Gedichten
(1882)–Allard Pierson– Auteursrechtvrij
[pagina 138]
| |
[pagina 139]
| |
Al wat afgunst wekt, vermijden;
't Hart verwijden,
Tot de lusten van ons lot,
Niet bezwaard door ijdel droomen,
Ons doorstroomen;
Vatbaar maken voor genot;
Loven 't deel, dat wij ontvangen,
In gezangen,
Tuigend van een need'rig hart,
Dat geen zon vergeefs laat schijnen;
Niet wil kwijnen
Door een ingebeelde smart;
't Is de vrucht, die blijde dagen
Zullen dragen,
Eer de nacht komt van 't gemis,
Hun, die 's levens spanne meten,
Want zij weten
Ach, hoe broos het leven is!
|
|