Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5
(1736)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijAchtste hoofdstuk.
| |
[pagina 193]
| |
meen te brengen. Van dien Bisschop nu, wiens naam Uscan was, hebbe ik een Lyst van de Armenische Kerken, hier onder gesteldGa naar voetnoot(a), bekomen. | |
[pagina 194]
| |
Zedert dien tyd hebbe ik gemeenzamen ommegang met hem te Parys gehadt; doch hem ondervraagt hebbende wegens verscheidene leerstukken met opzicht tot de Armenische Godgeleertheit, hebbe ik bevonden dat hy zeer weinig van die zaken wist. Hy is te Marseille overleden, waar heen hy zich met verlof van den Koning begevenGa naar margenoot+ hadt, om Armenische boeken tot gebruik van zyne Natie te doen drukken. De Kardinalen, die te Rome de Congregatie de Propaganda Fide uitmaaken, waren verwondert dat men hem in Vrankryk zo gemakkelyk het voorrecht van allerleye Armenische Boeken op de | |
[pagina 195]
| |
persse te laten leggen, hadt toegestaan; dewyl hy daar door gelegenheit hadt konnen nemen om quade boeken, die de Scheuringe der Armeniers zouden mogen begunstigen, in 't licht te geven. Doch in zyn gedrag heeft hy altoos, zo lang hy in Vrankryk geweest is, veel eerbied voor de Roomsche Kerk doen blyken. Wat het Geloof en de KerkelykeGa naar margenoot+ Discipline van de Armenische Kerk aangaat, desaangaande heeft niemant breder gehandelt dan Galanus, in het boek dat hy te Rome wegens de vereeniginge der Armenische en Roomsche Kerken heeft doen drukken.Ga naar voetnoot(a) Dat Werk is in twee deelen verdeelt, waar van het | |
[pagina 196]
| |
eerste niet anders is dan een uittrekzel van de Geschiedenissen der Armeniers: maar dewyl de Armeniers zedert verscheidene eeuwen onder elkander overhoop gelegen hebben, en, zo wel als de andere Oosterlingen, in tyd van nood te Rome hulp gezogt, hebbe ik bespeurt dat die Historien niet altoos oprecht en nauwkeurig opgestelt zyn. Hierom zal ik by 't geen ik hier uit het boek van Galanus wegens de Armeniers zal aanhaalen, eenige aanmerkingen voegen. Galanus zelv heeft zyne Historie met Noten verrykt: maar omdat hy een Missionaris geweest is, en zyn werk te Rome heeft opgestelt, behoeft men, zonder onderzoek, juist geen geloof te slaan aan al 't geen hy zegt. Niettemin vervat dat boek veele merkwaardige zaken aangaande den staat en den Godsdienst der Armeniers. Ga naar margenoot+ Men merke derhalven aan 1. Dat de Armenische Historien, door Galanus vertolkt, te voorschyn brengen zekere Acte van vereeniginge tusschen de Roomsche en Armenische Kerken onder den Keizer Constantyn en Tiridaat Koning der Armeniers, toen Sylvester den Roomschen Stoel, en Gregorius, die de grote Patriarch der Armeniers is, dien van Armenien bekleedden. Maar behalven dat 'er in die Acte verscheidene dingen voorkomen die Fabuleus schynen te wezen, is het waarschynelyk dat dat stuk voor het grootste gedeelte in de volgende eeuwen is gesmeed, en wel voornamelyk ten tyde van Paus Innocentius III. toen de Armenische Kerk zich met de Roomsche heeft willen vereenigen: want men vindt 'er aangaande de Pausselyke Souvereiniteit spreekwyzen in, welke in die tyden ongebruikelyk waren. Echter bedienen de Armeniers, volgens de aanmerkinge van Galanus, zich van die Acte om de oudheit van hun Patriarchaat te bewyzen, als 't welk, naar hun zeggen, door Paus Sylvester zou opgerecht zyn: en zelfs hebben zy daar van gebruik gemaakt in hunne geschillen met de Grieken. Doch dat fondament moet zeer wankelbaar voorkomen aan den geenen die der Kerkelyke Historie kundig zyn, en die overwegen wat eene grote uitgestrektheit van Jurisdictie Paus Sylvester zich in die Acte aanmatigt. II. Al de waerelt weet dat de ArmeniersGa naar margenoot+ tot de Secte der Monophysiten, die niet meer dan eene Natuur in Jezus Christus erkennen, behooren: maar, gelyk wy reets hebben aangemerkt daar wy van de Jacobiten handelden, die Kettery is imaginair, en bestaat alleen in dubbelzinnige benamingen. Desniettegenstaande verwekt dit nog tegenwoordig groote geschillen onder de Armeniers; en schoon zy meerendeels in 't stuk van Godgeleertheit weetnieten zyn, redeneeren zy nochtans zeer wel over de verborgenheit der Vleesch wordinge, en over het Concilie van Chalcedonien dat zy verwerpen. Evenwel zy aangemerkt, dat een goed aantal van ArmeniersGa naar voetnoot(a) tegenwoordig met de | |
[pagina 197]
| |
Roomsche Kerke vereenigt is, en de gevoelens der zelve opvolgt; als mede dat Galanus veel deel heeft gehadt in de nieuwe vereeniging onder Paus Urbanus VIII. Ga naar margenoot+ Het is onwaar, dat de Armeniërs de wezentlyke tegenwoordigheit van Jezus Christus in het Sacrament des Nachtmaals lochenen, gelykGa naar voetnoot(a) Brerewood uit een slecht Schryver naschryft:Ga naar voetnoot(b) want de Armeniers en de Oosterlingen hebben over dat Sacrament nooit zo zeer getwist als de Latynen gedaan hebben, voornamelyk zedert Berengarius tyd: en voor zo verre de Armeniers nimmer die zwarigheit hebben overwogen, zyn zy gebleven by de algemeene bewoordingen van de veranderinge der Tekenen in het lichaam en in het bloed onzes Heeren. Galanus, die eenigen hunner Synoden beschryft, als mede de geschillen die zy met de Grieken gehadt hebben, maakt daar van geen gewag, uitgenomen dat hy zegt dat zy in het celebreren van de Liturgie geen water onder den wyn doen, en dat zy op de wyze der Latynen met ongezuurt brood consacreren. 't Geen dezelve Brerewood wegens hetGa naar voetnoot(c) Vagevuur verhaalt, moet verklaart worden volgens het geen wy tevoren van de Grieken en van de andere Oostersche volkeren gezegt hebben: en het is zeer waarschynelyk, dat het geen ter zelver plaatze gemeld is, namelyk dat zy zouden lochenen dat de Sacramenten de kracht hebben van de genade aan te brengen, niets anders is dan een harssenschim van den eenen of den anderen School-Leeraar, die zich heeft ingebeeld dat de Oosterlingen op alle de hairkloveryen der Latynen waren afgericht. Ik geloof mede niet, dat het waar is, dat de Armeniers alle soorten van dieren,Ga naar voetnoot(d) in de Wet voor onrein gehouden,Ga naar margenoot+ weigeren te eeten, gelyk Brerewood | |
[pagina 198]
| |
zulks ook van de Abyssynen verhaalt: maar 't geen tot die gedachte aanleiding gegeven heeft, is dat de Armeniers en de Abyssynen nevens de andere Christenen van den Levant, zich van bloed en van gestikt vleesch te nuttigen onthouden, zonder dat zulks juist uit bygelovigheit spruit. Het zoude onnodig zyn het geloof der ongelatinizeerde Armeniers breedvoeriger te verhandelen: dewyl daar van genoeg gezegt is in het voorstellen van 't geloof der Jacobiten, waarmede zy niet anders dan ten aanzien van eenige plechtigheden en van de Kerkelyke Tucht verschillen. Men zal het my echter niet qualyk nemen, denk ik, dat ik hier aanhale een Lyst der voornaamste dwalingenGa naar margenoot+ dieGa naar voetnoot(a) zeker gelatinizeert Armenier hun toeschryft; dit zal dienen tot bevestiging van 't geen wy reets gezegt hebben, en te gelyk ons gelegenheit geven tot ophelderinge van eenige andere zaken. Die Autheur verwyt zynen Landsgenoten die zich met den Paus niet hebben vereenigt,Ga naar voetnoot(b) dat zy de dwalingen van Eutyches en Dioscorus aangaande de eenheit van Natuur in Jezus Christus volgen; dat zy geloven dat de H. Geest alleen van den Vader uitgaat; dat de zielen der Heiligen niet tot het Paradys, noch die der verdoemden tot de Helle overgaan voor dat de dag des Oordeels zal verschenen zyn; dat 'er geen plaatzen zyn die Vagevuur en Helle genaamt worden; dat de Roomsche Kerk geenen voorrang boven de andere Kerken heeft. Hy voegt 'er nog by, dat de Armeniers de gedachtenisse van Paus Leo en van het Concilie van Chalcedonien verfoeien; dat zy de Hoogtyden onzes Heeren niet volgens de manier der Roomsche Kerke waarnemen; dat zy de vasten niet houden volgens de Canons der Kerke; dat zy geen zeven Sacramenten erkennen, voor zo verre zy het Vormzel, noch het laatste Oliesel niet in gebruik hebben; en daarenboven, dat zy van de ware kracht der andere Sacramenten onkundig zyn; dat zy by de Mis geen water in de Kelk doen; dat zy meenen dat men den volke het Nachmaal niet moet uitdeelen dan onder de beide Tekenen. Hy verwyt hun ook de gewoonte die zy hebben van in houte en aarde bekers of kelken te consacreren; dat alle de Priesters van alle soorten van zonden zonder onderscheit absolutie verlenen, buiten reservatie van byzondere gevallen; dat zy aan twee Patriarchen, die beide zich het Patriarchaat van gantsch Armenien toeeigenen, onderworpen zyn; dat de Pastooren en de Bisschoppen elkander opvolgen, even of hunne waardigheden erfelyk waren; dat men onder hen koophandel dryft met de Sacramenten; dat men om gelt, zonder eenige reden, Echtscheidingen toelaat; dat zy geen zalf-olie maken voor de zieken; eindelyk, dat zy de Communie geven aan kinderen die het gebruik hunner reden nog niet bebben. Uit die gantsche opstellinge van gewaandeGa naar margenoot+ dwalingen blykt, dat de Armenier die 'er de Schryver van is, gelatinizeert was; want, gelyk wy boven reets hebben aangemerkt, het meerendeel dier gevoelens hebben alle de Christenen van den Levant met elkander gemeen, indiervoegen als wy dezelve daar wy van de Grieken handelden, hebben verklaart. 