Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5
(1736)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijNegende hoofdstuk.
| |
[pagina 214]
| |
toestemden dat 'er twee natuuren in hem waren. Ga naar margenoot+ De Maroniten hebben eenGa naar voetnoot(a) Patriarch die zyn verblyf in het Klooster vanGa naar voetnoot(b) Canubin aan den Berg Libanon houdt, en den tytel van Patriarch van Antiochien voert. Hy bemoeit zich niet met het tydelyke; maar daar zyn twee Heeren, dieGa naar voetnoot(c) Diakonen of Administrateurs genaamt worden, waar aan de Bestieringe van het gantsche land onder de Heerschappy der Turken, aan de welke zy groote Schattingen opbrengen,Ga naar margenoot+ is aanbetrouwt. De verkiezinge van dien Patriarch geschiedt by de Geestelykheit en by het volk, volgens de oude Kerk-Discipline:’ (Twaalf der voornaamste Priesteren, die ongetwyfelt de twaalf Apostelen verbeelden, vergaderen tot die verkiezinge in het Klooster van Canubin. Men doet een opzameling van stemmen, en wanneer zy 't alle eens zyn, hangen de Geestelyken en het volk gezamentlyk hun zegel daar aan. Indien 'er geen overstemming geschiedt, verkiest men by compromis, dat is dat men uit de 12 Priesteren drie uitkipt om die verkiezinge te doen, welke vervolgens door het volk bevestigt wordt.) ‘Zedert zy volkomelyk met de Roomsche Kerk zyn hereenigt geworden, is de gekoren Patriarch verplicht van den Paus Bullen van confirmatieGa naar margenoot+ te lichten. Hy blyft altoos ongehuwt, gelyk de Bisschoppen zyne Suffraganen ook doen. Die Bisschoppen zyn onderscheiden in twee soorten, waar van de eene waarlyk Bisschoppen zyn, voorzien van een Bisdom en van volk daar over zy het gebied hebben: de andere zyn eigentlyk maar Klooster-Abten, en de zorg der zielen is hun niet aanbevolen. Zy dragen geen Bisschoppelyk gewaad, noch eenig ander teken, maar zyn gekleed even als de andere Monniken. Echter onderscheiden zy zich van deze, met het voeren van Myter en Staf wanneer zy de Mis zingen. Dewyl de Patriarch den gantschen Berg Libanon niet in eigen persoon kan gaan bezoeken, zendt hy Bisschoppen uit, en houdt 'er twee of drie by zich. Behalven de Bisschoppen die zich aan den Berg Libanon bevinden, zyn 'er nog te Damas, te Aleppo, en op 't Eiland Cyprus. Wat de andere Geestelyken belangt,Ga naar margenoot+ zy mogen alle het Huwelyk aanvaarden voor dat zy geordent zyn; en zelfs wierden de Priesters niet lang geleden daar toe verplicht door den Patriarch, die hun de Ordens anders niet wilde opdragen, ten ware zy Monniken wilden worden: want het volk, dat minnenydig is, is niet wel in zyn schik met jonge Priesters die ongetrouwt zyn. Desniettegenstaande is het hun tegenwoordig, zedert zy te Rome een Collegie hebben waar in een gedeelte hunner Geestelykheit wordt aangequeekt, geoorloft ongehuwt te blyven, zonder deswegen ontrust te worden. Voor dat zy te Rome gingen studeren, waren zy niet geleerder dan het gemeen, zich vergenoegende met te konnen lezen en schryven. Die onder hen, behalven de Arabische Taal, welke daar te land de gemeene taal is, eenige kennis van het Chaldeeuwsch hebben, gaan voor zeer geleerd door, omdat hunne Liturgien enGa naar voetnoot(d) hunne andere Officie-boeken in die Taal geschreven zyn. Het Monnikenleven is by de MaronitenGa naar margenoot+ niet minder in achtinge, als by alle de overige volkeren van den Levant. Hunne Monniken zyn van de Orde van St. Antonie: en het is waarschynelyk dat zy een overblyfzel zyn van dieGa naar voetnoot(e) oude Kluizenaars die eertyds de woestenyen van Syrien en van Palestina bewoonden; dewyl zy zich in de verborgenste plaatzen van 't gebergte onthouden, en van de gemeenschap | |
