Bespiegeling, gezag en ervaring
(1855)–Allard Pierson– AuteursrechtvrijAllard Pierson, Bespiegeling, gezag en ervaring. Kemink en Zoon, Utrecht 1855
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Amsterdam, signatuur: UBM: 297 C 22, scan van Google Books
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Bespiegeling, gezag en ervaring van Allard Pierson uit 1855.
redactionele ingrepen
p. VII, 1: tussen vierkante haken zijn koppen toegevoegd.
p. 100-101: aanslniten → aansluiten: ‘zoo nauw mogelijk moet aansluiten’.
p. 130: iu → in: ‘in zijne zelfstandigheid ontkend’.
p. 164: deu → den: ‘was van den volgenden inhoud’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (II, IV) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
BESPIEGELING,
GEZAG EN ERVARING.
EEN WIJSGEERIGE, GESCHIEDKUNDIGE PROEVE,
DOOR
Dr. A. PIERSON.
‘Man musz wissen, wo man steht und wohin die Anderen wollen.’
GOETHE.
UTRECHT,
KEMINK EN ZOON.
1855.
[pagina IX]
INHOUD.
INLEIDING | bl. 1: |
HOOFDSTUK I. onveiligheid. | |
§ 1. Het gebied der Wetenschap. | |
Het gevoel van zelfstandigheid in den mensch. Hoe het ontstaat. Hoe het zich als willekeur vertoont. Die willekeur, op het gebied der wetenschap. Plato, Realisme, Nominalisme. Hegel. Verhouding van Hegel tot albertus magnus en thomas aquinas. Natuurstudie, Communisme en Socialisme. Fichte, de leer van het Ik en het Niet-Ik. Verhouding van fichte tot kant. Schelling. Onderlinge verhouding van fichte, schelling en hegel. Speculatieve Theologie. j. h. fichte. Rothe. Schleiermacher. | |
§ 2. Het gebied der Kunst. | |
‘Sturm und Drangperiode.’ Romantiek. De beide v. schlegels. Hunne klassieke studiën. Overgang van fried. v. schlegel tot de Roomsche Kerk. Historische overgang uit het klassieke tot het Romantische. De bewusteloosheid der kunst in de Romantiek. Middeneeuwsche sympathien. Goethe's Werther. Zijn Tasso en Wilhelm Meister. Jean paul. Hölderlin. Tieck. Zijn Karl v. Berneck, Abdallah en William Lovell. Novalis' en adam müller's verzet tegen den Wilhelm Meister. Fried, schlegel's oordeel over poësie. Novalis' Hymnen aan den Nacht. Tiecks en wackenroders Sternbald's Wanderungen. Herzensergieszungen eines kunstliebenden klosterbrüders. Phantasiën über die kunst. Steffens ‘was ich erlebte.’ Tieck's oordeel over den Heinrich v. Ofterdingen. Fried. v. schlegel's Lucinde. Toepassing der Romantiek op het Staatsregt. Ad. müller's Restauration der Staatswissenschaften. |
[pagina X]
§ 3. Het gebied der Zedelijkheid. | |
Zelfzucht. Haat en Wellust. Zelfzucht gegrond in weerzin tegen de werkelijkheid. Helvetius: de l'Esprit, de l'homme, de ses facultes intellectuelles et de son éducation. | |
§ 4. Het gebied der Godsdienst. | |
Mysticisme. Het positief karakter des Christendoms. De wording van den mystikus. Waar mysticisme alleen mogelijk is. Mystisch pantheisme. Amaury de bène, david de dinant. Tabellarisch overzigt van het eerste Hoofdstuk | bl. 3-69. |
HOOFDSTUK II. veiligheidsmaatregelen. | |
§ 1. Het gebied der Wetenschap. | |
Het Christendom, eerste grondslag der vrijheid. Beteekenis van het nominalisme. De Traditie. Willem van okkam. Beheersching der wetenschap door de R.C. Kerk, telesio, campanella, giordano bruno, galilei, baco. Heerschappij des Bijbels over de natuurwetenschap, à brakel. Heerschappij der geschiedenis, de Historische school. Savigny en anderen; zijn boek over de geschiedenis van het Romeinsche regt gedurende de middeneeuwen. De conservatieve rigting. De leer der souvereiniteit Gods op de wetenschap toegepast. Verhouding dezer leer tot die der historische school. De vraag beantwoord, in hoeverre er slechts twee rigtingen bestaan: òf zij die de revolutie veroordeelt, òf zij die haar billijkt. Beteekenis der geschiedenis en der rede in dit systeem. De leer der Vereeniging van Kerk en Staat. w.e. gladstone. R.C. Emancipatie. Hobbes. Verhouding van hobbes tot fichte en tot algernon sidney. | |
§ 2. Het gebied der Kunst. | |
