Gedichten
(1882)–Allard Pierson– Auteursrechtvrij
[pagina 161]
| |
[pagina 162]
| |
o Trots, geen laffe en ijd'le zucht
Naar dwaze en onbereikb're vlucht, -
Maar mann'lijk zelfbewustzijn, dat
Bezit en kent een eigen schat;
o Trots, die nooit een masker draagt,
Nooit naar 't gevlei der wereld vraagt,
Wien nooit een kroon in de oogen steekt,
Die onder geen miskenning breekt;
Wees gij mijn sieraad; gij, mijn kracht,
Streng als een held're winternacht,
En need'rig als de nacht. Hij zwicht
Voor 't dagen van het morgenlicht!
Wees gij mijn steun, o mannentrots,
Fier als de onwankelbare rots,
En need'rig als de rots. Hij gaart
Des hemels vocht der dorstende aard!
Wees gij mij adel van gemoed,
Fier als der landen breede vloed,
Die weet, dat hij: aan 't eind der baan,
Zich stort in de' eeuw'gen oceaan!
|
|