne bestrijding van de leer van het algemeene Intellekt bl. 147, 148. Indruk van Thomas' polemiek op de oude italiaansche schilderkunst bl 148, 149. Zijne Summa; indeeling; zijn kausaliteitsbewijs bl. 149, 150. Zijne godsleer naar de rede bl. 150, 151. Zijne drieëenheidsleer bl. 151, 152. Zijn wonderbegrip en angelologie bl. 153-155. Zijne natuurfilosofie bl. 155, 156. Zijne Ethica bl. 156-161. Zijne soteriologie bl. 161-165. Zijne leer der sakramenten bl. 165-171. Zijne eschatologie bl. 171, 172. Kritiek van uit het oorspronkelijk beginsel der scholastiek bl. 172, 173. De oppositie der Franciskanen bl. 173-192. De vraag omtrent de individuatio bl. 174. De franciskaner richtingen bl. 175, 176. Duns Scotus, de tegenstelling tusschen hem en Thomas bl. 177-180. Gevolgen van Duns Scotus' nominalisme bl. 181. De vier doorgangspunten der scholastiek bl. 182, 183. Durand van St. Pourçain bl. 183-185. Willem van Occam bl. 185-192. Apologetische strekking van zijne kritiek der rede bl. 186-189. Het eigenlijk karakter van zijn nominalisme bl. 189-192. Beschouwingen omtrent de toekomst van het katholicisme, getrokken uit de geschiedenis der scholastiek bl. 193-197. |
bl. 138-197 | |
HOOFDSTUK III. | ||
De groote kerkvergaderingen
Algemeen karakter der Synoden bl. 199-202. De monotheletische strijd bl. 203-219. Sergius' formule der ‘éene werking’ bl. 204. De bijval dien zij vindt bl. 204-206. |
bl. 198-351 |
[pagina IX]
De houding van Paus Honorius bl. 206-210. Zegepraal van het duotheletisme onder Johannes IV en Constans II bl. 211, 212. 's Keizers neutraliteitsbevel en 's Pausen partijkiezen bl. 212-215. De zesde oekumenische vergadering bl. 216-219. De beeldenstrijd bl. 219-227. Leo de Isaurier en het verzet dat hij ontmoet bl. 219-221. Brief van Paus Gregorius II en zijne bewijsvoering bl. 221-223. Konstantinus Kopronymus, zijne argumenten en maatregelen bl. 223. Keizerin Irene; de zevende oekumenische vergadering bl. 224-227. Het adoptianisme bl. 227-231. Gottschalks leer van de eeuwige verwerping en Rome's houding bl. 231-234. Het grieksche schisma bl. 234-250. De aanleiding bl. 235-236. De drijfveeren van 's Pausen verzet tegen Photius bl. 237. Photius' grieven tegen Rome bl. 238. De achtste oekumenische vergadering bl. 239-241. Photius' houding en karakter bl. 241-243. Nieuwe breuk bl. 243-245. 's Pausen verzoening met Photius 245-247. Het schisma voor goed voltooid bl. 247-250. De Parijzer synode en de aanleiding daartoe bl. 250-256. Het plan waarmede zij samenhing bl. 257, 258. De echtscheiding van Lotharius II en de zich naar aanleiding daarvan bevestigende suprematie van den Paus over provinciale kerkvergaderingen bl. 258-262. Het begin der oppermacht van den Duitschen keizer over den stoel van Rome bl. 262-265. | ||
HOOFDSTUK IV. | ||
---|---|---|
De groote kerkvergaderingen. (vervolg)
Het konservatisme der Katholieke kerk bl. 266, 267. Ideale richtingen daartegenover en het mislukken harer hervormingsplannen bl. 267-271. De ketters van Orleans, van Arras, Berengarius bl. 271-276. Het leerstuk der transsubstantiatie vastgesteld; de Godsvrede bl. 277, 278. De eerste kruistocht bl. 278-283. Arnold van Brescia en de republiek te Rome bl. 283-291. De Waldensen bl. 291-298. De Albigensen bl. 298-315. Het twaalfde algemeene koncilie te Rome en de vervolging der Albigensen bl. 315-319. De beweging ten gunste van het ‘eeuwig Evangelie’ bl. 319-324. Pogingen tot herstel der unie met de grieksche kerk en het veertiende algemeene koncilie te Lyon bl. 324-333. Oorzaken van het verval van de orde der Tempelheeren, en de veroordeeling dier orde bl. 334-340. Pantheïstisch-mystieke richtingen, fraticelli, vrienden Gods, Tauler, Meester Eckart bl. 340-351. |
bl. 266-351 | |
HOOFDSTUK V. | ||
Het pausdom