[pagina 215]
| |
van alle andere menschen als afgezondertGa naar margenoot+ zyn. Zy zyn armelyk en ruw gekleed, nimmer eeten zy vleesch, zelfs niet in groote ziektens, en zy drinken zeer zelden wyn. Zy weten niet wat geloften te doen te zeggen is: maar als zy in het Klooster worden ontfangen, verschynt 'er een Monnik met een boek in zyn hand, die hun iet voorleest ten aanzien van hunnen plicht, by voorbeeld, dat zy de onthoudinge of de matigheit moeten in acht nemen: en dit is genoeg om hen kuisch te doen blyven, zonder dat zy zich daar toe door gelofte verbinden, gelyk men in de Roomsche Kerk gewoon is te doen. Zy hebben goederen en geld in eigendom, en mogen stervende daar over beschikken naar hunnen zin; en wanneer het hun in het eene Klooster niet langer aanstaat, begeven zy zich in een ander, zonder daar toe verlof van hunnen Superieur te vragen. Zy mogen geene Kerkelyke functie verrichten, gelyk prediken en biegt horen; invoegen dat zy alleen voor hun zelve leven, zynde in geenerlei geestelyk werk ten dienste van hun naasten. Zy arbeiden met de handen, en bouwen het land volgens hunne instellinge. Eindelyk oefenen zy de herbergzaamheit zeer, voornamelyk in het Klooster van Canubin, daar het gantsche jaar door open tafel gehouden wordt.Ga naar margenoot+ Ik zal hier van hun geloof niet gewagen, als 't welk niet verschild van dat der andere Oosterlingen,Ga naar voetnoot(a) uitgenomen in 't geen hunne voorgaande Scheuringe medebragt, 't welk zy echter tegenwoordig niet waarnemen, zynde geheel en al aan de Roomche Kerk onderworpen. Zy consacreren zelfs met ongerezen brood: hoewel het waarschynelyk is, dat zy dat gebruik eerst hebben omhelst zedert hunne hereeniging met Rome, schoon de nieuwe Maroniten voorwenden, dat zy nooit met gerezen brood hebben geconsacreert. Daar is groot onderscheid tusschenGa naar margenoot+ hunne Mis en die der Latynen: maar men heeft hun Misboek te Rome hervormt, en het is verboden eenig ander Misboek dan het hervormde te gebruiken. Geenen dienst verrichten zy zonder overvloedig te wieroken, voor al in de Mis; zy bedienen zich hier in van Manipel noch Stool, als de Latynen doen; zelfs hebben zy geen Kasuifels in gebruik, of 't moet wezen zedert men ze hun van Rome heeft toegezonden: doch in plaatze van Manipels dragen zy op yder arm een klein stuk stof van zyde of geverwde wolle, 't welk aan het Misgewaad of wit hembd is vastgenaait, of ook wel niet vast daar aan is. De Priesters lezen de Mis niet alleen, gelyk de Latynsche Priesters doen:Ga naar voetnoot(b) maar zy lezen alle te gelyk de Mis op, staande rondom den Altaar, by den Celebrant, die de Communie aan allenGa naar margenoot+ uitdeelt. De Leeken communiceren onder de beide tekenen: maar de Missionarissen van den Paus voeren dagelyks de Communie onder een teken in. Zy doen de woorden van de Consecratie niet bestaan in dit zeggen, dit is myn Lichaam, enz. Dit is myn Bloed, enz. maar zy gebruiken andere en wydlopiger bewoordingen, waar in het gebed, dat men gemeenlyk de aanroepinge van den H. Geest noemt, vervat is. Niettemin volgen zy tegenwoordig daar in, als mede in veele andere zaken, de gevoelens der Latynsche Godgeleerden, die men hun te Rome heeft ingeprent. Wat hunne andere Officien aangaat, zy reciteren die in de Kerk, waar heen zy zich ter middernacht begeven, om de | |
[pagina 216]
| |
