Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5
(1736)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVierde hoofdstuk.
| |
[pagina *2-*3]
| |
DEUIL des FEMMES GREQUES à RAMA.
B. Picart inv. 1730.
BAPTÊME des GRECS dans le JOURDAIN. | |
[pagina 157]
| |
de Kinderen de Chaldeeuwsche Taal leerden, opdat zy groot geworden zynde, als ware Chaldëers in den Dienst konden aangenomen worden. Dat hielp ook weinig, aangezien het niet genoeg was in de Taal van de Religie onderwezen te zyn, maar men daarenboven met de Prelaten in gevoelens moest overeenkomen, om vryheit te hebben van in hunne Kerken te mogen prediken; zynde de leere en de manier van spreken der geenen die door de Jezuiten onderwezen waren, zeer verschillende van 't geen doorgaans daar te lande in gebruik was. Het was den Jezuiten daarom onmogelyk den Landaart zyne oude gewoontens geheel en al te doen afleggen, en het Volk af te trekken van zyne onderdanigheit aan den Patriarch van Babylonien, die in geen Gemeenschap met den Paus was, zo min als zyne onderhorige Bisschoppen. Ga naar margenoot+ Het hulpmiddel, daar tegen uitgevonden, bestondt in zich van eenen Bisschop Mar Joseph genaamt, die door den Patriarch van Babylonien afgezonden was, te verzekeren, opdat men het volk dus van zynen Herder ontblotende, te lichter zyn oogmerk mogt bereiken. Maar die Bisschop Mar-Joseph beval dat men de Misse naar het Roomsch gebruik en met de Latynsche decoratien zou vieren, en zelfs dat men daar toe den wyn en de ouwels der Latynen zou gebruiken. Ondertusschen bleef hy gestadig by het Nestorianismus, en hy leerde de Portugeezen, die hem dienden, hem nazeggen Heilige Maria Moeder van Christus, in plaats van Moeder Gods: 't geen den Aartsbisschop en den Onderkoning noodzaakte hem te doen aanhouden, om hem naar Rome te zenden. Maar in Portugal gekomen zynde, wist hy zyne zaken zo te beleggen, dat hy opene brieven verkreeg om in zyn Bisdom van la SerraGa naar margenoot+ weder te keeren. Ondertusschen hadt men reets een anderen Bisschop, Mar Abraham genaamt, in zyn plaats aangestelt, die, om zich in zyn Bisdom te handhaven, naar Rome trok om zich aan den Paus te onderwerpen, alwaar hy, na het afzweeren van zyne dwalingen, herordent wierdt. Men droeg hem op nieuwGa naar voetnoot(a) alle de Ordens op, van de kruinscheering af tot het Priesterschap toe; voorts wierdt hy tot Bisschop ingewyd, en de Paus verleende hem de Bullen tot het bestier der Kerke van Serra, daar by voegende eenige brieven van recommandatie aan den Onderkoning, welke hem echter niet te veel te stade kwamen: want zodra hy wedergekeert was, deet de Aartsbisschop van Goa die Bullen onderzoeken; en bevonden zynde dat de Paus qualyk onderrecht was door Mar Abraham, dien men meende zyne Heiligheit te hebben om den tuin geleid, sloot men hem op in een klooster, onderwyl antwoord van Rome verwachtende. Hy ontsnapte, en begaf zich naar de Kerken van zyn Bisdom, daar hy zeer wel ontfangen wierdt van de Nestorianen, die geen hoop meer hadden van een Bisschop uit naam van hunnen Patriarch te bekomen. Desniettegenstaande hieldt Mar-Abraham, die den Portugeezen altoos wantrouwde, zich gestadig schuil, en om te doen zien dat hy inderdaat tot de Communie van den Paus behoorde, ordende hy op nieuw alle de geenen die hy reets geordent hadt, zich dus naar het Roomsch Kerkgebruik schikkende; ook stelde hy al wat mooglyk was in 't werk, zo ten opzichte van Rome, als ten aanzien van den Onderkoning en van den Aartsbisschop, om waarlyk van het gevoelen der Latynsche Kerk te schynen. Echter predikte hy in zyne Kerk van La Serra altoos het Nestorianismus, en liet niet toe dat men van den Paus als het Hoofd der Kerke sprak, geen anderen Patriarch dan die van Babylonien willende erkennen. Aan den anderen kant beschuldigde men den Oud-Bisschop van la Serra Mar Joseph, dat hy de Ketteryen van Nestorius voortleerde, waar over hy ondervraagt zynde, rondborstig antwoordde dat God hem hadt geopenbaart, dat de Godsdienst welke hy van zyne Voorvaderen hadt ontfangen, de ware Godsdienst was. Daar op nam men hem gevangen,Ga naar margenoot+ en zondt hem naar Rome, alwaar by stierf. | |
[pagina 158]
| |
Ga naar margenoot+ Men kan uit die Historie besluiten, dat de Portugeezen den Nestorianen om de Religie geweldadig hebben gehandelt; dat de Missionarissen, als die zich weinig op de Oostersche Theologie verstonden, hen hebben ontrust wegens ceremonien van geen het minste belang, en daar door gemaakt dat de Nestoriaansche Bisschoppen voor een tyd hebben moeten veinzen, onder het invoeren van nieuwigheden in hunne Kerken; waar toe zy door geweld gedwongen wierden. Dit deet dien zelven Mar Abraham, genoodzaakt zynde door een Brevet van den Paus, en nog meer door vreeze voor den Onderkoning, die hem een vrygeleibrief gegeven hadt, in een Concilie te verschynen, aldaar op nieuw alle zyne dwalingen afzweeren, en belydenisse doen van het Algemeen, Apostolisch, en Roomsch Geloof. Maar nauwlyks was hy in zyne Kerk wedergekeert, of hy leerde het Nestorianismus gelyk voorheen; en zelfs schreef hy aan zynen Patriarch van Babylonien, dat de Portugeezen hem gedwongen hadden het Synode van Goa by te wonen. Het vervolg van die Historie doet nog meer zien de geweldenaryen die men aan de Nestorianen pleegde, om hen met de Roomsche Kerke te vereenigen, en om hen te dwingen tot het ondertekenen der Geloofs-Belydenisse van Paus Pius den IV. Dit is gebeurt onder Alexis de Meneses Aartsbisschop van Goa, die in de Indiën kwam met een Brevet van Clemens den VIII., om informatien tegen Mar Abraham te neemen. Men ziet in dat gantsch verhaal den groten yver der Nestoriaansche Christenen van dat land tot het verdedigen van hun Geloof, 't welk zy poogen te behouden zo als zy het geloven ontfangen te hebben vanGa naar voetnoot(a) St. Thomas: tot zo verre dat zy in de Misse der Latynen hunne handen voor hunne oogen hielden, wanneer de Priester de