Gedichten(1882)–Allard Pierson– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 156] [p. 156] Een Pinksterlied. Geest der menschheid, godd'lijk in uw aandrift; Waar geslachten ondergaan, Steeds herlevend, altijd u verjongend; Nooit met eigen werk voldaan; Groot in 't scheppen, groot ook in 't vernielen, Onverwinbaar in den strijd; 't Onbezielde van uw macht doordringend, Tot het eenmaal zijn zal, wat gij zijt; [pagina 157] [p. 157] Liefde en vrijheid zijn uw heilgezanten, Uw herauten, orde en wet! Schoonheid heet het onvergank'lijk waarmerk, Op uw hoogste werk gezet! Waar gij sterk zijt, moet ge een God u scheppen; Groot, voelt ge u een nietig deel Van 't onmeet'lijk, al wat leeft omvattend, Van 't bezielend en bezield geheel. Geest der menschheid, bliksem in de wolken, - Drukkend wicht der lijdende aard, - En verdrijve uw zuiv'ringswind de neev'len, Uit ellende en vrees gebaard! Werp ze buiten, al die duist're machten, Die u looch'nen met de daad! Zalig hij, die in uw breede stroomen Eigen kleinheid, eigen onmacht baadt! Vorige Volgende