Vroegmetten, of liever de Nachtmetten, te zingen. Zy reciteren het Morgenlof, 't geen men voor hun Eerste Uur houden kan, zo dra het dag wordt. Het derde Uur gaat voor de Misse, waar na zy het zesde Uur houden. De None wort gezongen na het middagmaal, en de Vesper by het ondergaan der zonne; en eindelyk de slotzang na het avondmaal, voor dat zy te bedde gaan. Yder officie bestaat in een voorreden, in twee of drie, en zelfs meer gebeeden, met een gelyk getal Lofzangen daar tusschen. Zy hebben daarenboven byzondere Officien voor de H. dagen, voor de Paaschvasten, voor de verschuifbare feesten, en voor andere dagen. De Priesters en andere Geestelyken die in de gewyde Ordens zyn, meenen niet verplicht te zyn het Officie te zeggen, wanneer zy by den Choorzang niet tegenwoordig konnen zyn, ten ware zy daar omtrent van gedachten mogten zyn verandert zedert dat de Latynen hen daar toe hebben willen verplichten.’ Ga naar margenoot+ (De Maroniten beginnen altoos hunne Officien met gebeeden, die aan Jezus Christus als Middelaar en Verlosser gericht zyn. Zy bidden de Heilige Maagd noch de Heiligen nimmer afzonderlyk buiten Jezus Christus aan. Echter groeten zy de Heilige Maagd in 't byzonder, en eeren haare gedachtenisse met oneindige loftuitingen: maar volgens het verhaal van P. Simon, van wien wy deze aanmerkingen ontleent hebben, schynen die begroetingen alleenlyk te strekken om de verdienste van de Maagd te eeren. In de gebeeden die de Maroniten aan haar en aan de Heiligen doen, worden zy niet om hun middelaarschap verzogt. Het middelaarschap koomt alleen toe aan Jezus Christus, als den eenigsten Middelaar.Ga naar voetnoot(a) Men vergt den Heiligen niets anders, dan dat zy de Goddelyke barmhertigheit zouden bewegen door hunne gebeeden, enz.) Ga naar margenoot+ ‘Hunne vasten verschillen van de onze. Zy houden alleen de Vastendagen voor Paaschen, en in die dagen nuttigen zy niet eerder eenig voedzel, dan twee of drie uuren voor zonnen ondergang. Zy vasten niet in de Quatertempers, noch op Heilige avonden, noch op eenigen anderen feestdag: maar daar en tegen hebben zy andere abstinentiën die zy gestrengelyk onderhouden, want tweemaal 's weeks, te weten 's woensdags en vrydags, eeten zy noch vleesch, noch eyeren, noch melk; en op die dagen proeven zy niets, wat het ook wezen moge, voor dat de middag voorby is; doch daar na staat het ydereen vry, zo veel en zo menigmaal te eeten als het hem behaagt. Op gelyke wyze vasten zy twintig dagen voor Kersmis, en de Monniken rekken die vasten nog langer. Voor het Feest van St. Pieter en Paulus vasten zy alle vyftien dagen achtereen, en van gelyken voor Maria Hemelvaart. Om de Ordens op te dragen wachtenGa naar margenoot+ de Bisschoppen niet tot de Quatertempers, gelyk men in de Latynsche Kerk doet; maar zy doen die Inwydingen op allerleye feestdagen. Voor het invoeren der laatste reforme, droeg men op een en den zelven dag aan een eenig persoon de volgende Ordens te gelyk op; namelyk die van Voorlezer, van Bezweerder, van Autaardienaar, van Onderdiaken, van Diaken, van Priester, van Aartspriester, en van Bisschop; en dat alles geschiedde binnen twee of drie uuren. Staat te letten, dat zy by het Aartspriesterschap ruim zo veel plechtigheden gebruiken, als by de andere Ordens; en het schynt dat zy het zelve voor eene Orde by uitstek houden. Zy bewaren in de Doopvonten nietGa naar margenoot+ van het water dat op Goeden Saturdag gewyd is, om het Sacrament des Doops te bedienen, gelyk de Latynsche Kerk in gebruik heeft: maar altoos en zo menigmaal 'er gedoopt moet worden, maken zy nieuw wywater, onder het opzeggen van een groot getal gebeeden; voorts dompelen zy den doopeling driemaal in dat water, of wel, zy werpen het water driemaal over die persoon heen, het water te voren een weinig warm gemaakt zynde. Echter spreken zy de vereischte woorden by het geven van den naam maar eens uit: zy gebruiken geen zout, en zalven niet alleen het hoofd, maar ook de borst met opene handen. Zy zalven ook het lichaam voorGa naar margenoot+ en achter, van het hoofd af tot de voeten toe. Behalven die zalvinge, welke voor den Doop geschiedt, verrichten zy 'er nog eene daar na, 't welk by de Oosterlingen eigentlyk het Vorm- | |