Hostie ophief om ze toen aanbidden van de geenen die tegenwoordig waren.Ga naar voetnoot(b) Zy betoonden boven al hunnen yver voor hunnen Patriarch van Babylonien; en als men hun vroeg, of de Paus niet het Hoofd der Kerke was, antwoordden zy dat hy het Hoofd was van de Roomsche, zynde deze eene afzonderlyke Kerk, anders de Kerk van St. Pieter, en niet van de Kerk van St. Thomas, onderscheidende dus halstarriglyk die twee Kerken, als onashangelyk van elkander. Zy kanteden zich daar en bovenGa naar voetnoot(c) sterk tegen het Sacrament van 't Vormzel, 't welk de Aartsbisschop Meneses hun wilde toedienen; en zy beschuldigden hem van nyd en eerzugt, zeggende dat hy de Religie van St. Thomas trachtte overhoop te werpen, en hen de Roomsche te doen aannemen,Ga naar voetnoot(d) om door die kunstgreep meester van alle de Indiaansche Kerken te worden. Dit 's de reden, zeiden zy, dat die Aartsbisschop quaadspreekt van de Patriarchen van Babylonien; betuigende met eenen, dat zy in de gehoorzaamheit aan hunnen Patriarch meende te volharden, en dat zy nimmer hunnen Godsdienst zouden verla- | |
[pagina 159]
| |
ten om dien van Rome te omhelzen. Ga naar margenoot+ Niettegenstaande alle die tegenstribbelingen der Nestorianen, voer de Aartsbisschop Meneses gestadig voort hun aan te tonen, dat hun Patriarch een Ketter was, en in den Ban gedaan; en dat men derhalven God niet in 't byzonder voor hem konde bidden. Hy zette dit zo krachtig door, daar toe zelfs zyn eigen beurs niet ontziende, dat hy hen eindelyk vermurwde. Ook gebruikte hy zomwylen geweld, en liep menigmaal gevaar van zyn leven. Want onder voorwendzel dat hy volmacht van den Paus hadt, voerde hy alom het Gebied, zonder zich aan de Bisschoppen der plaatzen te stooren, zelfs voor dat zy hem in zyne qualiteit hadden willen erkennen. Op die wyze plantte die Afgezant van den Paus de Roomsche Religie in dat land, niets onverzogt latende om zyn oogmerk te bereiken. Hy gaf beveelen uit in weerwil van de Sticht-Bisschoppen, en deet de geene die hy verordende, de dwalingen der Nestorianen eerst afzweeren.Ga naar voetnoot(a) Behalven de Geloofs-Belydenisse, waren die zich lieten Ordenen, verplicht gehoorzaamheit aan den Paus te zweeren, en dat zy geene andere Bisschoppen zouden erkennen, dan die hunne zendinge van hem hadden. Maar laat ons nu overgaan tot de dwalingen, waar mede Meneses de Christenen van St. Thomas beschuldigt. Ga naar margenoot+ I.Ga naar voetnoot(b) Zy hielden hardnekkiglyk staande de gevoelens van Nestorius, en daarenboven namen zy geene Beelden aan, latende alleen het Kruis toe, waar aan zy veel eere beweezen. Men zag echter de Beeltenissen van eenige Heiligen in de Kerken die in de nabuurschap der Portugeesche waren. II. Zy verzekerden, dat de zielen der Heiligen God niet aanschouwen dan na den dag des Oordeels. III. Zy kenden niet meer dan drie Sacramenten, te weten den Doop, het Ordenen, en het Nachtmaal: in de form van den Doop was zulk een groot misbruik onder hen, dat zy dat Sacrament, ook in eene en dezelve Kerk, op onderscheidene wyzen bedienden. Uit dien hoofde gebeurde het menigmaal, dat de Doop van geener waarde was: invoegen dat de Aartsbisschop Meneses de meeste dier volkeren heimelyk herdoopte. Ook wierden 'er veele gevonden, voornamelyk arme menschen de bosschen bewoonende, die nooit waren gedoopt geweest, omdat de Doop geld koste; en niettemin gingen zy ongedoopt ter Kerke, en ontfingen het Nachtmaal. Daar en boven stelden zy zeer dikwils den Doop eenige maanden, en zelfs eenige jaren uit. IV. Zy bedienden zich niet van Heilige Olien in de plechtigheit des Doops; uitgenomen dat zy in hunne Kerkgewoonteboeken vindende, dat 'er van Zalvinge na den Doop gewag gemaakt wordt, de kinderen besmeerden met een zalf uit olie van Indiaansche noten (of een soort van safraan) gemaakt, zonder eenige benedictie; en zy hielden die zalvinge voor heilig. V. Zy hadden geen kennis van het Vormzel, noch van het laatste Oliesel; zelfs kenden zy die Sacramenten niet by naam. VI. Zy hadden een afgryzen van de Oorbiegt, uitgenomen eenige weinige die in de nabuurschap der Portugeezen woonden: en wat het Nachtmaal betreft, zy Communiceerden op Witten Donderdag, en op andere plechtige dagen van 't jaar, zonder andere voorbereidinge, dan dat zy nuchter ten Avondmaal kwamen. VII. Hunne boeken waren vol van groote dwalingen (vooral tegen het H. Sacrament), en in hunne Misse was een groot getal byvoegzelen door de Nestorianen ingelascht. VIII. Zy Consacreerden met kleine koekjesGa naar voetnoot(c) met olie en zout beslagen, die door de Diakens en andere Geeste- | |
[pagina 160]
| |
lyken van geringe Ordens, in een kopere pan gebakken wierden, hebbende daar toe eene afgezonderde plaats, van gedaante als een kleine toren. Terwyl de koek gebakken wierd, zongen zy eenige Psalmen en Geestelyke Liederen: en wanneer men tot de Consecratie gereet was, gooten zy de koek in een klein mandjen met bladeren op den Altaar, door middel van een gat 't welk in de zolder van dat klein torentjen was. Daarenboven gebruikten zy, in plaats van wyn, water waar in men alleenlyk rozynen geweekt hadt. IX. Zy lazen de Misse zeer zelden, en die dezelve bediende, droeg een soort van een Stool over zyn gewoon gewaad, schoon hy geen Diaken was. Hy hadt altoos het wierookvat in de hand, en las byna zo veele gebeeden als de Celebrant, daar by voegende verscheidene andere onbekende en ongodvruchtige ceremonien,’ (die boven al hunne dwalingen wegens den aart van het Sacrament te kennen gaven.) ‘X. Zy hadden zulk eene groote achtinge voor de Ordens, dat 'er geene familie gevonden wierdt waar in niet de een of de ander geordent was: de reden daar van blykt, dewyl de Ordens hen niet onbekwaam maakten tot het bedienen van alle andere ampten, en zy daar door overal den voorrang hadden. Daarenboven namen zy de vereischte bejaartheit tot het Priesterschap en de andere Ordens niet in acht: want zy maakten Priesters van 17. 