Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5
(1736)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijDerde hoofdstuk.
| |
[pagina 149]
| |
ken, in zyn plaats tot Patriarch aangestelt. Abraham Echellensis, die een klein Syrisch Tractaatjen van Abdjesu heeft doen drukken, geeft hem in de Voorreden voor dat werkjen, den tytel van Metropolitaen van Soba. Hy merkt aan, dat die Hebedjesu verscheidene boeken ten voordeele van den Godsdienst der Nestorianen gemaakt heeft: maar dat hy te Rome gekomen zynde onder de Regeering van Julius den III. het Nestorianismus heeft afgezworen. Men maakt gewag van hem in de Levensbeschryving van Pius den IV. onder wiens Regeering hy een twede reis naar Romen deet, om de confirmatie van zyn Patriarchaat te bekomen; ook woonde hy het Concilie van Trente by. Dewyl hy een bekwaam man was, wist hy ook een groot aantal van Nestorianen tot de Roomsche Kerk te lokken. Maar zyne Opvolgers waren niet in staat om ze by het Roomsche Geloof te houden, hebbende noch zyne behendigheit, noch zyne bekwaamheit. Ahathalla, mede een Monnik van St. Pachomus, succedeerde Hebedjesu, doch hy stierf kort daar na, en wierd opgevolgt van Denha Simon, die voorheen Aartsbisschop van Gelu was: maar deze, niet bestand tegen de overmagt des Patriarchs van Babylonien, was gedwongen Caremit te verlaten, en naar de Provincie van Zenalbech op den uitersten hoek van Persien te vertrekken. Zyn Opvolger, die ook Simon genaamt was, hadt zyn verblyf ter zelver plaatze: 't geen het gezag van dien tweden Patriarch zeer verminderde. Zie daar den staat der zaken, de Nestorianen betreffende, zedert Julius den III. tot op Paulus den V. onder wiens Regeering Elias, Patriarch van Babylonien, eene plechtelyke hereeniginge met de Roomsche Kerke aanging. Ga naar voetnoot(a) Die Elias, eenige geschenken van Paus Paulus den V., en te gelyk een Geloofs-Formulier, ontfangen hebbende, zondt eenige personen zynent wegen af, om zyne Heiligheit te bedanken, en zich volkomelyk te onderwerpen, erkennende de Roomsche Kerk voor de meesteresse van alle de andere. In de Geloofsbelydenisse, welke hy in zynenGa naar voetnoot(b) brief aan den Paus doet, spreekt hy zelfs den vloek uit over de geenen die niet geloven dat de Roomsche Kerk de Moeder der Kerken is. Voorts voegt hy 'er by, dat zyne Kerk van Babylonien hier in verschilt van de andere Kettersche Kerken, dat deze de Patriarchaten vermeerdert hebben, zonder eenig recht, en zonder deel te hebben aan de Roomsche Kerk; daar in tegendeel het Patriarchaat van Babylonien door het gezag van den Roomschen stoel is opgerecht, gelyk uit hunne Jaarboeken blykt, waar in geschreven staat dat de P.P der Oostersche Kerke te Rome geordent waren, waar henen zy vervolgens eenige personen afzonden, om de confirmatie van hunne verkiezinge te bekomen. Maar dewyl het menigmaal gebeurde, dat die gezanten onderweeg vermoord wierden, was 'er eindelyk na verloop van een langen tyd door den Paus in zynen Raad besloten, dat hy hun eenen Patriarch zoude ordenen, en hun de vryheit verleenen van 'er in 't toekomende eenen te verkiezen. Zie daar, zegt de Patriarch Elias in den zelven brief, den oorsprong van den Patriarchalen stoel van Babylonien, dien wy niet geusurpeert hebben, alzo ons die waardigheit van de Roomsche Kerke is opgedragen. Men kan lichtelyk oordeelen, dat die gantsche Historie aangaande den oorsprong van het Patriarchaat der Nestorianen, door den Patriarch Elias met voordacht zodanig is opgestelt, omdat hy het Hof van Rome voor zyn belang nodig hadt. Het zelve oordeel moet men vellen over de brieven die de Nestorianen, te Mosul tot het verkiezen van een nieuwen Patriarch vergadert, aan Paus Julius den III. schreeven, waar in zy hem den tytel van Hoofd over alle de Bisschoppen gaven, op dezelve wyze als St. Pieter het Hoofd van alle de andere Discipelen was. Anders is zulks de gewoone taal der Oosterlingen ten opzichte van den Roomschen Bisschop niet, als die hem wel inderdaat voor den eersten der Patriarchen erkennen, doch zo, dat die voorrang hem alleen tot eene eere verstrekt, en | |