[pagina 217]
| |
sel is: doch deze laatste zalvinge hebben zy afgeschaft, zedert zy met de Roomsche Kerke zyn hereenigt geworden, om het Sacrament des Vormsels op de Latynsche wyze te bedienen.’ (By den Doop houdt de peet het kind niet, maar de Priester ontfangt het in een doek, nadat hy 't uit de Vonte genomen heeft.) Ga naar margenoot+ ‘Eertyds maakten zy weinig zwarigheit of zy niet gebiegt hadden voor de Communie: maar de Roomsche Zendelingen hebben hen daar toe genoodzaakt. Voor de Reforme hadden ook de Priesters alle evenveel recht in het opleggen van Boeten. Daar waren geene byzondere gevallen aan de Patriarchen en aan de Bisschoppen gereserveert.’ (Dandini klaagt, dat de Biecht by de Maroniten zeer verzuimt wordt. 't Is waar dat dat verzuim by hen, zo wel als by de andere Oostersche volkeren, veel grooter is dan in de Latynsche Kerk. Wat de manier aangaat, de eene biegten overendstaande, de andere zittende, en veele doen zulks knielende. De Biechtvaders leggen openbare boeten op openbare zonden, en heimelyke op geheime zonden. De boeten bestaan in vasten, gebeeden, aalmoessen, bedevaarten, en nederwerpingen des lichaams. De Biechtvaders volgen doorgaans den inhoud van hunne Penitentieboeken. Onder die het biegten verwaarlozen, vindt men 'er die onder voorwendzel van aan God alleen te biegten, de belydenisse van hunne zonden gaan prevelen in de muurgaten van de eene of de andere Kerk.) ‘Voor hunne reformatie, hadden zy mede niet veel eerbied voor het Sacrament des Nachtmaals: zy bewaarden het geconsacreerde in hunne Kerken zonder eenig licht daar by aan te steken, en het was besloten in een doos, die in een gat van de muur, of ergens anders stondt. Ga naar margenoot+ Ook kondigden zy te voren het Huwelyk in de Kerken niet af, voor dat het voltrokken werdt: zelfs gebruikten zy daar toe allerlei Priesters zonder onderscheit, meenende dat het onnodig was den Pastoor alleen daar toe te nemen. Daarenboven begaven zich zommige in den Echt voor het bereiken van hun twaalfde of veertiende jaar. En wat de ongeoorlofde huwelyken aangaat, daar omtrent hadden zy een gebruik 't welk zeer veel verschilt van 't geen tegenwoordig in de Roomsche Kerk doorgaat: want in het rekenen der graden van namaagschap, begosten zy niet alleen van den Stamvader waar mede de linie begint, maar zy begreepen daar ook onder de twee takken die van den stam voortspruiten, meenende dat twee personen in den zelven graad, gelyk zyn twee broeders, ook twee graden maakten; zo dat zy wanende niet anders dan in den zesden graad te trouwen, inderdaat in den derden trouwden. Zy hielden in tegendeel voor ongeoorloft 't geen zulks niet was; want zy lieten niet toe, dat twee broeders zich met twee zusters in den Echt begaven, noch dat een Vader en een zoon met een moeder en een dochter trouwden. Zy hebben een zekere zalvinge voorGa naar margenoot+ de zieken in gebruik, welke zy den naam van Lamp geven, omdat zy daar toe de olie van de lamp gebruiken; dit nu geschiedt op de volgende wyze. Zy kneeden een klein koekjen, wat groter dan eene Hostie, waar op zy zeven pitten, om kleine stroodjes gedraait, steken, 't welk zy vervolgens in een bekken met olie leggen; daar na ontsteken zy, onder