't Geen men in de Armeniers zou konnen berispen, bestaat hier in dat zy zich al te zorgvuldig houden aan zekere vastendagen die by hen in groten getale zyn, en dat zy zich niet duidelyk genoeg in de verborgentheden van den Godsdienst laten onderwyzen. In de Oostersche Kerk is 'er geene Natie die meer achtinge voor de vasten heeft dan de Armeniers; en met hen te horen spreken, zou men zeggen dat de gantsche Religie in vasten be- | |
[pagina 199]
| |
stondt. Wat aangaat de onverzettelykheit welke zy altoos hebben doen blyken in het Feest onzes Heeren en dat van Driekoningen op een en den zelven dag te willen vieren, daar omtrent schynen zy niet te mogen veroordeelt worden;Ga naar voetnoot(a) aangezien dat gebruik lang in de Kerk heeft stand gegrepen, en Driekoningendag of de verschyninge onzes Heeren inderdaat eigentlyk niet anders is dan zyne geboorte. Ga naar margenoot+ De naam van Meester ofGa naar voetnoot(b) Leeraars is zo aanzienelyk by de Armeniers, dat zy het Leeraarschap met dezelve ceremonien opdragen als men de Ordens gewoon is te doen; ook zeggen zyGa naar voetnoot(c) dat die waardigheit een navolging is van die Onzes Heeren, dewyl hy den naam van Rabbi of Meester aannam. 't Is by die Leeraars dat men raadpleegt in zaken van Godsdienst, welke ook ter hunner beslissinge staan, wordende de Bisschoppen niet zo zeer voor Leeraars, als wel voor personen aan welke de administratie der Ordens eigentlyk is aanbetrouwt, gehouden. Die zelve Leeraars zyn 't die in de Kerken prediken, en die als rechters over de opkomende geschillen onder de Particulieren vonnis vellen. Met één woord, zy voeren onder hen den zelven rang, dien de Rabbynen onder de Joden hebben. De Monnik-Orde is mede in grote achtinge by de Armeniers, zedert dat een hunner Patriarchen, Nierses genaamt,Ga naar margenoot+ die van St. Basilius invoerde: Maar zedert zy met de Roomsche Kerke zyn vereenigt geworden,Ga naar voetnoot(d) hebben zy hunnen Regel geheel verandert om zich naar dien der Latynen te schikken; ook deet de Armeniër, van wien wy boven aangehaalt hebben een Lyst der dwalingen die hy zyne Natie aanwryst, te Rome gekomen zynde, eene geloste dat hy, zodra hy in den Levant zou wedergekeert zyn, met zyne makkers zou gaan leven volgens den Regel van St. Augustinus, en volgens de Constitutien van St. Dominicus. De gelegenheit tot die Réformatie, zo van den Godsdienst als van het Monnikschap, werdt gegeven door zekeren Monnik van de Orde van St. Dominicus, Bartholomeus genaamt, die onder Paus Jan XXII. groote voortgangen ten dienste der Roomsche Kerk in Armenien maakte, hebbende door zyne predikatien veele Monniken gelokt, waar van hy zich bediende om de twee Kerken met elkander te vereenigen. 't Was in dien tyd dat de Orde van St. Dominicus in Armenien werdt opgerecht, en die Monniken worden geunieerde Broeders genaamt, uit hoofde der nieuwe vereeniging. Die Orde, alleen opgerecht om de oude te vernietigen, bekwam in korten tyd veel aanzien, zodat de geunieerde Broeders Kloosters bouwden niet alleen in Armenien en in Georgien, | |
[pagina 200]
| |
maar zelfs tot over den Pontus Euxinus, en wel voornamentlyk te Caffa, 't welk toen van de Genueezen afhangelyk was. Maar zedert de Turken en de Persianen zich van die landen hebben meester gemaakt, is het getal der vereenigde Broeders zeer vermindert, zo dat 'er tegenwoordig zeer weinig overig zyn, die hun wyk naar de Provincie van Nascivan in groot Armenien genomen hebben; en eindelyk tot het uiterste gebracht zynde, hebben zy zich met de Dominikaner Monniken van Europa vereenigt. Thans zyn zy den Generaal van die Orde onderworpen, die hun een Provincialen Superieur toezendt. Ga naar margenoot+ Wat hunnen Dienst aanbelangt, zy doen dien in de Armenische Taal, welke vry ruw en zeer weinig bekent is. Echter verschilt het nieuw Armenisch van het oude, en het volk heeft moeite om de Liturgie en de andere Officien, die in 't oud Armenisch zyn opgestelt, te verstaan. Zy hebben ook den gantschen Bybel in hunne taal overgezet, volgens het Grieksch der Zeventige. Die Overzettinge geschiedde omtrent den den leeftyd van St. Jan Chrysostomus door eenigen hunner Leeraren die zich op de Grieksche Taal hadden gelegt, en onder anderen door zekeren Mozes de Grammaticus of Letterkundige genaamt, en door zekeren David die den bynaam van Philosooph droeg. Men moet hier aanmerken, dat de Armeniers voor den autheur van hunne letteren houden zekeren St. Hermita genaamt Mesrop, die dezelve uitvondt in de Stad van Balu by den Euphraat; en die Mesrop was een tydgenoot van St. Jan Chrysostomus. Ter vervullinge van 't geen P. SimonGa naar margenoot+ van de Armeniers zegt, zou ik hier de Geloofs Belydenisse der Armenische Kerk, zo als ze van Ricaut wordt opgegeven, moeten plaatsen. Ik zal 'er het merkwaardigste maar uittrekken, nevens alle de duisterheden die in de Symbola zo gemeen, om niet te zeggen zo wezentlyk, zyn.Ga naar voetnoot(a) Zy geloven met ons de Drie-eenheit, niet drie Goden, maar een eenig God, één in wil, in bestiering, en in oordeel, enz. Een der drie Personen, van zynen Vader gegenereert van alle eeuwigheit, is ind Volheit des tyds nedergedaalt in Maria, en heeft daar van haar bloed aagenomen, zynde in haren schoot geformeert.Ga naar voetnoot(b) De Godheit wierdt daar vermengt met de menschelyke Natuur, zonder eenige vlek of besmettinge. Hy vertoefde geduldig volkomen negen maanden in den buik van Maria, en wierdt vervolgens even als de menschen geboren met een ziel, met verstand, met oordeel, en lichamelyk .... Uit die vermenginge, of uit die vereeniginge is het zamenstel van een persoon ontstaan. Die Persoon, een zekeren tyd onder de menschen verkeert hebbende, is gestorven wat het lichaam aangaat, schoon hy, als God, ontsterfelyk is. Die Persoon is begraven, en zyne Goddelykheit heeft zich met hem vermengt in het Graf. Zyn ziel, ter Hellen nedergedaalt, en altoos van zyne Goddelykheit verzelt, predikte voor de zielen die in de Helle waren, en ze daar uit getrokken hebbende, stondt hy ten derden dage uit het graf op.Ga naar voetnoot(c) Wat den Uitgang van den H. Geest betreft, aan niemant is onbewust dat zy dien aangaande met de Grieken van 't zelfde gevoelen zyn. Voor 't overige zyn zy derzelver gezwoorne vyanden, tot zo verre dat, volgens Tournefort,Ga naar voetnoot(d) ‘indien een GriekGa naar margenoot+ in een Armenische Kerk koomt, of een Armeniër in een Grieksche Kerk, men van weerkanten waant dat de Kerk daar door ontheiligt is, en dezelve op nieuw inwydt’ Het zeggen van P. Simon, dat de ArmeniersGa naar margenoot+ aan twee Patriarchen onderworpen zyn, zou misvatting konnen baren. Zie hier hoe men die plaats moet verhelpen. De Armeniers hebben vier Patriarchen, die alle zich den tytel van Algemeen aanmatigen.Ga naar voetnoot(e) Die Patriarchen zyn die van | |
[pagina 201]
| |
