in de school van het leven onze eerzucht. Geen rust. Onverbrekelijke trouw aan zelfstandig verworven beginselen; maar, daarmede gepaard, onverpoosde kritiek van hunne toepassing.
Hoe zullen de Ethisch-modernen dit geschrift opnemen? Niet zonder instemming op menig gewichtig punt, naar ik geloof. Maar dat moet ik afwachten.
Veel had mij van de uitgave kunnen terughouden:
Afnemende belangstelling, naar men verzekert, in wijsgeerige vragen;
Ervaring van misverstand: eigen schuld; van misduiding: anderer schuld;
Goethe's woord omtrent het lot van hen die ‘hun binnenste bloot leggen’.
En desalniettemin, zeg ik met Cats.
Wie zich aan de hier behandelde vragen wijdt, verlangt gedachtewisseling. Deze wordt te vruchtbarer, naarmate elk zijne meeningen meer in haar geheel voordraagt.
Verdiensten en gebreken springen dan duidelijker in het oog.
Utrecht,
Oktober 1875.
A.P.