[pagina 150]
| |
niet om gebied over de anderen te voeren. Ga naar margenoot+ Die zelve Patriarch Elias voegde by zynen brief de Geloofsbelydenisse van zyne Kerk, waar in onder andere artykelen staat uitgedrukt, dat de H. Geest van den Vader uitgaat; dat de Zoon een lichaam uit de H. Maagd heeft aangenomen; dat hy volmaakt is zo in ziel als in verstand, en in al 't geen tot den mensch behoort, dat het Woord nedergedaalt zynde in eene Maagd, zich met den mensch vereenigt heeft, en dat het met dien mensch een en dezelve zaak is geworden, op gelyke wyze als het vuur en het yzer te zamen vereenigt zyn; dat die eenheit zonder mengeling noch verwarring is, en dat daarom de eigenschappen van yder Natuur na de vereeniginge niet kunnen vernietigt worden; dat zy geloven dat Jezus Christus, die ten aanzien van zyne Godheit van alle eeuwigheit van den Vader gegenereert is, in de volheit des tyds van eene Maagd is geboren, en zich met de Natuur van zyne Menschheit vereenigt heeft. Wat belangt het verwyt dat men hun doet, dat zy de Maagd niet Moeder Gods, maar Moeder van Jezus Christus noemen: daar op antwoordt hy, dat zy op die wyze spreken, om de Apollinaristen te veroordeelen, die wanen dat de Godheit zonder de Menschheit is; en tot beschaminge van Themistius, die verzekerde dat Christus niet anders was dan de Menschheit zonder de Godheit. Hy voegt 'er nog by, dat dat geloof overeenkomt met dat der Roomsche Kerke, dat hy aanneemt al 't geen die Kerk leeraart, dat hy den Paus voor het Hoofd van alle Kerken erkent; en dat 'er buiten die zelve Roomsche Kerke geen zaligheit is. Dewyl Elias, Patriarch van Babylonien, of der Nestorianen, niet in persoon naar Rome konde reizen, zondt hy eenigen der bekwaamste en verstandigste mannen in zyne plaatze naar denGa naar margenoot+ Paus, om de vereeniginge van beide de Kerken te maken. Zy hadden gezamentlyk eene uitlegginge van de artykelen van hunnen Godsdienst opgestelt, waar in zy de manier waar op hun geloof met dat van Rome zou konnen overeengebragt worden, in 't breede voorstelden. De Abt Adam, die een der Gedeputeerden was, werdt met die Commentarie of Uitlegginge belast; en de Patriarch deet daar eenenGa naar voetnoot(a) brief by aan den Paus, waar in hy van die overeenkomst des geloofs handelt, doende zien dat de beide Kerken niet anders dan ten aanzien van de ceremonien verschillen; en dat, wat de leere des Geloofs aangaat, alle hunne geschillen met de Roomsche Kerk alleen in naam bestaan. Hy brengt die geloofspunten, waar in hy alleen in naam met Rome meent te verschillen, tot vyf hoofdzaken; te weten, dat de Nestorianen de Maagd niet Moeder Gods, maar Moeder van Christus noemen; dat zy in J.C. niet meer dan eene macht en eene wil stellen; dat zy in J.C. maar een persoon erkennen; dat zy eenvoudiglyk zeggen dat de H. Geest van den Vader uitgaat; en eindelyk, dat zy geloven dat het licht, 't welk op Goeden Saturdag in het Graf onzes Heeren gemaakt wordt, waarlyk een mirakuleus licht is. De Patriarch Elias meent, na het gevoelen der verlichtste verstanden te hebben ingenomen, dat zy in alle die pointen elkander niet verstaan. En inderdaat, de Abt Adam poogt zich in eene lange redenvoering te rechtvaerdigen, waar van wy alleen het hoofdzakelyke zullen aanhalen, zelfs niet eens