Itchmiazin, die van Cis, die van Canshahar, en die van Achtamar. De drie laatste, zegt Ricaut, erkennen den eersten voor hun Hoofd, en nemen zelf hunnen toevlucht tot hem in netelige zaken, zonder nogtans in het bestier van hun eigen Kerk van hem af te hangen. Hy voegt 'er by ‘dat de Priester-Orde niet opgedragen wordt, zonder dat de vier Patriarchen die plechtigheit in persoon, of by procuratie, by wonen’. Wat de Armenische ‘Patriarchen van Constantinopolen en van Jeruzalem aangaat, deze zyn, vaart hy voort, maar Titulaire Patriarchen uit ontzag voor de Turken aangestelt’ willende de Turken die waardigheit gaarne in wezen houden, om het voordeel dat aan de investiture vast is: doch volgens den zelven Ricaut, ‘zyn die titulaire Patriarchen eigentlyk maar Gedeputeerden van den Patriarch ..... of, om hun meerder eere te geven, zy zyn zo veel als Bisschoppen die van de Patriarchen afhangen’. Ga naar margenoot+ De Groot-Patriarch, dat is die van Itchmiazin, wordt met meerderheit van stemmen gekoren door de Bisschoppen die zich daar ter plaatze bevinden, en wel onder de goedkeuringe des Konings van Persien. Deze goedkeuring wordt gekogt onder den naam van een present of vereering, hoewel het Patriarchaat ook menigmaal by den opslag wordt geveilt, en den laatsten verhoger toegewezen. Die Patriarch schryft zich eene volstrekte macht over de Geestelykheit toe, met het recht van zyne onderhorige Prelaten te benoemen, in te wyden, en zelfs af te zetten: ‘maarGa naar voetnoot(a) dat recht is zeer bepaalt als het 'er op aankoomt, en strekt niet verder dan tot het bevestigen van de verkiezingendie door de byzondere Kerken gedaan worden, of van de benoemingen die wegens den Groten Heer of wegens den Koning van Persien worden overgegeven.’ De inkomsten van dien Patriarch belopen ten minstenGa naar voetnoot(b) tweemaal hondert duizent Ryksdaalders. Naar het verhaal van Tournefort, moet elk Armenier boven de vyftien jaren den Groot-Patriarch vyf stuivers s jaars opbrengen, en die ryk zyn, geven hem tot drie of vier Ryksdaalders toe. ‘Ondertusschen, voegt hy 'er by, is die Patriarch inderdaat arm, dewyl hy verplicht is het hoofdgelt te besteden aan die buiten staat zyn om de schattinge op te brengen, indien hy zyne kudde niet wil verwaarlozen.’ Desniettegenstaande is hy door zyn groot gezag een der aanzienlykste Prelaten van de waerelt. De gantsche kudde beeft wanner hy met den ban dreigt, en men verzekert dat hy tachtigduizent Dorpen onder zyn gebied heeft. Ik zal hier, op het goed geloof van P. Monier, eene merkwaardige byzonderheitGa naar margenoot+ aanhalen wegens de inwydinge der Bisschoppen, gelyk ze eertyds door den Patriarch van Klein Armenien geschiedde. Hy leide op het hoofd van den Candidaat de rechter hand van St. Gregorius den Verlichter, die in 't begin der vierde eeuwe geleeft heeft. Dat Overblyfzel wordt nog tegenwoordig in het Klooster van Itchmiazin gevonden. De gemelde oplegginge was eene godvruchtige kwakzalvery des Patriarchs, waar door hy het meerendeel der Inwydingen wist tot zich te trekken, en dus de nodige fondsen tot betaling van de schattinge, welke hy den Koning van Persien moest opbrengen, te vinden. Ik hebbe gezegt dat de Vertabiets denGa naar margenoot+ Ongehuwden staat omhelzen: echter trouwen de Pastoors en de waereltlyke Priesters, en, dewyl zy zich niet voor de tweede maal in den Echt mogen begeven, zyn zy zo voorzichtig dat zy zich niet dan jonge en frissche meisjes verkiezen. De Priesters gaan 's avonds voor den dag waar op zy den Altaar naderen moeten, in de Kerk slapen: en indien de Kerk verscheidene Priesters heeft, brengt de geen wiens week het is, alle de nachten van zyne week in de Kerk door. Yder byzondere Kerk heeft haren Raad, met het recht van den Bisschop te verkiezen, en de gekoorne gaat naar den Groot-Patriarch om zich te doen inwyden; hoewel de Kerkenraad zich ook het recht van hem af te zetten, indien hy geen genoegen geeft, toeschryft. De Bisschoppen houdenGa naar margenoot+ hun verblyf in de Kloosters, en leven daar met de Monniken in gemeenschap. | |
[pagina 202]
| |
Uit de Aalmoessen, de Verordeningen, en de tweede Huwelyken hebben zy hunne inkomsten. Ten teken van hunne waardigheit dragen zy den myter, den ring, en den staf. Ga naar margenoot+ Indien verscheidene Priesters een zelve Kerk bedienen, wordt de Parochie onder hen verdeelt. Om naar zulk een Priesterschap te staan behoeft men, zegt men, maar het Misboek te konnen lezen, 't welk in letterlyk Armenisch, dat is, in ongemeen Armenisch is geschreven. Met een woord, de Reisbeschryvers zeggen ons geen onwaarheit, wanneer zy verhalen dat het in Armenien, gelyk in 't algemeen gantsch Oosten door, genoeg is een botterik te zyn, om een Kerkelyk Persoon te worden. De voorbereiding des geenen die de Priester-Orde ontfangen zal, bestaat in veertig dagen in de Kerk te vertoeven: den veertigsten dag leest men de Misse. Daar op volgt een groot gastmaal. De vrouw van den nieuwen Priester (men noemt haar Papadie) woont het gastmaal by, zittende op een bank, met een doek voor de oogen, toegestopte ooren, en gesloten mond,Ga naar voetnoot(a) om te kennen te geven de bescheidenheit, welke zy moet hebben ten aanzien van de heilige bedieningen, waar toe haar man staat gebruikt te worden. Waar toe doch verkiest men de vrouw tot het onderwerp van eene ceremonie die uitdrukkelyk den plicht des Priesters te kennen geeft? Hy immers is 't, wien de bescheidenheit in al 't geen den Altaar betreft, best past. De oude Heidenen vermaanden hunne Priesteren daar toe, en eenigeGa naar voetnoot(b) Ketters deeden die vermaninge aan elkander, in navolging der Heidenen. Laat ons, die by zonderheden overslaande, voortgaan met te tonen hoe de Priesters zich van hunne harderlyke bediening quyten. In 't Koor hebben zy 't Getyboek, en daar buiten het Psalmboek, waar van zy alle dagen eenig gedeelte moeten opzeggen. P. Monier zegt, ‘dat de Priesters, byna het gantsche jaar door, alleen 's morgens om de Vroegmetten, en 's avonds om de Vespers ter Kerke gaan.’ Geduurende de groote Vasten gaan ze 'er ook 's middags heen. Men vergadert gemeenlyk van 's morgens ten twee uuren af, om, zegt P. le Brun, met den opgang der Zonne de Liturgie te beginnen of ook wel te eindigen, waar omtrent zy zich aan het alleroudst gebruik houden. Die hier van meerder weeten wil, moet de hierGa naar voetnoot(c) onder aangehaalde Autheuren raadplegen. De kinderen, tot het Priesterschap geschikt,Ga naar margenoot+ worden op hun tiende of twaalfde jaar geordent: na dat zy hebben leeren lezen, biedt hun Meester hen den Bisschop aan. De Verordening gedaan zynde, houden zy een verblyf van twee of drie dagen in de Kerk, zonder daar uit te komen. Geduurende die afzondering zet men hen aan 't lezen, en den overigen tyd brengen zy met speelen als kinderen door. Die dagen verstreken zynde, ontneemt men hun het Koorkleed dat hun aangedaan was, en de Priesters leveren hen wederom over aan de ouders, die vervolgens een gastmaal aanrechten, en twaalf stuivers aan den Bisschop betalen voor de Verordening van yder kind. Ik moet iets zeggen van de devotie derGa naar margenoot+ Armeniërs, en van de betamelykheit die zy in de Kerken onderhouden. Ik beginne met de bedevaarten van hunne devotarissen naarGa naar voetnoot(d) Itchmiazin en naar Virap, twee plaatzen by hen ruim zo goed als Onze lieve Vrouw van Lorette, St. Jacob in Galicien, en al 't geen by ons voor iets zeldzaams en stichtelyks in 't stuk van bedevaarten gehouden wordt. De Pelgrim bereidt zich tot die heilige visitatie zeven jaren lang, en vast veertig dagen in een jaar, zonder te kort te doen aan de andere vasten die de Armenische Kerk heeft ingestelt, en waar van ik straks melden zal. Aan die Pelgrimaadjen zyn wezentlyke voordeelen vast, indien men de voorbereiding daar toe wel volbragt heeft. Die voordeelen bestaan in een verstand met ongemeene gaven versiert, in een grote vlugheit des lichaams, in een uitmuntende gesteltenisse om wel te zingen en fraai te danssen, in oprechte vrienden, en in een schoone vrouw. Wie zou zich konnen inbeelden, dat de Heiligen van Armenien zich | |
[pagina 203]
| |