18. en 20. jaren: en wanneer zy Priesters waren geworden, begaven zy zich in 't huwelyk, zelfs met weduwen, en hertrouwden tot twee of driemaal toe.’ (Men zag menigmaal Vader, Zoon, en Kleinzoon te gelyk Priesters in eene en dezelve Kerk.) ‘De vrouwen der Priesteren hadden eenigen rang boven andere, zo in de Kerken als op andere plaatzen, en zy deeden zich onderscheiden door een kruis dat zy aan den hals droegen, of door eenig ander sieraad.’ (Het gewaad der Geestelyken bestondt in witte onderbroeken, en een lang hembd daar over heen, waar by zy zomwylen tot meerder sieraad nog een witten of zwarten overrok voegden. Hunne kruinen waren geschoren op dezelve wyze als die der Monniken, of der Reguliere Kanoniken.) ‘XI. Zy gingen dagelyks met luider stemme den Goddelyken Dienst verrichten in de Chaldeeuwsche Taal: en zy meenden niet verplicht te zyn den zelven anders te verrichten: ook hadden zy geen Getyboeken om zulks in 't particulier te doen. XII. Zy begingen Simonie in het bedienen van den Doop en van het Nachtmaal, zettende die bedieningen op een zekeren prys. Wat het Huwelyk aangaat, zy namen daar toe den eersten Priester die hen ontmoetede, voornamelyk de geenen die buiten op 't land woonden.’ (Zelfs gebruikten zy menigmaal geen Priester, en volgden in hunne Huwelyken de bygelovige Ceremonien der Afgodendienaren, hunne nabuuren of medeburgeren.) ‘XIII. Zy eerden op eene ongemeene wyze hunnen Patriarch van Babylonien, het Scheurzieke Hoofd van de Secte der Nestorianen: in tegendeel konden zy niet dulden dat men van den Paus sprak in hunne Kerken, waar in zy meesttyds noch Pastoor, noch Vicaris hadden, maar alleen eenen Oudsten die voorzat. XIV. Schoon zy op de Zondagen ter Misse gingen, geloofden zy echter niet daar toe volgens hun geweten verplicht te zyn: invoegen dat het hun vrystondt daar niet te gaan; ook waren 'er plaatzen daar men maar eenmaal 's jaars de Misse las, en zelfs andere daar zulks in geen 6. 7. en 10. jaren geschiedde. XV. De Priesters bemoeiden zich met waereltlyke bedieningen,’ (en verzuimden het bestier hunner kudden.) ‘De Bisschoppen waren Babyloniers, van hunnen Patriarch gezonden, en zy hadden hun bestaan uit vuile winst en Simonie, dryvende een openbaren koophandel met heilige dingen, gelyk het opdragen der Ordens en het bedienen der andere Sacramenten. ‘XVI. Des Saturdags aten zy vleesch; en ten aanzien van hunne vasten van | |
[pagina 161]
| |
Paasschen en van den Advent staken zy in die dwalinge, dat zy eenen dag met vasten overgeslagen hebbende, op de volgende dagen mede niet vasteden, wanende daar toe niet verplicht te zyn, als hebbende de vasten reets verbroken. Ga naar margenoot+ (Hunne Paasch-Vasten was zeer gestreng. Boven dien hielden zy andere, ten naasten by op die manier als van de Grieken gezegt is, doch de bygelovigste onder hen voegden het bad by het vasten; zich inbeeldende dat het vasten onvolmaakt was, indien zy nalieten zich 's morgens het gantsche lichaam te wasschen. Zy baadden zich ook wanneer het gebeurde dat zy iemant van een geringe afkomst aanraakten. Ik zal nog aanmerken, dat die Christenen hunne vasten aanvingen 's avonds voor den Vastendag, en eindigden met den volgenden avond. Ga naar margenoot+ De Kraamvrouwen die een zoon gebaart hadden, kwamen niet in de Kerk dan op den veertigsten dag na hunne verlossinge. Tachtig dagen moesten 'er verlopen voor eene die van een dochter gelegen was. Den bestemden tyd verstreken zynde, vertoonde zich de moeder met haar kind, en droeg het aan God en aan de Kerk op. Zy hadden veel vreeze en ontzag voor den Kerkban. Ga naar margenoot+ De Kerkelyke Tucht liet niet toe iemant te absolveren die een moord hadt begaan, en men gaf ook geen absolutie van andere diergelyke misdaden, zelfs niet, gelyk men verzekert, in de uure des doots. Men zal lichtelyk bespeuren dat die tucht niet zeer overeenkomt met het gevaarlyk pointGa naar voetnoot(a) van eere straks te melden. Hunne Kerken waren donker, niet zindelyk, gelykende geheel en al naar Pagoden, en zonder eenige andere verbeeldingen dan kruissen, welkers uiteinden de gedaanten van Lelien hadden. ‘Zie daar het voornaamste gedeelte der dwalingen (en misbruiken) welke de Aartsbisschop Meneses onder de Christenen van St. Thomas meent gevonden te hebben, en welke de Uitschryver van die Historie breed uitmeet, om aan te wyzen dat men ongemeene pogingen heeft moeten aanwenden om met die Volkeren te recht te geraken. Maar indien die Aartsbisschop en de andere Missionarissen van den Levant welGa naar margenoot+ onderwezen waren geweest in de oude Godgeleertheit, zouden zy die dwalingen zo zeer niet hebben vermenigvuldigt. Waarlyk, als men aanmerkt dat zy alles hebben afgemeten met opzicht tot de Theologie welke in de Scholen van Europa geleeraart wordt, moet men niet vreemd vinden dat zy de Oostersche Natien op dien voet hebben willen hervormen. Ik bekenne dat 'er misbruiken waren die verbetering nodig hadden; maar men hadtze niet moeten verbeteren volgens onze gebruikelykheden. Men hadt daar toe moeten te baat neemen hunne oude boeken, en de zaken naar den inhoud derzelve schikken; en zulks konde men gemakkelyk gedaan hebben, gelyk in 't vervolg blyken zal. Maar eerst moeten wy het overige van die Historie bybrengen, om te beter te konnen oordeelen van het gedrag van Meneses, en van de voorgewende dwalingen der Nestorianen. ‘De Aartsbisschop Meneses beleiddeGa naar margenoot+ een Synode’ (te Diamper in het Koningryk van Cochin) ‘den 20. Junii 1599. waar in zich de Gedeputeerden der Nestorianen bevonden, om gezamentlyk met den Aartsbisschop te overwegen al 't geen den Godsdienst betrof. En opdat het schynen mogte dat de Nestorianen de volkomene vryheit hadden welke in die soorten van byeenkomsten vereischt wordt, en daarenboven hunne toestemminge mogten geven aan al 't geen daar zoude besloten worden,Ga naar voetnoot(b) wist de Aartsbisschop acht derGa naar margenoot+ vermaardste onder de Geestelyken op zyne zyde te krygen, die hy ten vollen onderrichtte van zyn oogmerk, en van de weegen die men moest inslaan om het zelve te bereiken, hun een breed verslag doende van alle de Besluiten die men daar zoude nemen, en hun gevoelen over yder punct in 't byzonder afvragende, even of 'er nog niets was vastgestelt; ten einde zy op het Synode verscheenen zynde, van gelyken zouden doen, en daar door de andere verplicht worden hun voorbeeld te volgen. Hy gebruikte tot het gelukken zyner beoogingen nog verscheidene an- | |