Slaafsche navolging van een bepaald genie. Slaafsche navolging der antieken. Verhouding der middeneeuwen tot de classieken, bepaaldelijk tot Aristoteles. Herleving der letteren. Eerste gevolgen daarvan. Bibbiena en Macchiavelli. Sannazarius' Arcadia. Een blik op het tijdvak van ariosto, rafaël etc. De toenmalige toestand der R.C. Kerk. De Restauratie der R.C. Kerk en berni's omwerking van den Orlando. Tasso's Gerusalemme conquistata. Tasso's lijden. Navolging der antieken in Frankrijk, in Duitschland. Die navolging uit een paedagogisch oogpunt. Navolging der natuur. Lessing's oordeel. | |
§ 3. Het gebied der Zedelijkheid. | |
Ontkenning van den grond der zedelijkheid, gelegen in den mensch. Puf-fendorf, thomasius. Sécrétan. Ultramontanisme en Mysticisme, eenigste consequentiën. Verband tusschen beiden. Het Jesuitisme. Ignatius loyola. Zijn verhouding tot caraffa. Zjjne studie-jaren te Parijs. De inrigting zijner orde. De gehoorzaamheid door hem gevorderd. Jesuitisme, het natuurlijk gevolg der behandelde rigting. Oordeel van vinet. |
[pagina XI]
§ 4. Het gebied der Godsdienst. | |
Het gevoelen der R.C. aangaande den grond der godsdienst. Möhler's poging om dit te ontkennen. Het Socinianismus. Uitspraken van socinus en osterodt. Deïstisch karakter van R. Catholicisme en Socinianisme. Het karakter van het gezag des Bijbels. Misverstand desaangaande. Waardeering der stelling: de Godsdienst is het wezen der menschen. Mad. de stael's uitspraak. Tabellarisch overzigt van het tweede Hoofdstuk. | bl. 70-131. |
BOOFDSTUK III. de weg tot zekerheid. | |
Inleiding over het begrip van zekerheid. Mathematische zekerheid alleen verkrijgbaar door redeneering uit absolute beginselen. Proeve eener zoodanige redeneering. | |
§ 1. Het gebied der Wetenschap. | |
De methode der ervaring, op de staatkundige wetenschappen toegepast en geschilderd in macaulay. Zijne redevoeringen in het Huis der Gemeenten. Aanwijzing van den weg, door hem betreden. De wederzijdsche verhouding der verschillende leerbegrippen aangaande den laatsten grond van het gezag op Cath. en Protestantschen bodem, historisch ontwikkeld. Oordeel van bellarminus. Verloop der Catholieke meening onder hendrik III en IV. Jean boucher. Houding der Sorbonne. Kritiek der leer van de souvereiniteit Gods op de wetenschap toegepast. De vrijheid der wetenschap gehandhaafd, ook op het gebied der Theologie. A. de gasparin's Les écoles du doute et l'Ecole de la foi. | |
§ 2. Het gebied der Kunst. | |
Verhouding des kunstenaars tot het werkelijke en het ideale. De eischen en de grenzen der aesthetica. Schiller's oordeel over den weg om kunstenaar te worden. De methode der ervaring. Naauwgezette toepassing daarvan door goethe. Verhouding der daguerrotype tot het portret. Schiller's Raüber, en zịjn Maria Stuart. Schiller's oordeel over het gebruik der koren. Waardeering van lessing en schiller's voorstelling aangaande het doel der kunst. Navolging van de antieken. Haar invloed op de zeden. Le Ver Rongeur. Petrarca, thomas à kempis, franklin, pitt. Omzigtigheid hier wenschelijk, blijkbaar uit het voorbeeld van goethe. |
[pagina XII]
§ 3. Het gebied der Zedelijkheid. | |
De eisch der zedelijkheid. Haar eenig beginsel: de liefde. Zigtbaar in de huwelijksliefde. Voortdurende zelfverloochening in den grond met dien eisch onbestaanbaar. Het verband der algemeene menschenliefde en der zelfsliefde. Waarom de zedelijkheid zich niet grondt op de geboden Gods. Afkeer van casuistiek, een der voornaamste hulpmiddelen tot ware zedelijkheid. | |
§ 4. Het gebied der Godsdienst. | |
De twee gevaren hier te ontwijken: Pantheisme, eigenwillige godsdienst en autoriteitsgeloof. Zelfstandigheid en afhankelijkheid des menschen. Oplossing van beiden in de nederige erkenning van een Hooger Wezen. Wat die nederige erkenning uitwerkt. Welken troost zij aanbiedt. Grenzen en invloed der Godsdienst. Verhouding der Godsdienst tot alle andere vermogens in den mensch. Wat te denken van de wijsgeerige eenheid, door sommigen tusschen de verschillende vermogens in den mensch tot stand gebragt. Waarde van het Christendom. Ontwikkeling der Godsdienst in een Godsdienstleer. De graad van zekerheid, bereikbaar op dit gebied. Beschrijving der geloofszekerheid. | bl. 132-206. |
OVERZIGT. | bl. 207-213. |