verledigen tot het bekomen van gaven die eenen gelovigen zo weinig passen, als het dansen, de muzyk, en de vlugheit der ledematen? Maar de devotarissen, en voor al de onkundige onder hen, verwachten alles van de goedheit des Hemels. Echter moeten wy niet nalaten te zeggen, dat de Armeniers geene rykdommen van hunne Heiligen zouden durven afvergen. Ga naar margenoot+ Mannen en vrouwen, in de Kerk komende, doen hunne schoenen aan de deur uit. Men sluit ze in kassen geduurende den dienst. Zy maken ook by hun ingang driemaal het Kruis-teken, even als de Latynen. Zulks verhaalt P. le Brun. De mannen ontdekken hunne hoofden. De Geestelykheit is in het Koor ook ongeschoeit, maar die zich in het Heiligdom bevinden, doen zwarte muilen aan. Onder de Misse en het Officie staat men altoos overend, of zit op den grond, de mannen met gekruiste beenen, en de vrouwen op de hielen. By dit verslag van gebruiken, die ten minsten voor een gedeelte het uitwendige van de devotie maken, moet men voegen dat 'er altoos veel volk in de Kerken is, dat men daar lang vertoeft, en dat men, als reets gezegt is, zich vroegtyds daar heen begeeft. P. Monier betuigt, dat hy wegens hunne zedigheit in Godsdienstplichten gesticht was, en de Ridder Ricaut zegt dat hun yver hem veel genoegen gaf. Alle die aandachtige bedryven worden op zekere tyden verdubbelt, gelyk, by voorbeeld, in de goede week. Ga naar margenoot+ Laat ons tot de vasten overgaan:Ga naar voetnoot(a) Men is daar omtrent gestrenger dan by de Grieken, en niets kan 'er bygebracht worden om zich daar van te bevryden. Geduurende de veertig Vastendagen voor Paaschen is het niet geoorloft iet anders te eeten dan wortelen, kruiden, of peulvruchten, en wel zo dat men zelfs daar van op verre na zyn appetyt niet voldoen mag. Echter verhaalt ons Tournefort, dat de Armeniers in de groote Vasten des Zondags visch mogen eeten: maar zou hy hier omtrent niet mistasten? By die zelfsdodinge of groote gestrengheit koomt nog eene andere, welke lichtelyk uit zulk eene langduurige sobere levenswyze ontstaan kan; namelyk de onthoudinge van vrouwen. De vroomste zouden wanen zich grovelyk te bezondigen, indien zy die wet overtraden. Het gebrek van Missen geduurende de Vastendagen zie ik voor eene geestelyke onthoudinge aan, als mede dat men in de groote Vasten alleen Zondags gewoon is de Misse te horen, gelyk Tournesort zegt, die 'er byvoegt, dat de Mis Zondags 's middags gedaan wordt; en dat men ze de stille Mis noemt, omdat 'er dan een groot gordyn voor den Altaar hangt, en omdat de Priester, die niet gezien wordt, alleenlyk het Evangelie en het Credo overluid uitspreekt. Alle de andere vasten worden niet minder gestreng dan de Paaschvasten onderhouden. Ik heb van hunne Artzebut reets gewag gemaakt: wat de andere belangt, indien men desaangaande breder begeert onderrecht te zyn, moet men de aangehaalde Autheuren opslaan. Thans ga ik over tot het geen hunne FeestenGa naar margenoot+ betreft. De plechtelykste zyn dat van Driekoningen of de benedictie der wateren, de presentatie des Heeren, Palmzondag, Paaschen, Christus Hemelvaart, Pinxter, de verheerlyking van Christus op den Berg, de Hemelvaartsdag van de Heilige Maagd, en de Kruisverheffing.Ga naar voetnoot(b) Zie hier het merkwaardigste van die Feesten. De Zaturdag voor Maria Hemelvaart wordt besteedt tot Vervloekingen van het Concilie van Chalcedonien, en van St. Leo. Op den dag van Maria's Hemelvaart doet men de Benedictie van de druiven en nieuwe vruchten, voor het aangaan van de Mis. De plechtigheit van Palmzondag bestaat in het Wyden van Palmtakken, en in eene Processie welke op de volgende wyze geschiedt. ‘Met het wederkeren van de Processie, zegt P. Monier, treedt de Priester met zynen Diaken in de Kerk, en sluit de deur. De Officiant, die zich aan het hoofd van de Processie bevindt, klopt aan de deur, en zingt deze woorden, doe ons open, Heere, enz. De Priester en de Diaken, die in de Kerk zyn, antwoorden, wie zyn ze die vragen dat ik de deur voor hen opene? Hier is de deur des Heeren, waar door de rechtvaerdige met hem ingaan. Daar op antwoorden de Officiant en zyne Bystanders, niet alleen gaan daar in de rechtvaerdige, | |
[pagina 204]
| |
maar ook de zondaren die gerechtvaerdigt zyn geworden enz.’ Vervolgens doen die van binnen een kort verslag van de verdienste der Kerke, waar op de Officiant hun toevoegt, het geen gy van de Heilige Kerk zegt, is rechtmatig en waarachtig, zy is voor ons eene moeder zonder smet enz. ‘Na die godvruchtige zamenspraak wordt de Kerkdeur geopent, de Processie gaat daar in, en men eindigt den Dienst met eenige stichtelyke gebeeden. Ga naar margenoot+ Om de oudheit van 't gebruik van het Wyden of de Benedictie der wateren, welke op Driekoningen dag geschiedt, te weten, behoest men maar de getuigenissen, die P. le Brun by die gelegenheit bybrengt, te lezen. De Armeniers nemen de plechtigheden dier Benedictie en den Doop die daar op volgt, zo godsdienstig waar als de andere Oostersche volkeren. Eerst zet men een groot bekken vol water aan de deur van het Heiligdom. De gantsche Geestelykheit koomt in Processie uit de Sacristie, en tot het Heiligdom opklimmende gaat men in Processie voort, en doet de ronde om het bekken. De Celebrant, die even te voren de Misse gedaan heeft, stort verscheidene gebeeden over het water van het bekken uit, dompelt daar zyn Kruis in, waar mede hy voorts het Kruisteken in dat water maakt, en eindelyk giet hy daar Zalf-olie in. Daar na komen de gelovigen zich daar in wasschen, en nemen een gedeelte van dat water mede naar huis, daar zy het gebruiken even als de Latynen hun wywater. Ga naar margenoot+ Op Witten Donderdag doet men de Mis 's middags, en dan Communiceren de gelovigen. Op dien zelven dag brengt men 's avonds om vyf uuren aan de deur van het Koor een bekken vol water, 't welk door gebeeden gewyd wordt. De Bisschop en de eerste der Geestelyken wasschen de voeten der Priesteren eerst, en vervolgens ook die van anderen, onder het maken van een Kruis-teken met olie die tot die plechtigheit te voren gewyd is. Na de Ceremonie lichten eenige sterke mannen den leunstoel, waar op de Officiant gezeten is, op, opdat hy den zegen aan al het volk geve, met aankondiging van dagelyks vleesch te mogen eeten, tot Hemelvaartsdag toe. De vroomste luiden zeggen, dat het behoorlyk is dat een Priester, die zich zo verre vernedert dat hy aan ydereen de voeten wascht, boven alle andere verheven werde. Ik hebbe dit van P. le Brun ontleent. Op goeden Zaturdag celebreert men de Misse 's avonds ten vyf of zes uuren, en men deelt dan ook de Communie uit. De tweede Paaschdag wordt besteed tot het bezoeken der Kerkhoven, en men leest daar gebeeden en Evangelien. By die Feesten moet men eene JoodscheGa naar margenoot+ bygelovigheit voegen, by den zelven Vader Monier, nu reets verscheidene reizen aangehaalt, te vinden. ‘De Armeniers doen aan God, even als de Joden, Offerhanden van dieren, welke zy voor de deuren der Kerken door hunne Priesteren doen slachten. Zy dopen den vinger in het bloed van 't gekeelde slachtoffer, en maken daar mede een kruis op de deuren van hunne huizen. De Priester houdt de helft van het slachtoffer voor zich zelven, en die de offerhande hebben aangebragt, genieten het overige. Geen aanzienlyk huisgezin is 'er, dat zyn lam niet koomt offeren op de Feesten van Driekoningen, van Christus Verheerlyking op den Berg, van de Opheffinge van het Heilig Kruis, en van den Hemelvaartsdag der Heilige Maagd, dien zy den dag der algemeene Offerhande noemen. Diergelyke offerhanden doen zy aan God, om de genezinge van hunne ziektens, of andere tydelyke zegeningen te verkrygen.’ Ik hebbe dat Joodsgezint bygeloof reets onder deGa naar voetnoot(a) godsdienstige gebruiken van eenige Aziatische Scheurmakers opgemerkt. Men zegt ons, dat de Armeniers om zulks goed te maken het voorbeeld der Roomsche Kerke, die op Paaschtyd lammeren wydt, bybrengen: maar op wat wyze men het laastgemeld gebruik ook poogt te staven, ik durf zeggen, dat het niet minder, dan dat der Aziatische Christenen, een overblyfzel van het Jodendom is. Ga naar voetnoot(b) Om een recht denkbeeld van deGa naar margenoot+ Armenische Kerken te geven, kan ik niet beter doen dan Vader Le Brun uit te schryven, ‘hunne Kerken zyn tegen het Oosten opgerecht, in dier voegen dat | |
[pagina t.o. 204]