[pagina 162]
| |
dere voorzorgen, onnodig om hier te worden opgehaalt: al 't geen tot hier toe gezegt is, dient alleen om te doen zien op wat manier de Roomsche Religie in den Levant is ingevoert, en dat men niet verwondert moet zyn, dat alle de vereenigingen gemaakt met die Volkeren, welke wy Scheurmakers noemen, niet lang standhouden. Ga naar margenoot+ ‘Het besluit van dat Synode was dan, dat de Priesters, de Diakens, de Onderdiakens, en daarenboven alle de aanwezende Gedeputeerden van de Steeden, de Geloofsbelydenisse, welke de Aartsbisschop by zich zelven hadt opgestelt, zouden ondertekenen. Dit werdt ook ter uitvoer gebragt, en zy zwoeren alle op eene plechtige wyze gehoorzaamheit aan den Paus, den zelven erkennende voor het Hoofd der Kerke, en dat zy voortaan geen gemeenschap met den Patriarch van Babylonien zouden onderhouden. Daarenboven vervloekten zy de persoon van Nestorius en alle zyne dwalingen, belydende dat Cyrillus Patriarch van Alexandrien heilig was. Behalven dat, maakte men in dat Synode een groot aantal van byzondere Instellingen, om te hervormen de dwalingenGa naar margenoot+ welke de Aartsbisschop Meneses voorgaf in de bedieninge van hunne Sacramenten, als mede in hunne boeken te worden gevonden. Ten dien einde deet hy hunneGa naar voetnoot(a) Liturgien en hunne andere Officien verbeteren. Hy schoeide al 't geen het Huwelyk betrof, op den leest van het Concilie van Trente. 't Geen betrekkelyk was tot de Sacramenten van de Boete, van het Vormzel, en van het laatste Oliesel schikte men ook naar het gebruik der Roomsche Kerke. Men verboodt het huwelyk aan de Priesters voor het toekomende, en men maakte reglementen voor de geenen die reets getrouwt waren. Met een woord, de Aartsbisschop voerde de Religie der Latynen onder de Chaldeen in, zo door middel van dat Synode, als door zyn bezoek dat hy aanGa naar margenoot+ verscheidene Kerken gaf. Maar laat ons nu zien, of hy reden gehadt heeft om zo veele nieuwigheden by de Christenen van St. Thomas in te voeren. Dit kan dienen om den Godsdienst dier Volkeren te ontdekken. ‘I. Wat aangaat de dwalingen welke de Aartsbisschop Meneses hun toeschryft,Ga naar margenoot+ wy hebben in het voorgaande Hoofdstuk de gevoelens van Nestorius met die der Roomsche Kerke overeengebragt; op die wyze nu, moest de Aartsbisschop met hen gehandelt hebben, om iet uit te werken dat van duur konde zyn: Want men hadt hen hun gevoelen eerst moeten hooren verklaren, eer men hen daaruit alleen veroordeelde dat zy zich Nestorianen noemden. Wanneer men hun hadt aangewezen, dat alle hunne verschillen met de Roomsche Kerke alleenlyk in dubbelzinnigheden bestonden, zouden zy veel gemakkelyker te overreden zyn geweest. ‘II. Wat de Beelden betreft, de ChaldeenGa naar margenoot+ hebben daar voor zo veel achting niet als de Grieken, omdat die groote eerbied daar omtrent in de Grieksche Kerk niet eerder is opgekomen dan zedert het II. Concilie van Nicea, 't welk van later tyd is dan alle de Secten der Chaldeen, die zich gemeenlyk vergenoegen met een kruis in de hand te hebben. Dat kruis, waarmede de Priester het volk zegent, is van metaal, gantsch eenvoudig, en zonder eenig beeldwerk. De Aartsbisschop hadt de Christenen van St. Thomas by die oude eenvoudigheit konnen laten blyven, dewyl al 't geen sedert dien tyd aangaande de Beelden is ingestelt, alleenlyk de Discipline raakt. ‘III. Het is wel waar dat zy denGa naar margenoot+ Doop niet bedienen op de wyze der Latynen: maar daarom moet men niet geloven, dat de form van hunnen Doopt van geener waarde is; en nog minder was het nodig te herhopen de geenen die volgens het Chaldeeuwsch gebruik gedoopt waren. 't Geen de Missionarissen misleidt, wanneer zy met de Oosterlingen over zaken van Godsdienst handelen, is dat zy vooringenomen zyn met het geen zy in de Scholen aangaande de stoffe en de gedaante der Sacramenten geleert hebben. Wanneer zy, by voorbeeld, niet zien dat het kind gedoopt wordt ter zelvertyd als men de woorden uitspreekt die de daat te kennen geven, geloven zy dat de Doop van gener waarde is; zonder te letten dat de manier van de Sacramenten te bedienen by de Oosterlingen voornamelyk bestaat in zekere gebeeden die zy opzeg- | |
[pagina 163]
| |
gen, en dat zy zulke groote Overnatuurkundigen niet zyn als de Latynen. Ook zyn zy onkundig van eengroot getal zwarigheden die voor onze Theologanten met veel hairklovery verhandelt worden; doch daarom is het geloof der Nestorianen niet minder zuiver, noch minder oud. Ga naar margenoot+ ‘IV. De zalvinge welke zy na den Doop doen, is by hen het Sacrament van 't Vormzel, 't welk veel verschilt van dat der Latynen: maar het was onnodig, dat de Aartsbisschop Meneses eene andere zalvinge volgens het gebruik van zyne Kerk invoerde, welke immers op zyn best niet meer dan eene enkele ceremonie is. Hy hadt moeten weten, dat de Nestorianen, volgens het oud gebruik van de Oostersche Kerk, den kinderen het Vormzel en het Nachtmaal te gelyk met den Doop toedienen. Het was derhalven gevoegelyk geweest hunne Gewoonteboeken op te slaan, om te zien of 'er eenige misslagen in de bedieninge van dat Sacrament waren ingeslopen: in plaatze dat Meneses alleen schynt te hebben toegelegt om zeer oude gebruikelykheden achter de bank te werpen, omdat zy juist met die der Latynen niet overeenkwamen. Ga naar margenoot+ ‘V.Ga naar