het opzeggen van een Evangelie en een Brief van den Apostel Paulus nevens eenige gebeeden, alle die pitten. Voorts zalven zy met die olie alle de omstanders, als mede den zieken, op het voorhoofd, op de borst, en op de armen, zeggende by elke zalvinge: Dat God door deze zalvinge u uwe zonden vergeve, dat hy uwe leeden stevige en versterke, gelyk hy die van den geraakten gestevigt en versterkt heeft. Men laat vervolgens de lamp branden, zo lang 'er olie in is; dewyl nu die olie alleen gewyd is door een enkel Priester, heeft zulks zommigen doen geloven, dat met die ceremonie het Sacrament van 't laatste Oliesel niet gemeent wordt, aangezien men het zelve pleegt aan personen die niet zeer ziek zyn. Maar dieGa naar margenoot+ de Oostersche Godgeleertheit verstaan, konnen gemakkelyk overtuigt worden, dat die volkeren geen ander Sacrament des laatsten Oliesels gekent hebben, voor dat zy van de Latynen zyn gereformeert geworden. Ook vindt men het woord van laatste Oliesel alleen by de Latynen in gebruik, omdat zy de zieken niet zalven dan wanneer zy op hun uiterste leggen; 't geen zo niet gelegen is met de Christenen van den Levant. Eer ik dit verhaal wegens de Maroni- | |
[pagina 218]
| |
ten eindige, zal ik hier in 't kort byvoegen 't geenGa naar voetnoot(a) de jezuitsche Vader Besson heeft aangemerkt in zyn boek dat den tytel voert van Heilig Syrien, daar hy voornamelyk gewaagt van de Maroniten die een gedeelte van den Berg Libanon, 't welk den naam van QuesroanGa naar margenoot+ draagt, bewonen. Die Jezuit gelooft dat de Maroniten hunnen oorsprong hebben van St. Maron een Syrisch Abt, en niet van den Aartsketter Maron. Onder andere bewyzen die hy bybrengt, zegt hy dat de Maroniten de gewoonte hebben van, na dat de Geestelykheit en het volk eenen Patriarch hebben gekoren, hun toevlucht te nemen tot den Paus om de confirmatie van hunne verkiezing te verzoeken. Maar hy hadt moeten in acht nemen, dat zy zulks niet eerder hebben gedaan, dan zedert hunne grote verbintenisse met de Roomsche Kerk. Hy voegt 'er nog by, dat Johannes de Damascener van de Kettery der Maroniten niet onbewust konde geweest zyn, indien zy inderdaat Ketters waren geweest, aangezien hy hunne nabuur was; en hy nogtans, in het optellen der Ketteryen, van hen geen gewag maakt. Maar dat was niet noodzakelyk, dewylzy onder de Kettery der Monotheliten begrepen zyn. Ga naar margenoot+ Die zelve Autheur roert in weinig woorden aan 't geen de Jezuit Dandini en eenige andere van die Societeit onder de Maroniten verricht hebben: dit nu hebben wy reets in 't breede met de vereischte reflexien aangehaalt. Al 't geen 'er gezegt kan worden, is dat my die Jezuitsche Zendeling nog onkundiger dan de andere toeschynt, daar hy van het geloof der Maroniten handelt. Hierom meen ik dat men geen geloof moet slaan aan zeker mirakel dat hy als een klaar bewys van het rechtzinnig geloof der Maroniten te berde brengt. Hy verzekert, dat drie mylen van Canubin, dicht by een Dorp Eden genaamt, eene Aartsbisschoppelyke Kerk onder den naam van St. Sergius gevonden wordt, en dat men boven die Kerk eene Kapelle ontdekt aan St. Abdon en aan St. Sennan toegewyd, waar in een fontein van levend water is, die op den dag wanneer men het feest van die twee Heiligen viert, onder den Altaar geduurende de Misse ontspringt. Hy zegt daarenboven, dat, hoewel die feestdag vroeger of later verschynt, als zynde aan den eersten zondag van de maand Mei vastgehecht, men echter nooit verandering omtrent den loop van die fontein bespeurt, dewyl zy zich altoos naar den eersten Zondag van Mei schikt, zelfs zedert de verandering