| |
B. Picart dir.
EGLISE des ARMENIENS. | |
[pagina 205]
| |
de Mis-Priester en alle die in de Kerk zyn, met hun aanzicht naar het Oosten zien. Zy zyn gemeenlyk in vier deelen gescheiden. Het eerste gedeelte is het Heiligdom, het tweede het Koor, het derde is voor de mannelyke Leeken, en het vierde, 't welk het voorste is als men de groote deur inkoomt, voor de vrouwen geschikt. Het Koor en de plaats voor de mannen zyn gescheiden door een hek dat omtrent zes voeten hoog is. Het Heiligdom is vyf of zes trappen hoger dan het Koor...... In 't midden van het Heiligdom ziet men den Altaar, die klein is en op zich zelven staat, opdat men dezelve van rondomme zou konnen bewieroken. ...... Meest alle de Kerken hebben een dak met vensters waar door het Heiligdom verlicht wordt. Daar is geen zitplaats in het Heiligdom, dewyl de Priester en de andere Dienaren zich altoos overend houden. Echter moet volgens de Liturgie de Priester onder het lezen van de Prophetie en van den Brief nederzitten, en dan, zo een Bisschop of een bejaard Priester den Dienst verricht, brengt men hem een stoel. Daar is gemeenlyk tusschen de twee trappen, die van het Heiligdom tot het Koor reiken, een klein hekjen waar tegen de Altaar-Bedienden konnen leunen..... Ter linker zyde van het Heiligdom, te weten als men de Kerk in treedt, is de Sacristie of Geriefkamer. In Kerken die groot zyn, vindt men ter rechter zyde nog een andere Sacristie, welke voor een Schatkamer verstrekt..... Doorgaans is 'er niet meer dan één Altaar in yder Kerk...... Het Koor dient alleen voor de Geestelykheit, de leeken komen daar niet in. Daar is geene andere zitplaats dan de Bisschops stoel aan de linker hand..... Indien 'er eenige andere Bisschoppen tegenwoordig zyn, brengt men andere stoelen voor hen, en plaatst die ter zyden het Bisschoppelyk gestoelte...... Alle andere staan overend, of zitten met gekruiste beenen op den grond naar 's Lands wyze. Daar is noch stoel noch vaste Lessenaar voor de Zangers, en wanneer men aan 't lezen wil gaan, brengt men een vouw-lessenaar, dien men in 't midden plaatst, leggende daar op een sierlyk kleed, 't welk al het hout overdekt. Ook is 'er geen vaste stoel voor den Prediker. Wanneer hy een predikatie doen moet, plaatst men den stoel gemeenlyk aan de deur van het Koor: maar de Patriarch predikt in het Heiligdom. Het derde gedeelte van de Kerk ...... en het vierde ..... hebben geen tusschenscheidsel...... In behoeftige Kerken ziet men de vloer met matten belegt, maar in die ryk zyn, treedt men over schoone tapyten .... en opdat 'er niets zou besmet worden, heeft men een spuwpotjen by zich.’ 't Is mogelyk om dezelve reden, dat men zyne schoenen aan de Kerkdeur uittrekt. In de groote Koopsteden der ArmeniersGa naar margenoot+ zyn de Kerken met schoone schilderyen en prachtige tapyten versiert, voornamelyk het Heiligdom, daar buiten den tyd van de Mis een fraai gordyn voor hangt. De vaten en alle andere sieraden zyn niet minder prachtig, en daar men by de Grieken nauwlyks een paar slechte waschkaarssen, om den Priester by de Mis te lichten, ziet, is by de Armeniers in tegendeel alles met heerlyke illuminatien verlicht. Dus verhaalt het ons Tournefort. Wy varen voort met het verslag der gebruikenGa naar margenoot+ die de Armenische Kerk betreffen. Hier in zal ik P. le Brun byna altoos volgen. Als 'er geen dienst gedaan wordt, staat het Auter bloot: onder de Misse is het overdekt. De Altaren zyn, volgens P. Monier, klein en zonder Reliquien. Voorheen werdt 'er niets anders dan het Kruis en het Boek der Evangelien op gelegt. Maar 't is reets lang geleden dat de Armeniers, in navolging der Latynen, kandelaars daar op plaatzen, en zelfs zetten zy 'er verscheidene op, en beladen de richgels met kruissen. Geduurende de Mis ziet men verscheidene lampen branden, waar van 'er altoos een in 't midden van het Heiligdom flikkert, en de gelovigen offeren waschkaarssen om dezelve onder de Mis te doen branden. De verkorte beschryving welke P. le Brun van de Missen doet, in navolging der Heeren Nointel en Tavernier, schynt alleen betrekkelyk tot die door gelatinizeerde Armeniers gecelebreert zyn. ‘'t Is zeldzaam, zegt P. Monier, dat men twee Missen op eenen dag in dezelve Kerk doet, maar men leest 'er nooit meer dan een op yder Altaar ...... Men celebreert daar geen stille Missen; men verricht de Mis altoos met het aanbreken van den dag, uitgenomen daags voor Driekoningen en daags voor Paaschen, wanneer men ze 's avonds leest.’ Het Crucifix is ge- | |
[pagina 206]
| |
schildert of gefigureert; zelden ziet men het in beeldwerk. De kleedy der ongehuwde Priesteren bestaat in een zwarten rok en een kap van dezelve verwe, dieGa naar voetnoot(a) der gehuwden in een blauwen rok, met een zwarten mantel daar over, en een blauwen tulband om het hoofd. De celebrerende Priester heeft een myter met een hoog kruis daar op om zyn hoofd. De myter of muts wordt in 't Armenisch Sagavard genaamt. Het Misgewaad van dien Priester is naauw en kort. De Diakens hebben ook een wit hembd aan, zonder gordel. Op hun linker schouder hebben zy den Stool of Kruisband met kruissen versiert, voor en achter even lang afhangende. De Stool des Priesters is smal en heeft niets byzonders in: hoewel Tournesort zegt dat die band zeerGa naar voetnoot(b) breed is. Ik spreek niet van den gordel, van de linnen mouwtjes, die den Armenischen Priesteren voor Manipels verstrekken, van het hooftdekzel of den halsband van goud of zilver moor, gelykende naar dien van een Monnik, waar aan een doek hangt die de schouderen des Priesters bedekt, noch eindelyk van het Koorkleed. De Diaken helpt den Priester zyne sieraden aandoen: die dienst doende Priester wordt van een of twee, en zomwylen wel van verscheidene Diakens bygestaan. De Diakens hebben gemeenlyk een Quechoué in de hand. DeGa naar voetnoot(c) Quechoué is een ronde kopere plaat met bellen behangen, die geschud wordende, zo men zegt, een zeer aangenaam geluid geven. Een redelyk lange stok dient ten handvatzel van die Quechoué. Met dat instrument houdt men de maat van het Armenisch Kerkgezang. Ik houde my niet op met het linnen kleed der Onderdiakenen en der Klerken, noch met alle de kruissen die achter, voor, en op de mouwen van dat hemd geschildert staan. Ik zal alleen zeggen, dat de herderlyke Staf der Aartsbisschoppen zeer lang is, en knopsgewyze eindigt; dat de Staf der Bisschoppen, ter plaatze daar hy gekromt is even als by ons, de gedaante van een slangekop heeft, 't geen hun leert (indien zy 't leeren willen) dat de voorzichtigheit eene Bisschoppelyke deugt is. De Vertabiets voeren mede een Staf, ten teken van hun Doctoraat. By dit alles moet ik als iets merkwaardigs voegen, dat elk siersel waar mede de Priester zich bekleedt, van een overeenkomstig gebed verzelt wordt. Den Myter opzettende, bidt hy God dat hem de helm der zaligheit werde op 't hoofd gestelt; het wit linnen kleed aantrekkende, verzoekt hy om het kleed van verlossing, of den rok van blydschap; by het omdoen van den gordel bidt hy, dat de riem des geloofs zyn hart omvange; by het omhangen van den stool, dat de rechtvaerdigheit zynen hals versiere, en zo voorts met het aandoen van zyn ander gewaad. De Liturgie der Armeniers, zo als zeGa naar margenoot+ ons van Vader Le Brun wordt opgegeven, is fraai, krachtig, en bekwaam om den aandacht op te wekken. Zy hebben 'er maar eene, waar van zy zich altyd bedienen, zelfs in de Lykdiensten, dewyl zy geen particuliere Mis voor de doden hebben. De gebeeden worden daar in verandert naar de omstandigheit der Feesten of H. Dagen. Van gelyken doet men in 't zingen. Van de Celebratie zal ik geen verslag doen: doch zie hier wat omtrent de gebruiken valt aan te merken.Ga naar voetnoot(d) Het brood des Avondmaals wordt gemaakt van meel dat de Parochianen, elk op zyn beurt, komen offeren. Even als by de Copten en andere Oosterlingen moet dat brood den zelven dag als de Celebratie geschiedt, bereid worden. De Armeniers doen 't zonder gist. HunneGa naar voetnoot(e) Hostien zyn rond, en redelyk dik, met de gedaante van een Crucifix daar op, of van een Kelk waar uit men het lichaam van Jezus Christus ryzen ziet. Men houdt van dat bereide brood, zonder het te Consacreren, wat overig, 't welk de Celebrant na de Misse aan personen van aanzien omdeelt. Men zingt het Trisagium met het byvoegzel vanGa naar voetnoot(f) Pieter de Volder. Heilige | |
[pagina t.o. 206]
| |
1. PRÊTRE Armenien, en HABIT SACERDOTAL. 2. DIACRE Armenien. 3. SOUSDIACRE.
MOINES Armeniens, vus par devant, et par derriere on voit dans le lointain le Mont Ararat, et les trois Eglises.
FILLE ARMENIENE qui vâ se MARIER, Conduite à l'EGLISE par deux vieilles MATRONES.