voetnoot(a) De Aartsbisschop bedriegt zich, wanneer hy zegt dat de Christenen van St. Thomas geenerlei kennisse van het Vormzel, noch van het Laatste Oliesel hadden, omdat zelfs de benamingen daar van hun onbekend waren. Het kan zyn, dat zy de namen van die Sacramenten niet geweten hebben, voornamelyk dien van het laatste Oliesel, die nergens dan in de Latynsche Kerk bekent is: want schoon de Oostersche Kerk de zalvinge der zieken in gebruik heeft, overeenkomstig met de woorden van den Apostel Jacobus, noemt zy die plechtigheit echter niet het laatste Oliesel, om de boven gemelde redenen daar wy van de Grieken gewag maakten: en die zelve redenen konnen ook op het Vormzel worden toegepast. De Priesters geven dat Sacrament by de Nestorianen, zo wel als by de Grieken, te gelyk met den Doop, waar van het, zeggen zy, eene volmaaktheit is welke daar nooit van moet worden afgescheiden. Wat aangaat hunnen afschrik van de Oorbiegt, zulks was gewisselyk een misbruik in die Kerk ingeslopen, dewyl de Biegt den gantschen Levant door in gebruik is, schoon de meeste niet geloven daar toe volgens het godlyk recht verplicht te zyn. ‘VI. Wat belangt de dwalingen welkeGa naar margenoot+ de Aartsbisschop waant gevonden te hebben in hunne Boeken, tot zo verre dat hy het Officie van den Advent geheel en al wilde afschaffen, men hadt gemakkelyk een goeden zin aan alle die zogenaamde dwalingen konnen geven; behalven dat de reforme welke hy in hunne Liturgie maakte, zeer ongevoeglyk was: want niets is wanstalliger dan de Misse der Nestorianen, zo als zy door Meneses is verandert, en in de Biblioteek der Oudvaderen gevonden wordt. Men ziet daar de geschiktheit gantsch omgekeert, omdat men die Liturgie wilde buigen naar het gevoelen dat de Latynsche Godgeleerden van de Consecratie hebben, welke zy doen bestaan in de woorden, Dit is myn lichaam, enz: in plaatze dat de Nestorianen met alle de andere Oosterlingen geloven, dat de Consecratie niet eerder volbragt is, dan na dat de Priester het gebed, 't welk zy de aanroepinge van den Heiligen Geest noemen, geëindigt heeft. Ondertusschen doet Meneses de Nestoriaansche Priesters de Hostie aanbidden, zodra zy deze woorden, Dit is myn lichaam, hebben uitgesproken, schoon zy niet geloven dat dezelve dan reets geconsacreert is. Men kan hier over raadplegen de Noten over Gabriel van Filadelfien, waar in de Autheur de Nestorianen in 't byzonder rechtvaerdigt, en klaarblykelyk aantoont, dat hunne Liturgien, zelfs die den naam van Nestorius dragen, niets onrechtzinnigs be- | |
[pagina 164]
| |
helzen: 't geen veel verschilt van het gevoelen van Meneses, die hen voor godlozen en Ketters uitscheldt, en die zyne gewaande verbetering blotelyk staaft met in 't algemeen te zeggen dat die Liturgien vol zyn van godslasteringen. Die zelve Schryver doet zien, dat men in eene der Liturgien tot gebruik der Nestorianen, welke hem van een Babylonisch Priester was ter hand gestelt, den naam van Nestorius nevens verscheidene andere zaken hadt uitgeschrapt, en andere stellingen van eene andere hand ingevoegt, omdat de Nestoriaansche Priester, die zich van die Liturgie bediende, met de Roomsche Kerke, ten minsten zo 't scheen, vereenigt was; 't geen hem verplicht hadt in zyn Misboek te veranderen al 't geen den Theologanten van Rome konde aanstotelyk zyn. De Nestorianen hebben by eene andere gelegenheit insgelyks gedaan, volgens het verhaal vanGa naar voetnoot(a) Stroza: want zodra zy te Rome kwamen, en van Nestorius als eenen godlozen Ketter hoorden spreken, scheurden zy uit hunne boeken alle de bladzyden waarin van hem werdt gewag gemaakt, daar uit lichtende al 't geen zy geloofden met de Godgeleertheit der Roomsche Kerke te stryden. Ga naar margenoot+ ‘VII. Men moet op de lyst der dwalingen niet stellen het gebruik dat zy hebben van met gereezen brood te consacreren, olie en zout daar onder mengende, dewyl daar door de natuur van het brood niet verandert wordt. Daar en boven is de ceremonie, welke zy verrichten om dat brood eeniger mate heiliger te maken voor de Consecratie, pryselyk, en zelfs zeer oud. Zy onderscheiden daar door, even als de Grieken, het brood dat geschikt is om het Lichaam van Jezus Christus te worden, van alle andere brooden, die zy voor onheilig houden, zo lang 'er geen zeker getal van gebeeden en Psalmen over gereciteert is. Ga naar margenoot+ ‘VIII. 't Is niet te verwonderen, dat de Chaldeen niet zo menigmaal de Misse leezen als de Latynen, en dat verscheidene Priesters de Misse van den Bisschop bywonen, en de communie uit zyne handen ontfangen. Dat is een oud gebruik der Kerke: daar integendeel de gewoonte van zulk een groot getal van Missen te leezen in de Latynsche Kerk zeer nieuw is, en voornamelyk ingevoert van de Bedelmonniken, gelyk de Kardinaal Bona heeft aangemerkt; welke gewoonte voorts krachtig is toegenomen zedert de invoeringe van het nieuw Kerkelyk Recht. 't Is ook een zeer oud gebruik, dat die de Misse bedienen en bywonen, een goed gedeelte daar van opzeggen; en zulks geschiedt, om dat de Liturgie een openbaar bedryf is, 't welk het volk zo wel als den Priester betreft, gelyk gemakkelyk uit de gebeeden der Latynsche Misse zelfs bewezen kan worden. ‘IX. Het is waar dat de NestorianenGa naar margenoot+ en de andere Oosterlingen van de oude Discipline zyn afgeweken ten aanzien van de Ordens, en dat zy niet letten op de vereischte bejaartheit, in de Canons voorgeschreven: maar indien daar omtrent, als mede ten opzichte van het huwelyk der Priesteren, reforme nodig was, moest men die reformatie uit hunne eigene wetten, liever dan uit die van Rome, gehaalt hebben. Al de waerelt weet, dat het in de Oostersche Kerk den Priesteren geoorloft is zich voor hunne Ordening in den Echt te begeven. Dit is 't geen de Aartsbisschop Meneses in hen te hervormen moest hebben overwogen, en de huwelyken der Priesteren niet te niet gedaan, om zich te gedragen naar eenige Instellingen der Synoden van Goa, door de Latynsche Missionarissen gehouden. ‘X. Meneses schynt zonder reden onderGa naar margenoot+ het getal der dwalingen gestelt te hebben de gewoonte van de Getyden niet te lezen buiten de Kerk; aangezien dat gebruik nieuw is, en het Getyboek niet is opgestelt om in het particulier gereciteert te worden. ‘“XI. Ik twyfel of men de schattingeGa naar margenoot+ die de Nestoriaansche Priesters de gemeente voor het bedienen der Sacramenten opleggen, wel Simonie mag noemen, omdat zulks hun voor Inkomst verstrekt; en daar op kan men toepassen 't geen te voren aangaande de Grieken gezegt is. ‘“XII. Men moet, dunkt my, nietGa naar margenoot+ onder de dwalingen rekenen de gehoorzaamheit welke de Nestorianen voor hun- | |