van den Almanak naar den nieuwen Styl van Gregorius XIII. Maar ik twyfel niet of men heeft die Historie naar zynen zin verzonnen, misschien om den nieuwen Styl van Gregorius, dien die Volkeren in veele gevallen geweigert hebben aan te nemen, gezag by te zetten. De verdichtheit van dat mirakel steekt te meer door, omdat die Schryver verzekert, dat de fontein onder de Misse ontspringende, het water nog overvloediger opwerpt zo dra de Priester de Hostie opheft; zonder in acht te nemen dat de opheffinge van de Hostie by de Maroniten niet in gebruik is op zulk eene wyze als ze by de Latynen geschiedt. Ondertusschen vertelt Vader Besson dat mirakel, als dienende tot een klaar bewys om tegen de andere Natien van den Levant de aanklevinge der Maroniten aan de Roomsche Kerk te staven, en om te gelyk de reforme van den Almanak te wettigen. Men leest ook in dat verhaal, dat de Maroniten van een zeer zagten aart zyn,Ga naar margenoot+ en dat zy ten minsten goede woorden geven, belovende te zullen doen 't geen men van hun begeert; dat zy menigmaal zeggen dat God goed is, en dat hy de voorgestelde zaak wel zal doen gelukken; ja dat zyGa naar voetnoot(b) Gods naam, of eenige zyner eigenschappen altoos in den mond hebben. Maar zyn die volkeren goed en gemakkelyk van aart, voegt 'er dezelve Autheur by, zy zyn ook zeer ongestadig: wanneer zy een goede predikatie hebben aangehoort, schynen ze terstond gereet om zich te bekeeren, en eene nauwkeurige belydenisse van hunne zonden te doen; maar als men tot de zaak koomt, weten zy nergens meer van. Hunne vrouwen zyn inderdaat zeer zedig; doch hoe zy van grooter aanzien zyn, hoe minder zy ter Kerke gaan: zo dat eene aanzienelyke Dame het zich tot lof rekent als men van haar zegt, dat zy de Misse niet gaat hooren | |
[pagina 219]
| |
dan op Paaschdag, en zelfs gebeurt zulks yder jaar niet. Een jonge vrouw verschynt in twee jaaren na haar trouwen niet in de Mis, en ondertusschen woontGa naar margenoot+ zy de baden en bruiloften by. Zy schynen uit de Kerken gebannen te zyn, even als de Mahometaansche vrouwen uit de Mosqueen. Echter is 'er een Nonnen-Klooster van de Orde van St. Antonie, 't welk een groten naam van heiligheit heeft. Dat gebouw heeft ten naasten by de gedaante van eene Kerk, waar in die zusters, even als duiven op een til, wonen in kleine hokken tusschen de hoogte van 't gewelf en het plat van 't dak gemaakt. Die cellen of hokken zyn zo laag van verdieping, dat zy daar in niet recht overend konnen staan, en zy 'er nauwlyks haar lichaam konnen roeren. Haare verrichtingen bestaan in het zingen van 't Officie, in te mediteren, in te bidden, en te arbeiden. 's Morgens omtrent twee uuren beginnen zy haare gebeeden; en met het krieken van den dag begeven zy zich aan haar werk, 't welk bestaat in het bouwen der tuinen en landeryen van haar Klooster.Ga naar margenoot+ Eindelyk verzekert P. Besson in het tweede deel van zyn boek, daar hy de grote Antipathie tusschen de Syriers en de Franken aanwyst, dat men in Syrien doorgaans yder dag maar eene Mis leest, en zelfs op de Zondagen; dat men 'er weinig Altaren vindt, en nog minder Celebranten; dat alle de Syriers, de Maroniten alleen uitgezondert, met gerezen brood consacreren; dat de Priesters, die niet celebreren, echter de Misse bywonen, en hunnen rang houden, hoewel zy in een gemeen gewaad gekleed zyn, uitgenomen die voor Diakens of Onderdiakens verstrekken; en eindelyk dat een iegelyk onder de beide tekenen communiceert, behalven de Maroniten, die communiceren zonder de celebratie van de Liturgie, en eene in het bloed Onzes Heeren geweekte portie ontfangen. |
|