ARMENIEN qui vâ à l'EGLISE pour se MARIER. acompagné du COMPERE qui porte son Sabre. | |
[pagina 207]
| |
God, Heilige en sterke God, Heilige en onsterfelyke God, die gekruisigt zyt geweest, enz. Indien de Armeniers dat byvoegzel naar de letter opnamen, zouden zy dezelve zyn met die men eertydsGa naar voetnoot(a) Theopaschiten noemde. Laat ons naar den aart der liefde onderstellen,Ga naar voetnoot(b) dat zy daar alleen om Jezus Christus denken. Wat aangaat de Processie met de Gaven, welke de Diakens en de Klerken rondom den Altaar doen, onder het zingen van het lichaam des Heeren en het Bloed der verlossinge is hier tegenwoordig, waar op de gelovigen ter aarde vallen, wy oordeelen het onnodig hier te herhalen al 't geen reets, toen wy van de Grieken spraken, gezegt is. Pere Le BrunGa naar voetnoot(c) billykt die gebruikelykheden, doch met deze distinctie, ‘dat de Ceremonien die zy maken ... geschieden met eene veneratie waar door het onbedreven volk kan misleid worden, en die den Reizigers ergert,’ Zie hier die Ceremonien. ‘Aan 't Offerdeel der Misse gekomen zynde, zegt Tournefort, een dier geërgerde Reizigers, gaat de Priester de Kelk en den Schotel plechtiglyk opnemen.... van Diakonen en Onderdiakonen gevolgt... Voorts draagt hy, met wierookvaten voor hem heen, en onder het licht van flambouwen en het geluid van speeltuigen (de Quechouêen) de Tekenen in Processie rondom het Heiligdom. Daar op valt het onbedreevenvolk neder, en bidt de ongeconsacreerde Tekenen aan. Doch de Geestelykheit maakt zich nog schuldiger, dewyl zy geknielt leggende opzingt het lichaam des Heeren, enz. Het schynt dat de Armeniers die versoeielyke gewoonte van de Grieken hebben overgenomen, enz.’ Dat gebruik, 't welk Tournefort zo verfoeielyk voorkoomt, spruit enkel uit gebrek van onderwys, gelyk men uitvoerig genoeg kan betoogt vinden inGa naar voetnoot(d) eene Verhandelinge van P. le Brun. Ik moest ook niet vergeten, dat de Grieken zelve, omdat gebruik te rechtvaerdigen, onderscheit vanGa naar voetnoot(e) Eerbewyzing maken. ‘Tot den Vreede-kusch genadert zynde,Ga naar voetnoot(f) geeft de Priester den vrede aan den Diaken, die hem overbrengt aan den eersten Choorzanger; een uit het Choor brengt den zelven aan een der Leeken, die daar mede eene der vrouwen, welke gemeenlyk zeer bejaard is, gaat begroeten. Vervolgens omhelft de gantsche gemeente elkander, zonder op de wang te zoenen. Zulks geschiedt zo wel in de Kerken der Catholyke Armeniers, als by die men Scheurmakers noemt.’ By de Confecratie spreekt de Priester eerst deze woorden: nemende het brood in zyne handen, die Goddelyk, heilig, onsterfelyk, onbevlekt zyn, en die de scbeppende macht hebben, zegende hy het zelve, zeide dank, brak het, en gaf het aan zyne Discipelen, enz. Na de Consecratie het kleed, dat de Kelk overdekt, oplichtende, en de Hostie nemende, zegt hy, opdat door dit middel het gezegende brood waarlyk het Lichaam enz. werde. Hier zou men moeten aanmerken, dat de Armeniers de Consecratie niet voor gedaan houden dan na de Aanroepinge, voor deze woorden der Liturgie; dan is de Consecratie van het Lichaam en Bloed van Jezus Christus volbracht.Ga naar voetnoot(g) Deze naspeuring behoort aan P. le Brun. Voor de Mis doen de Armeniers eene belydenisse des geloofs, welke met een bezwering begint, en, gelyk Vader Monier zegt, eindigt met het bekennen van allerlei misdaden, zelfs van zulke die kuissche ooren gevoeligst konnen quetsen. Dewyl de Armeniers, zo min als hetGa naar margenoot+ meerendeel der Oosterlingen, geene byzondere Mis voor de doden hebben, voegt men ter liefde van hun maar eenige woorden by de Liturigie, en doet men zwarte sieraden aan. Zelfs, zegt Vader le Brun, gebruikt men zomtyds rood tot die Misse, of ook wel eenige andere lichte coleuren. ‘Het gebruik (zegt hy verder) van niets treurigs te voegen by de Mis die | |
[pagina 208]
| |
voor een overledenen gecelebreert wordt, spruit .... uit een oud gevoelen der Christenen, die den sterfdag der gelovigen voor een dag van overwinninge en blydschap hielden.’ Ga naar margenoot+ Ten opzichte van 't geen de Communie in 't byzonder betreft; volgens de Armenische LiturgieGa naar voetnoot(a) geven de Priesters het Nachtmaal den Diakonen in handen. Zy zyn 't alleen die het zelve, geheel in de Kelk doorweekt, overgeven, en die de kruimelen daar van met de vingers uitnemen, en ze in den mond der gelovigen steken, die dezelve overendstaande ontfangen. Zy bedienen de Communie aan pas gedoopte kinderen,Ga naar voetnoot(b) met een vinger in de Kelk te steken, en dien vervolgens in den mond van het kind te brengen. De oudheit van dat gebruik is merkwaardig, maar nog merkwaardiger is 't, dat de Oudheit deGa naar voetnoot(c) quade gevolgen van dat gebruik niet ontdekt heeft, die naderhand door de Latynen zo wel ontdekt zyn geworden. Ga naar margenoot+ By die gebruiken omtrent de Communie moeten eenige misbruiken gevoegt worden. Vader Monier beklaagt zich dat de Communien by de bejaarden zeldzaam zyn, en dat veele in jaar en dag niet Communiceren, of zulks alleen doen op Goeden Saturdag en op den dag van Driekoningen. Tournefort zegt, dat de meeste Armeniërs zich zonder eenige voorbereidinge ter Communie aanbieden, en dat men ze aan kinderen van 15 of 16 jaren geeft zonder voorafgaande Belydenisse. Om den kranken het Reisgelt te geven, moet het kruis en het wierookvat den Priester voorgaan. Hy moet Psalmen, Brieven, Evangelien, en het Formulier des Geloofs nevens het Trisagium reciteren. Men houd in gebruik, zegt P. Monier, de Communie niet te geven, zelfs niet aan de zieken, voor dat 'er veertig dagen tusschen het ontfangen van de voorgaande Communie verlopen zyn. Ga naar margenoot+ De Armeniërs dopen op de volgende wyze. Ik houde my niet op met het verwyt dat men hun doet van met dopen te vertoeven tot den achtsten dag na de geboorte: waar uit men hen heeft willen beschuldigen van niet te geloven aan de Erszondc. Zie hier het ceremonieele van hunnen Doop. Die den zelven bedienen moet, ontfangt het kind aan de deur van de Kerk welke dan nog gesloten is, leest daar een Psalm nevens eenige gebeeden, waar by hy de bezweringe voegt, welk tot driemaal toe herhaalt wordt, wendende zich daar toe Westwaarts. Vervolgens zich ook driemaal Oostwaarts keerende, doet hy, en zulks tot drie reizen, eenige vragen over de artykelen van het Christelyk Geloof. Daar na wordt de deur van de Kerk geopent: en men treedt voort naar de Doopvonte. De Priester zalft het kind met olie, wyd het water, dompelt het Crucifix daar in, en giet daar Zalf-olie onder. Na die ceremonien, vraagt de dopende Priester den naam van het kind, onder het uitspreeken van den opgegeven naam dompelt hy het tot driemaal met zo veel nauwkeurigheit, dat, naar het verhaal van Ricaut, en by de Armeniers en by de Grieken, ingevalle de Doopvonten te klein zyn, de Priester het doopwater met zyne hand over het gantsche lichaam van het kind weet te brengen, ten einde dat water yder lid in 't byzonder aanrake en wederbare, en dus het kind als tot eenen anderen Achilles make, zynde overal onquetsbaar, en door die nauwkeurige afwasschinge bekwaam om alleGa naar voetnoot(d) de pogingen van den Duivel te wederstaan. Het Formulier des Doops, by elke indompeling herhaalt, zal ik overslaan. Ik voeg hier by, dat de Armeniërs,Ga naar margenoot+ volgens Tournefort, niet dan op Zondag dopen, uitgezondert als 'er gevaar van sterven is; dat de Priester altoos den naam ontleent van den Heilig wiens dag het is, of van dien wiens feest men 's anderendaags vieren moet; en dat de peet het kind weder naar de Moeder te rug brengt onder het geluit van trompetten en trom- | |
[pagina 209]
| |