[pagina 165]
| |
nen Patriarch hebben; omdat de Oosterlingen alle de Patriarchen, zelfs dien van Rome, houden voor Magten door het stellig Recht ingevoert: en indien men hun den afkeer dien zy van den Paus hebben, verwyt, antwoorden zy dat de Paus zich rechten over de Kerken van het Oosten aanmatigt, welke die Kerken niet erkennen. Wat aangaat dat zy noch Pastoors noch Vicarissen hebben, maar dat de oudste Priester in hunne Vergaderingen voorzit, men kan zulks redelyker wyze voor geene dwalinge houden: het is in tegendeel eene uitmuntende Discipline, welke in allerlei Kerken behoorde stand te grypen, om voor te komen verscheidene misbruiken die hedendaagsch omtrent de Beneficien in zwang gaan. Ga naar margenoot+ ‘XIII. Eindelyk is het meerendeel van 't geen Meneses in de Nestorianen misbruik noemt, zulks inderdaat niet, verkrygende die gedaante alleen in de Inbeeldinge van eenige Missionarissen, die den Godsdienst regelen naar 't geen zy in hunne Scholen geleert hebben. Zal men, byvoorbeeld, zeggen dat het een dwaling dier volkeren en andere Christenen van den Levant is, vleesch te eeten op Saturdag, welke by hen volgens het oud gebruik der Kerke een Feestdag is? Zal men ook zeggen, dat de Nestorianen dwalen ten opzichte van 't Huwelyk, omdat zy zich den eersten Priester dien zy vinden konnen, om getrouwt te worden aanbieden? Men moet weten, dat in de Oostersche Kerk de Priester niet tot getuige van den Echt verstrekt; maar daar van alleen de ware Bedienaar is, even als van andere Sacramenten en Ceremonien. Ga naar margenoot+ (De Christenen van St. Thomas zeggen dat zy alle zynafgestamt van zekeren Mar Thomas, of Thomas Cana een Armenisch Koopman, die zich in Cranganor nederzettede. Deeze Mar Thomas trouwde twee vrouwen, welke beide hem kinderen verwekten. Die der eerste vrouwe erfden de goederen die hy in 't zuiden van het Koningkryk Cranganor bezat, en die van de tweede, welke eene tot het Christendom bekeerde slavinne was, wierden erfgenamen der bezittingen van hunnen Vader in het Noorden. In 't vervolg vermenigvuldigden die afkomelingen zeer, en verspreidden zich in twee takken die zich nooit aan elkander verbinden. Die uit de eerste vrouwe zyn gesproten, en de Branche der Edelen uitmaken, gaan zo verre in hunne verachtinge en afkeer van de Christenen der andere Branche, dat zy met hen niet willen Communiceren, noch zich van hunne Priesters bedienen. Mar Thomas, dien die Christenen voor hunnen gemeenen Vader houden, leefde volgens het algemeen gevoelen in de tiende eeuwe: maar Mr. la Croce meent dat hy voor de zesde eeuwe geleeft heeft. In vervolg van tyd genoten die ChristenenGa naar margenoot+ groote voorrechten, onder de Vorsten des Lands, en wierden eindelyk zo machtig, dat zy Koningen van hunne Natie en van hunnen Godsdienst verkoren. Die onafhangelykheit duurde tot het overlyden van eenen hunner Vorsten, die geene kinderen nalatende, een nabuurig Afgodisch Koning tot zynen Opvolger benoemde. Niettegenstaande de staatwisselingen dieGa naar margenoot+ de Oost-Indien zedert twee eeuwen hebben ondergaan, bezitten de Christenen van St. Thomas nog tegenwoordig meer dan veertienhondert Vlekken of groote Dorpen onder de gehoorzaamheit van een eenigen Bisschop, die hun was toegezonden van den Patriarch van Babylonien, voor den aanvang der meer gedwongene, dan vrywillige vereeniginge dier Christenen. Die Bisschop, aan wien de Portugeezen den naam geven van Bisschop de la Sierra, dat is, der Bergen, om dat Angamale, daar hy altoos zyn verblyf gehadt heeft, tusschen het Gebergte gelegen is, vonniste over alle gedingen zonder hoger beroep, zo in 't waereltlyke, als in 't Geestelyke. Nog hedendaagsch, zegt Mr. la Croze, zyn de Bisschoppen dier Christenen ‘geboorene Rechters over alle burgerlyke en Kerkelyke zaken van hun Bisdom. Uit kracht van hunne Voorrechten, die niet betwift worden, hebben de Heidensche Vorsten en Rechters by hen niets te zeggen, dan alleen in 't Crimineel. Behalven de schattinge die zy aan hunne Vorsten betalen, zyn zy alleen verplicht een zeker getal krygsbenden in tyd van oorlog te leveren. ...... Het getal dier Christenen moet gestadig meer en meer aangroejen, dewyl het Huwelyk den Priesteren niet verboden is, en men onder hen noch Monniken noch Nonnen vindt; en aangezien daarenboven die Christenen zich zeer zelden buiten hun vaderland nederzetten.’ De Autheur van dat uittrekzel beschryft | |
[pagina 166]
| |
