Gedichten
(1882)–Allard Pierson– Auteursrechtvrij
[pagina 176]
| |
Aphrodite-Persephone. Ga naar voetnoot1)aant.Mijn grootste wellust is mijn haat! -
De schoone boezem, 't lonkend oog,
Doen, in den ongelijken strijd,
Ons ras bezwijken. Diepe smaad!
Vernederende toovermacht,
Die 't mannenhart in boeien slaat!
Hij, die den glans der Schoonheid dooft,
Hergeeft den man zijn wil, zijn kracht.
| |
[pagina 177]
| |
Een man slechts hij, die eenzaam gaat
Zijn weg; een held, die man alleen,
Die, Schoonheid! met uw pijlen spot;
Die, priester Gods, zichzelf genoeg,
Geen leven toewijdt aan den Dood.
Breng niet der valsche uw brekend hart;
Klaag, zoo gij klaagt, aan beemde en rots;
Slechts de Echo zij uw zielsvriendin!
|
|