melen, hoewel het van de vroedvrouw naar de Kerk gebragt is. De moeder valt neder terwyl zy haar kind wederaanneemt. Ter zelver tyd kuscht de peet den kruin van 's moeders hoofd. Ga naar margenoot+ De Zalvinge, of het Vormsel, volgt op den Doop: even te voren knoopt de Priester een koord van wit katoen en roode zyde, waar van hy de draden zelv getwynt heeft, en doet die om den hals van het kind. Die plechtigheit geschiedt ter gedachtenisse van het bloed en 't water dat uit de zyde van J.C. vloeide, toen hy aan het Kruis hangende met den Speer gequetst wierdt. Wegens dit Sacrament valt niets meer te zeggen, dan dat na de zalvingen de Dienaar een krans op het hoofd van 't kind zet, en dat het wyden van de zalf-olie aan den Groot-Patriarch der Armeniers wordt toegeschreven. Hy zendt daar van jaarlyks een zekere quantiteit aan de Bisschoppen, en deeze deelenGa naar margenoot+ daar van uit aan de Priesteren,Ga naar voetnoot(a) die dezelve vervalschen tot hun voordeel. Eertyds hadt die Patriarch alleen het recht van de Zalf-olie te maken, maar reets over lang heeft een Armenisch Bisschop hem een gedeelte van dat voorrecht ontnomen, nadat hy zich in Palestina tot Patriarch hadtGa naar voetnoot(b) opgeworpen. Men bereidt die Zalfolie van 's avonds voor Palmzondag, tot aan de Misse van Witten Donderdag toe. Men gebruikt geen gemeen hout noch kolen tot de kokinge en bereidinge van die heilige olie. Gewyd hout moet men daar toe nemen, en zelfs, zegt Tournefort, verouderde Kerk-sieraden, oude Kerkboeken, en versleetene geschilderde Beelden. Niet alleen wydt de Patriarch die olie, maar hy maakt ze ook zelv met alle zyne Hoogpriesterlyke sieraden omhangen, by zich hebbende drie Priesters in ceremonieklederen, die onophoudelyk met bidden bezig zyn in de tegenwoordigheit van een groot getal gelovigen. Ga naar margenoot+ Het gebruik van de Oorbiecht by de Armeniërs die met de Latynen niet zyn vereenigt, wordt niet alleen door Ricaut, een Engelsch Protestant, in twyfel getrokken: maar zelfs zegt Tournefort, dat de meeste Armenische Belydenissen zo veele heiligschenderyen zyn. De Priesters verstaan het wezentlyke van 't Sacrament niet, en de boetelingen weten de zonde niet te onderscheiden van 't geen geen zonde is. Volgens Vader Monier, zyn de Biechtvaders zo onkundig, als onoplettende en baatzuchtig. Beide verzekeren zy, dat een Biechtvader, om met zynen boetvaerdigen ras gedaan te hebben, hem maar een lange lyst van zonden, en zelfs van grouwelyke misdaden, voorhoudt. Op het horen lezen van yder zonde antwoordt de Boeteling, schuldig of onschuldig, ik hebbe gezondigt tegen God. Over zware zonden, voegen zy 'er by, zelfs over zulke die men onder de grove de misdaden stellen moet, gelyk dievery, moord, enz. stapt men lichvaerdig heen. Maar heeft de boeteling zyne vasten geschonden, of boter genuttigt op een Woensdag, zal de Biechtvader hem de gestrengste boete opleggen. Zelfs zal hy eene boete van maanden lang beveelen om het roken van tabak, of om het doden van een kat. Zie hier het formulier van absolutieGa naar margenoot+ ‘dat God, die de menschen liefheeft, u barmhartigheit bewyze; dat hy u de zonden die gy beleden hebt, en ook die gy hebt vergeten, vergeve! Voor my, uit kracht der Priesterlyke Orde, volgens Gods woorden, al wat gy op aarde ontbinden zult, zal in de Hemelen ontbonden zyn: met dezelve woorden ontsla ik u van alle uwe zonden, enz.’ Maar, zegt Ricaut, ‘het is niet genoeg zich met God en met zyn gewisse te bevredigen: men moet daarenboven den toorn en de verontwaardiging van den Bedienaar der Religie stillen. Hier toe koomt het gelt te pas .... de Absolutie gaat niet door zonder offerhande .... Indien de Priester niet voldaan ware, zou al het overige vruchteloos zyn ... De Bisschop, en de Patriarch zelv zou geen magt genoeg hebben om iemant van de boete, door een gemeen Priester opgelegt, te ontheffen. Het Sacrament der Verordening, waar omtrent niets byzonders boven 't geen reets van deszelfs Ceremonien en gebruiken gezegt is, aan te merken valt, slla ik over, en ga voort tot het Huwelyk.Ga naar margenoot+ De kinderen gedragen zich doorgaans naar den wille van hunne Vaders en Moeders, of van hunne naaste Bloedvrienden, omtrent de keuze van de per- | |
[pagina 210]
| |
soon waar aan zy zich echtelyk zullen verbinden, als mede ten aanzien van de huwelyksche voorwaarden. Dat, is die getrouwt worden, moeien zich inderdaat nergens anders mede, dan met het slot van 't spel. Volgens Tournefort maken de Moeders de Huwelyken meest klaar, gaande nochtans met hunne mannen daar in te rade: 't geen al zeer veel is. Nadat men wegens de artykelen is overeengekomen, koomt de moeder van den vryer aan het huis van de vryster, in gezelschap van een Priester en twee oude vrouwen; en zy vereert, om de verloving te beginnen, eenen ring aan de toekomende bruid. Die ring is het stilzwygend onderpand van den toekomenden bruidegom, die zich ter zelver tyd koomt vertonen met zulk eene deftige houdinge als hem mogelyk is, of misschien in zulk eene verlegenheit als iemant wezen kan die geen keuze naar zynen zin doen mag. Hoe het ook zy, Tournefort zegt, dat die deftigheit zo verre gaan moet dat 'er in die eerste byeenkomst zelfs niet gelagchen mag worden. Hoewel die byeenkomst moet ook zeer onverschillig in zyn werk gaan, ‘aangezien de schone of de lelyke zelfs het wit van haare oogen niet laat zien, zo lang hangt haar de kap over 't hoofd. Men beschenkt, vaart hy voort, den Pastoor die de ondertrouw verricht.’ De Armeniërs hebben het afkondigen der Huwlyks geboden niet in gebruik, als by ons geschiedt. 's Avonds voor den bruiloftsdag doet het verloofde paar elkander eenige vereeringen. Op den dag van de bruiloft ‘stygt men te paarde .... de ondertrouwde man, uit het huis van zyne toekomende vrouw komende, gaat vooruit met een Raiseau van goud of zilver, of met een incarnaatverwigen gaazen doek, naar zynen staat, over zyn hoofd: die doek, of die Raiseau is zo lang dat zy de helft van zyn lichaam bedekt.Ga naar voetnoot(a) Hy houdt met zyne rechter hand het eene eind van een riem of gordel vast, terwyl de bruid, welke te paard zittende, en met een wit kleed overdekt, hem volgt, het ander eind in haar hand heeft. Dat kleed of doek hangt tot over de beenen van het paard. Twee mannen gaan ter zyden het paard van de bruid, om de leidzeelen te houden. De nabestaande, en andere vrienden .... gelyk ook de jeugt te paard of te voet, verzellen het ondertrouwde paar naar de Kerk onder het geluit van speeltuigen, processie 's gewyze, met de waschkaars in de hand, en in goede orde. Aan de deur van de Kerk zit men af, en de gelieven naderen tot aan de trappen van het Heiligdom, houdende elk zyn eind van den gordel vast. Daar gekomen zynde gaan zy tegen elkander overstaan, en de Priester hun den Bybel op het hoofd gelegt hebbende .... spreekt de Sacramenteele woorden uit, verricht de ceremonie van het verwisselen der ringen, en doet de Misse.’ De Huwlyks zegen wordt uitgedrukt in deze bewoordingen. ‘Ga naar voetnoot(b) Zegen, Heere, dit huwelyk met eenen geduurigen zegen, en vergun hun de genade, dat zy het geloof, de hoop, en de liefde behouden; geef hun de matigheit, stort hun Godsdienstige gedachten in, laat hun bedde onbevlekt blyven, enz.’ Ik moet eenige byzondere gebruiken inGa naar margenoot+ 't Huwelyk by de Armeniërs van Julfa aanmerken. Op den Bruilofsdag geeft de Bruidegom aan elk der genodigden een waschkaars in de hand. Jonge dochters, met klederen en andere sieraden bevracht, en van eenige vrouwen gevolgt, komen dansende in huis onder het geluit van trommelen en hoboôs, en hechten een kruis van geborduurt groen satyn op de borst des bruidegoms vast. Zy vertonen den Priester de klederen van bruidegom en bruid, die ze daar op terstond gaan aantrekken. De bruidegom zyne bruiloftskleren aanhebbende, begeeft zich met zyne voornaamste vrienden tot de bruid, daar men wederzyds eenige complimenten aflegt. Dan maken dezelve jonge dochters een tweede kruis van rood satyn op het eerste aan den bruidegom vast. De vrouwen geven hem het eene eind van een neusdoek in de hand, terwyl zy de bruid het ander eind doen vasthouden. Op die wyze gaat het ondertrouwde paar naar de Kerk. Voor het lezen van het Huwelyks Formulier, en nadat de Priester de gelie- | |
[pagina 211]
| |