Ga naar margenoot+ ons ook uit de Verhalen van eenige Missionarissen, den aart dier Christenen van Malabar. Ik zal daar van eenige staaltjes bybrengen. Die Christenen zyn in 't algemeen leerzaam en eerbiedig: zy zullen nooit zitten in de tegenwoordigheit van hunne Oversten, zelfs niet in die van hunne oudste Broeders, voor dat het hun bevolen wordt, en als zy eens bevel gekregen hebben om te zitten, zullen zy niet opryzen voor dat men het hun zegt. In hunne Vergaderingen hebben alleen de oudste en de verhevenste in rang het recht van te spreken, de andere zwygen zo lang tot men hun vraagt. Een kind houdt in de tegenwoordigheit van zynen vader, en een leerling in die van zynen meester de linker hand voor den mond, ten teken van eerbied. Wanneer twee personen van onderscheiden rang elkander ontmoeten, steekt de mindere zynen arm en hand uit, en buigt zich voor zyn meerder. Die Christenen, vaart men voort, zyn nieuwsgierig en bygelovig. De eerste hoedanigheit maakt hen leergierig, de andere maakt hen lichtgelovig, en doet hen met voortekenen en voorzeggingen raadplegen. De Dingsdag en de Vrydag worden by hen voor ongelukkige dagen gehouden. Zy trouwen vroeg, en men wil dat zulks veel tot hunne kuisheit toebrengt. By hen laat ydereen zyn hair groejen zo 't wil, uitgenomen de gryzaarts, en die niet trouwen willen, als mede die den bedevaart naar het graf van St. Thomas te Meliapour gedaan hebben. Dewyl ik my alleen houde aan 't geen eenig opzicht tot de Religie heeft, zal ik hunne manier van zich te kleden niet beschryven. Dit echter moet ik zeggen, dat zy altoos gewapend overstraat gaan, doch in hunne Kerken tredende, hun geweer aan de deur afleggen, invoegen dat de ingang dier Kerken zeer wel naar een wachthuis of corps de garde gelykt. Een Indiaansche Heiden die een Christen slaat, wordt ter doot veroordeelt, en kan het niet afkopen dan met het offeren van een goudene of zilvere hand in de Kerk der plaatze daar hy den slag heeft toegebragt. Zich vastelyk inbeeldende dat niets kan halen by de zuiverheit van hunnenadel, strekken zy hunne belagchelyke verwaantheit zo verre uit, dat zy nimmer menschen van een geringen afkomst zullen aanraken, en zelfs de beledigende voorzichtigheit hebben van den geenen die hun van verre te gemoed komen, toe te roepen om te wyken en plaats te maken. Zelfs hebben zy het recht van te dooden de geenen die weigeren voor hun te wyken. Deze zyn de voorrechten welke een oudGa naar voetnoot(a) Monarch des Lands hun heeft toegestaan, en door een lang genot in wezen blyven,Ga naar voetnoot(b) schoon zy de kopere platen, waar op die voorrechten in 't Malabaarsch gegraveert waren, verloren hebben. Wat zulke gebruikenGa naar margenoot+ belangt, ik meen dat men ze niet kan overeenbrengen met den geest des Christendoms: maar die Christenen van St. Thomas paaren op eene wonderlyke wyze, gelyk het menschelyk geslacht in 't algemeen doet, hunne gebreeken met eenen blinden yver voor de overgeërfde Leerstukken: en daar uit moet men besluiten dat de menschen overal met eene en dezelve koppigheit de Religie, welke aan hun is overgelevert, staande houden, en op eene gelyke wyze nalatig zyn in het waarnemen van de plichten die daar in zyn voorgeschreeven. Niet anders is het met de Portugeezen in de Indiën gelegen, want, niettegenstaande den pralenden toestel van hunne devotie, en den eerbied dien zy voor de Priesters, de Kerken, en de Crucifixen doen blyken, zou het al zo moeilyk zyn de zeeden van die geduchte navolgers van den sleur-Godsdienst over een te brengen met de praktyk van het ware Christendom. Men zegt ons, dat die Christenen opGa naar margenoot+ eene ongevoelige wyze ongerymde en bygelovige Leerstukken en gebruiken onder hunnen Godsdienst hadden vermengt. Voor dat zy door de zorgen van Meneses tot het geloof van Rome gebragt waren, hadden veele onder hen het Leerstuk van de Ziel-verhuizinge aangenomen, en andere dat van een blind en onmydelyk Noodlot. Zommige hadden van de Indiaansche Heidenen overgenomen dat soort van Deïsmus, 't welk leert dat allerlei Godsdiensten aangenaam zyn aan 't Opperwezen, dezelve vergelykende by zo veele beekenGa naar voetnoot(c) die alle zamenlopen tot die onmetelyke bron van gelukzaligheit | |
[pagina 167]
| |
welke men in God zoekt, en dat het met één woord hem behaagt dat elk hem aanbidt, en zyne zaligheit bewerkt volgens de gronden der Religie waar in hy is opgevoed. Men vindt ook, dat zy verscheidene bygelovigeGa naar margenoot+ boeken der Indianen in gebruik hadden, gelyk het geen den naam van Parisman draagt, waar uit zy verscheidene bygelovige gewoontens ontleenden, en waar in men eenige geheimen van Geneeskunde ontmoet, als mede verscheidene middelen om de boze geesten uit de lichamen der bezetenen te verdryven; gelyk zynGa naar voetnoot(a) de Ring van Salomon, die aanwyst wat dagen bekwaam zyn om zich in 't huwelyk te begeven, om op reis te gaan, enz. en de Haudh, waar in ondervindingen, op de Toverkunst gegrond, vervat worden, enz. Zy hadden ook van de Afgodendienaars overgenomen het gebruik van Talismans, en van zekere bygelovige briefjes die zy aan den hals droegen. Alle die bygelovigheden blyven in wezen by de Christenen die zich met Rome niet vereenigt hebben. Ga naar margenoot+ Nu kome ik tot hunne Godsdienstige gebruiken, en tot die daar toe konnen gebragt worden. Men heeft by hen onder de plechtigheden van Paaschen opgemerkt een gastmaal, 't welk eenige overeenkomst met de Agapen der eerste Christenen heeft. Die maaltyd, welke zeer gering is en gemeenlyk in kruiden, vruchten, en ryft bestaat, wordt gehouden in het voorhof dat men aan den ingang hunner Kerken ontmoet. De Priesters hebben daar in een dubbel deel, maar de Bisschop een driedubbel. By die Agapen moet men voegen de ceremonie welke by de Christenen van St. Thomas de Casturé genaamt wordt; 't Is als een teken van broederlyke liefde. Men vat in de Kerk den oudsten der Caçanares (of Priesters dier dier Christenen) by de handen, en ontfangt in dien staat zynen zegen. Die Christenen besprengen zich even alsGa naar margenoot+ de Roomsgezinden aan de deuren hunner Kerken met zeker water 't welk voor Wywater verstrekt.Ga naar voetnoot(b) Zy nemen 't onder 't maken van het Kruis-teken, en onder het doen van een gebed ter eere van Nestorius. Het bestaat alleen in gemeen water vermengt met aarde, welke gehaalt wordt van de plaatzen daar St. Thomas is doorgegaan. By gebrek van die aarde, werpt men eenige greinen wierook in het water. Ik hebbe gezegt dat zy kruissen, en verbeeldingen van het Kruis in hunne Kerken hebben. Men verhaalt ons ook dat deGa naar margenoot+ Priesters Crucifixen in processie omdragen, en aan de devote