Uitwendige eigenaardigheden van het Pausdom der middeneeuwen bl. 353. Bascule-politiek bl. 354. Het begin der wereldlijke macht bl. 355. Het verbond tusschen het Pausdom en het fransche koningshuis bl. 355-359. Algemeene kenschetsing van het Pausdom bl. 360. Het Pausdom en Karel de Groote bl. 361-364. De Pseudo-isidorische dekretalen bl. 364-367. Verzwakking en verbastering van het Pausdom in de negende en tiende eeuw, Pornokratie bl. 368-371. Otto I en de door hem afgedwongen eed; Rome's ondergeschiktheid aan den Duitschen Keizer, ook blijkbaar uit Gerberts benoeming bl. 371-381. Het Pausdom na Otto III; drie gelijktijdige Pausen bl. 381-383. Een nieuw tijdperk breekt aan met Leo IX bl. 384, 385. Nieuwe wijze van den Paus te kiezen bl. 385. Herwonnen zelfstandigheid; statutum de elec- |
bl. 352-492 |
[pagina X]
tione Papae, onder Nikolaas vastgesteld; Synode van 1059 bl. 385-389. Opkomende invloed van Hildebrand; de Noormannen en de Pataria, de bondgenooten van den Paus, Cluny bl. 389-392. Het program van Cluny bl. 393, 394. Uitwerking dier alliantie bl. 395, 396. Damiani en Hildebrand gekenschetst bl. 397, 398. Duurgekochte triumf van het program bl. 399-402. Gregorius VII bl. 402-420. Mathilda bl. 402, 403. Hildebrands optreden bl. 403, 405. Zijn kerkelijk-politiek denkbeeld, dat der tegenpartij en haar verzet bl. 405-408. Willem de veroveraar, zijn steun bl. 408, 409. Zijn strijd met Hendrik IV, de Synode van Worms in 1076, het tafereel te Canossa bl. 409-417. Mathilda's schenking bl. 418. Gregorius' laatste overwinning en val bl. 419, 420. Mathilda zet zijne politiek voort bl. 420, 421. Urbanus doet die politiek zegepralen bl. 422. Tijdelijke verloochening der Gregoriaansche staatkunde door Paschalis II, en de gevolgen daarvan bl. 422-426. Strijd over Mathilda's schenking bl. 426-428. Eindelijke zegepraal van de pauselijke aanspraken, het pactum calixtinum, het negende algemeene koncilie bl. 428-431. Nieuwe scheuringen, Adriaan IV en Barbarossa bl. 431-435. Paus Alexander III bl. 435-452. Alexanders eerste moeilijkheden bl. 436, 437. Thomas Becket en zijn strijd in Engeland bl. 437-449. 's Pausen zege in Engeland en te Venetië bl. 449-452. Paus Innocentius III bl. 453-462. Zijn partijkiezen in Duitschland en zijne kerkelijk-politieke theorie bl. 453-458. Zijn Interdikt over Frankrijk en over den Engelschen Koning bl. 458-461. Volkomene zege van het Pausdom over het duitsche keizerschap bl. 461, 462. Het Pausdom en Frederik II, de Inkwisitie bl. 462-468. Bonifacius VIII bl. 469-478. De Franschen ingehaald bl. 469, 470. Bonifacius' strijd met Filips den Schoone van Frankrijk bl. 472-478. De Babylonische gevangenschap bl. 479-486. Het gibellijnsche ideaal van Dante bl. 480. Het Pausdom aan de voeten van het romeinsche volk bl. 481 vlgg. Johannes XXII, Benedictus XII bl. 482, 483. Onafhankelijkheidsverklaring van de duitsche vorsten bl. 484. Tijdelijke terugkeer van Urbanus V naar Rome, de H. Brigitta; Gregorius XI en Katharina van Siena bl. 484, 485. Demokratisch-onkerkelijke beweging, uitgegaan van Florence; Rome blijft getrouw; de Paus voor goed te Rome terug bl. 485, 486. De aanleiding tot het groote schisma van het Westen bl. 487-491. Slotbeschouwingen over het theokratisch denkbeeld van het Pausdom der middeneeuwen en de geschiedenis van de pogingen aangewend tot verwezenlijking van dat denkbeeld bl. 492. |
[ achterplat]
DE VOORNAAMSTE GODSDIENSTEN.
onder dezen titel verschijnen de volgende monographien, die ook afzonderlijk verkrijgbaar zijn:
Dr. R. DOZY, het islamisme. |
C.P. TIELE, de godsdienst van zarathustra van haar ontstaan in baktrië tot den val van het oud-perzische rijk. |
Dr. J.W.G. VAN OORDT, de godsdienst der grieken met hunne volksdenkbeelden. |
Prof. A. KUENEN, de godsdienst der israelieten. |
Dr. L.S.P. MEIJBOOM, de godsdienst der oude noormannen. |
Prof. L.W.E. RAUWENHOFF, geschiedenis van het protestantisme. |
Dr. A. PIERSON, geschiedenis van het roomsch-katholicisme. |