ven ondervraagt heeft, koomt een speelnood hun de handen en de hoofden met een neusdoek aan elkander vereenigt houden. Vervolgens overdekt men hen met een kruis, waar onder zy blyven staan tot het formulier gelezen, en de gebeeden gedaan zyn. Ga naar margenoot+ Na den Huwelyks zegen, worden de getrouwden in dezelve orde en met dezelve plechtigheit te rug geleid naar het huis van de bruid, daar dan de gelukwenschingen geschieden, nevens de gewoone tekenen van blydschap. Vader Monier zegt, dat de bruidegom zyne bruid in de Kerk voor de eerstemaal in 't aanzicht ziet. Tournefort stelt zulks nog langer uit. Op 't einde van de bruiloft, ‘gaat de man eerst te bedde, nadat hem de schoenen en koussen zyn uitgetrokken door zyne vrouw, welke ook de zorge van de kaars uit te doen is aanbevolen, en die haren sluyer of kap niet eerder afzet dan wanneer zy gereet is om in 't bed te stappen.... Men zegt dat 'er Armeniërs zyn die hunne vrouwen niet zouden bekennen, indien zy ze by een ander man leggende gevonden hadden. Alle avonden blusschen de vrouwen de kaars uit voor dat zy zich ontkappen, en de meeste ontbloten by dag haar aanzicht nooit.’ Ricaut zegt, dat de Armeniers doorgaans 's Maandags 's morgens Bruiloft houden. ‘Het feest begint Zondags 's avonds, en duurt drie of vier dagen onder het bedryven van veel vrolykheit. De bruid zit geduurende dien tyd byna gestadig op een stoel, daar men haar verhindert in slaap te vallen. De Bruidegom..... moet tot Woensdag of Donderdag 's morgens wachten, eer hy vryheit heeft van zyn huwelyk volkomen te maken.’ Wat kan doch het oogmerk wezen van een zo vreemd gebruik, 't welk immers als eenGa naar voetnoot(a) een soort van straf voor de bruid kan aangemerkt worden? Na het byleger, 't welk op zulk eene belagchelyke wyze, schoon reets door den Huwlyks zegen gewettigt, uitgestelt wordt, hangt men deGa naar voetnoot(b) niet onbetwistbare tekenen van Bruids maagdom voor de oogen van 't gemeen te pronk. Tournefort verzekert, dat op die feesten de mannen van de vrouwen zyn afgezondert. Deze verlustigen zich onderling, en hare kappen afgezet hebbende, brengen zy geestige quinkslagen voort, en drinken elkander vrolyk toe. Niet alleen keurt de Armenische KerkGa naar margenoot+ goed, dat de waereltlyke Priesters zich in 't huwelyk begeven: maar zelfs verplicht zy hen daar toe, volgens het zeggen van Ricaut, die 'er ook byvoegt, dat men ongetrouwt zynde de Priester-Orde niet kan bekomen. De Bisschop mag niet trouwen, omdat hy een regulier Priester is. Een waereltlyk Priester, die na het overlyden van zyne vrouw zich voor de tweede maal in den Echt begaf, zou van zyne Orde ontzet worden, zonder nogtans voor ontuchtig door te gaan. Men zou hem enkel voor een Leek verklaren. Nu kome ik tot het laatste Oliesel en totGa naar margenoot+ de Lykstatien. Wegens het eerste, dat voorheen by de Latynen meest onder den naam van Olie der Kranken bekend was, en nog jegenwoordig dien naam behoudt, behoeve ik niet te herhalen, dat de Grieken dat Sacrament zo wel aan gezonden als aan zieken bedienen. Verstandige Reizigers, die niet vooringenomen zyn van den geest van partyschap die alle gezicht en begrip verhindert, verzekeren ons dat de ongelatinizeerde Armeniers die Zalvinge mede onder de Sacramenten tellen. Echter oesenen zyze op de allerongerymdste wyze, te weten niet anders dan na de doot, en gemeenlyk alleen aan de Priesters. Wanneer een Priester gestorven is, geeft men daar kennis van aan eenen anderen, die daar op met de Zalf-olie voor den dag koomt, en alle de Zalvingen aan dien doden Priester verricht, onder het uitspreken der volgende woorden; ‘de hand zalvende, zegt hy, dat de hand van dezen Priester gezegent, gezalft, en geheiligt zy door het teken van het heilige Kruis, door dit Evangelie, en door de heilige Zalf-olie, in den name, enz. Van gelyken doet hy met het zalven der andere ledematen.’ Wat den Leeken aangaat, waar aan men zelden de Zalvinge verricht, Ricaut zegt, dat men gewoon is de Lyken te wasschen, gelyk by | |
[pagina 212]
| |
de Turken en alle de Oostersche volkeren in gebruik is. Zou men het volgende gebruik mede niet onder de Zalvinge mogen tellen? P. Monier beschryft het ons dus. ‘De Armeniers, zegt hy, zyn gewoon de voeten te wasschen aan alle de geenen die in de Kerk zyn. Nadat zy gewasschen zyn, besmeeren de Priesters dezelve met boter, ter gedachtenisse van de welriekende olie welke de zondaresse over de voeten van den Zaligmaker uitstortte. (Zy gebruiken boter, by gebrek van olie die daar te lande zeer zelden gevonden wordt.) De Bisschop wydt de boter voor dat het voetwasschen aangaat, en zegt onder het wyden; Heere heilig deze boter, opdat zy een geneesmiddel tegen alle qualen zy, en opdat zy de geenen die de zalvinge daar mede ontfangen, gezond van ziel en lichaam make!’ Volgens den Regel der Armeniers, voegt 'er Vader Monier by, hebben de Apostelen dat gebruik aangeprezen. Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot(a) Wanneer een kind onder zyn negende jaar sterst, laat de vader of de naastbestaande acht dagen lang God bidden voor de ziel des overledenen, en geduurende dien tyd wordt de Priester, wien die devotie is aanbevolen, dagelyks vergast. Den negenden dag doet men een plechtigenGa naar margenoot+ lykdienst voor de ziel. Ricaut voegt 'er by, ‘dat de vrome en gegoede luiden eenen dag uitkiezen om de gedachtenisse van hunne nabestaanden te vieren, doende dan alle de nodige Officien verrichten. Hy zegt ook, dat het eene algemeene gewoonte onder dat volk is, op Paaschmaandag de grafsteden te gaan bezoeken.’ Dan hoort men de mannen klagen en weenen, maar de vrouwen huilen, en dat noemt men, even als by ons, tekenen van rouw en neerslachtigheitGa naar margenoot+ geven. Want schoon het in 't algemeen waar zy, dat eene geweldige verslagenheit de werkinge van de ziel doet ophouden, enGa naar voetnoot(b) het lichaam als verstyft; echter is het ook waar, dat het temperament, het voorbeeld, de navolging, en de welvoegelykheit oneindige uitzonderingen daar omtrent hebben te weeg gebragt, in gevolge van welke alle volkeren hier in zyn overeengekomen, dat zy den rouw in ceremonien doen bestaan. Dus heeft men vastgestelt, dat elk, onder zyne inwendige droefheit ook uitwendig het Nationale gebruik van droefheit, indien ik my zo uitdrukken mag, opvolgen moet. Ik keer weder tot Ricaut.Ga naar voetnoot(c) Na dat weenen der mannen, en dat misbaar derGa naar margenoot+ vrouwen, ‘ziet men eene andere vertoning, men begeeft zich onder de schaduwe van een boom. Daar discht men lekkere spyzen op, die het denkbeeld der droefheit verdryven: men verdrinkt den rouw ..... in aangename dranken, en de vrolykheeden van den namiddag worden ruim zo buitensporig, als de weeklachten van den morgen.’ Hoe vreemd die gewoontens ook wezen mogen, nog vreemder is de Gedachtenisviering der doden, zo als ze door Cornelis de Bruin beschreven, en hier afgebeeld wordt. Deze ceremonie schynt den Armeniers van Julfa in 't byzonder eigen te wezen. Ik zal my in dezelve te beschryven van de eigene woorden van dien Reiziger bedienen. ‘Den zesentwintigstenGa naar margenoot+ Augusti, dag waar op de Armeniers het Kruis-feest vieren ...... begeven de vrouwen zich twee of drie uuren voor het aanbreken van den dag naar het Kerkhof, daar men de Christenen begraaft. Zy brengen hout, kolen, waschkaarssen, en wierook daar heen. Vervolgens maken zy vuur ter zyden de grafsteeden hunner nabestaanden, zetten brandende waschkaarssen op die graven, en werpen gestadig wierook in het vuur, onder het maken van een groot misbaar ...... meer of min naar mate van haare droefheit. Zelfs werpen zy zich neder op die grafsteden, omvatten ze, en besproeyen ze met haare tranen...... Luiden van aanzien ontsteeken daar vyf of zes kaarssen als flambouwen, onder een verschrikkelyk geschreeuw en gehuil..... Die grafsteden van verre beschouwende, zou men denken de puinhopen van eene afgebrande stad te zien, waar onder de ontkomene menschen by aangesteken licht in 't midden van den nacht, hunne nabestaande en andere vrienden, als | |
[pagina *6-*7]
| |
Dessiné part B. Picart en 1710. rectifié en 1730.
La COMMEMORATION des MORTS chez les ARMENIENS. | |
[pagina 213]
| |
mede het overschot van hunne goederen, onder het beklagen van hun droevig lot, gingen opzoeken. Hoewel de mannen t' huis blyven terwyl hunne vrouwen met die plechtigheit bezig zyn, echter ontmoet men 'er zomwylen ook eenige mannen, doch voornamentlyk Priesters die gebeeden doen voor die het betalen willen...... Die Priesters, in 't zwart gekleed, maken een wonderlyke vertoning onder alle die in 't wit gekleede wyven...... Wat de begrafenissen aangaat, de vrouwenGa naar margenoot+ wonen dezelve doorgaans by, even als de mannen. De Priesters en de Diakens zingen onderweeg. Het lyk wordt door vier of door acht personen op een soort van een baar gedragen. Die dragers verpozen elkander, wanneer het graf wat verre af is. Men begraaft den doden zonder kist, en legt hem met het hoofd een weinig verheven. De Priester werpt de aarde kruisgewyze over hetlyk, 't geen hem die de statie bywonen, nadoen. |
|