omstanders dezelve doen kusschen.Ga naar voetnoot(c) Die soort van godvrucht is zelfs tot de Heidenen overgegaan. Men vindt kruissen op de straten, zelfs op de grote weegen en op afgelegene plaatzen. Men zet ze op een voetstuk, waar in men een gat gemaakt heeft om daar in een brandende lamp te plaatzen, en men verzekert dat de Heidenen zeer dikwils de vereischte olie tot die lampen bekostigen. Ik weet niet of men hier gevoeglyk kan inlassen de gelykenisse, byGa naar voetnoot(d) Mr. la Croze gemeld, van den Lingam der Indianen met het Kruis. Indien die gelykenisse net ware, zou ik bekennen dat zy den Afgodendienaars zou konnen misleiden. Voorts is 't het werk der geenen die zich op de figuren der zeven Zamenspraken verstaan, te onderzoeken of de overeenkomst nauwkeurig is, en of het ook zo gelegen zy met den Phallus der Egyptenaren, die volgens Mr. la Croze het St. Antonis kruis is, 't welk men altoos voor denGa naar voetnoot(e) letter Tau gehouden hadt. Het gebruik van Klokken is verbodenGa naar margenoot+ aan alle die onder de heerschappy der Af- | |
[pagina 168]
| |
godendienaars leven, om dat, zeggen zy, het geluid der klokken hunne Goden verveelt. Dat belachgelyke denkbeeld was den ouden Heidenen niet onbekent: maar ik vind onder ons een ander dat niet minder singulier is. Dat namelyk het geluid der klokken de boze Geesten verdryft. Ga naar margenoot+ De Indiaansche Christenen hebben de gewoonte van in de Kerken uit devotie te gaan slapen, en zulks was ook by de Afgodendienaars der Oudheit in gebruik. Ik verwonder my, dat die Godvruchtigheit nog niet tot op onze devotarissen is overgeslagen. De manier van bidden by die Indianen bestaat in zich met het aangezicht ter aarde te werpen. Ga naar margenoot+ Ik meen hier hunne danssen te mogen beschryven, omdat men ze ten minsten voor een half Religie-bedryf moet houden, 't welk my echter minder vreemd, en minder de Godheit beledigende voorkoomt, dan de Autos SacramentalesGa naar voetnoot(a) van Spanjen en Portugal. De mannen dansen alleen, de jonge dochters en de vrouwen van gelyken, en wel met alle mogelyke zedigheit en ingetogenheit, volgens 't geen men ons daar van verhaalt. Voor het aangaan van den dans, maakt men het Kruisteken, en men zingt het Gebed des Heeren, nevens een Lied ter eere van St. Thomas. De Indianen, waar onder die Christenen verkeeren, mengen het dansen ook onder hunnen Godsdienst, en 't is genoeg bekent dat het een sieraad en zelfs een gedeelte van de devotie op de Feesten van het oude Heidendom was. Wat hunne gezangen aangaat, daar in worden de deugden van hunne Heiligen, of de loffelyke daden van hunne voorouderen opgehaalt. Ga naar margenoot+ Nu moet ik nog maar met een woord aanhalen de voetstappen van het Christendom, die men in het Noorden van Azien, en op eenige afgelegene plaatzen der Oost-Indien bespeurt. Dat bedorven of onvolmaakte Christendom behoort tot de Missien der Nestorianen. Men vindt in Thibet en elders in Tartaryen een overblyfzel van de Leere der Drie-Eenheit, een denkbeeld van het Lyden van den tweeden der drie personen, de verbeeldinge van het Kruis, eene offerhande welke de groote Lama met brood en wyn doet, de kruinscheeringe van dien groten Lama enz. Ik ben dit kort verslang aan Mr. la Croze verschuldigt. Ik sta hem toe, dat 'er eenige overeenkomst van gebruikelykheden en leere tusschen de Tartaren en de Christenen is. Echter moet men niet veel staat maken op die gewaande overeenkomsten. Men hadt 'er te Mexico nog duidelyker gevonden, die nogtans maar een enkel gewrocht van 't geval schynen geweest te zyn. Ik velle het zelve oordeel over de gelykenissen die men waant te vinden tusschen deGa naar voetnoot(b) Drie-Eenheit van het Christendom en de verscheidene afgoden der Tartaren en Indianen. Die naspeuringen geven voet tot verstandige bespiegelingen, welke echter nooit hoger dan tot een zekeren trap van waarschynelykheit konnen opklimmen. In de landen van den Samoryn van CalicutGa naar margenoot+ heeft men nog andere gewaande Christenen gevonden, wier gantsche Religie bestondt in het aanbidden van een Schilderye, waar in een oudman, een jongman, en een vogel waren afgebeeld. Zy gaven dien God den naam van Bidi, en hielden hem voor den Autheur der gantsche Natuur.Ga naar voetnoot(c) Bidi betekent in de taal dier Indianen het Noodlot. Men verhaalt dat twee Caçanaren, met de Latynen vereenigt, den Indianen eene andere uitlegginge van die Schilderye gaven: de Oude man, zeiden zy, verbeeldt God den Vader, de Jongman God den Zoon, en de Vogel den H. Geest. Na zulk eene klare en overtuigende uitlegginge ontfingen de Indianen den Doop, hoorden de predikatien der Priesteren, en onderwierpen zich. St. Francois Xavier vondt nog andere | |
[pagina 169]
| |
Ga naar margenoot+ halve Christenen in het Eiland Socotara dicht by Arabien. Het scheen den Missionarissen van dien tyd toe, dat zy veel eerbied voor den Apostel St. Thomas hadden, dat zy het Kruis aanbaden en bewierookten, en dat zy daar voor eene lamp ontstaken. Zy droegen een ander Kruis op de borst. Men voegt 'er by, dat men veertig jaren na de doot van St. Franciscus Xavier by die Eilanders geen ander overblyfzel van het Christendom, dan het Kruis alleen vondt. Zy kenden Jezus Christus, noch St. Thomas niet meer; zy baden in tegendeel de Maan aan, en lieten zich besnyden. Echter hadden zy nog een Kruis op een Altaar, waar by wederzyds een stok was opgerecht, die bovenaan de gedaante van een kruis, of liever van een leliebloem hadt. Zy namen een zekeren tyd van Vasten gestreng waar, twee maanden lang.Ga naar voetnoot(a) Eenige jaren daar na zag een Engelschman te Tamara op het zelve Eiland een Kerk van die Eilanders, waar in beelden nevens een kruis op den Altaar gevonden wierden. Wat hunne andere Ceremonien betreft, ik verzende den Lezer naar 't geen deswegen gezegt is aan het eindeGa naar voetnoot(b) van de Verhandelinge over de Religien van Afrika. |
|