reppende van de twee laatste artykelen, die alle de Oosterlingen met elkander gemeen hebben: de drie eerste raken alleen de Nestorianen in 't byzonder, en ik vind dat die Nestoriaansche Abt klaarblykelyk toont, dat het hedendaagsche Nestorianismus eene kettery is welke alleen in den naam bestaat, en dat men de Nestorianen nergens anders om heeft veroordeelt, dan omdat men ze niet verstondt. Vooreerst doet die Abt zien, datGa naar margenoot+ men de Roomsche Kerke, welke de Maagd Moeder Gods noemt, gemakkelyk kan verzoenen met de Nestoriaansche, welke haar de Moeder van Jezus Christus heet; omdat het een grondstelling is, van beide de Kerken aangenomen, dat de Godheit niet baart, noch geboren wordt, en dat daarom de Maagd Jezus Christus, die God en mensch te gelyk is, gebaart heeft; dat men echter niet moet geloven dat het twee Zonen | |
[pagina 151]
| |
zyn, maar een eenigen en waaren zoon: zo dat 'er in Jezus Christus niet meer dan een eenig zoonschap is, en een eenig zichtbaar persoon, dien de Nestorianen Parsopa noemen. Eindelyk besluit hy, dat zy niet lochenen dat men de Maagd Moeder Gods zou konnen heeten, omdat Jezus Christus waarlyk God is, en dat die leer overeenkoomt met de woorden van St. Johannes in zyn Evangelie, van St. Paulus, en van St. Gregorius Nazianzenus. Hier om is het, zegt hy, volgens die gronden, dat de Roomsche kerk gelyk heeft met de Maagd voor de Moeder Gods te erkennen, en dat de Oosterlingen van hunnen kant ook met reden zeggen, dat zy de Moeder van Christus is: en dat hun gevoelen derhalven niet wezentlyk verschilt. Ga naar margenoot+ Ten tweden onderzoekt hy het verschil, dat 'er tusschen de Roomsche en Nestoriaansche Kerk schynt te wezen aangaande de Natuuren en Personen van Jezus Christus. Het is zeker, dat de Latynen in Jezus Christus twee Natuuren en eenig Persoon erkennen: in plaatze dat de Nestorianen zeggen, dat 'er in hem twee Personen zyn, en eene Parsopa of zichtbare persoon; en dat 'er boven dien, in hem ook maar eene macht of kracht is. Hy brengt die twee gevoelens, welke in den eersten opslag van elkander zo vervreemd schynen, overeen door de verklaringe welke hy van dat geheim geeft. De Oosterlingen of Nestorianen onderscheiden in hun verstand twee personen, overeenkomstig met de twee Natuuren die in Jezus Christus zyn; maar zy zien met hunne oogen alleen een eenigen Jezus Christus, die de Parsopa of schynbaarheit van maar een eenig zoonschap heeft. Het is ook in dien zin dat de zelve Nestorianen niet meer dan eene macht of kracht in Jezus Christus erkennen, hem niet anders dan als een Parsopa of zichtbaar persoon aanmerkende: en dus onderscheiden zy, ten opzichte van die volmaakte en ware vereeniginge, waar uit maar één zamenstel van beide de Natuuren, de Goddelyke en Menschelyke, ontstaat, geen tweederlei kracht of vermogen, begrypende die uitdrukkingen onder de eenheit van het zoonschap. In de Roomsche Kerk in tegendeel onderscheidt men die krachten of vermogens in Goddelyke en menschelyke, omdat men ze met opzicht tot de twee onderscheidene Natuuren aanmerkt. Nu kan men lichtelyk besluiten, dat het verschil van gevoelen alleen in schyn bestaat, dewyl de Nestorianen inderdaat met de Latynen erkennen, dat 'er twee Natuuren in Jezus Christus zyn, en dat yder Natuur haare byzondere kracht en vermogen heeft: te meer, daar beide de Kerken gevoelen, dat 'er geenerlei vermenginge noch verwarringe der beide Natuuren geschiedt, behoudende elke Natuur haare byzondere eigenschappen. Eindelyk voegt hy 'er, om nog meer licht over zyne meeninge te spreiden, deze woorden by: Gelyk de P P. van de Roomsche Kerke één persoon erkennen uit hoofde van één Zoonschap; zo erkennen zy Oosterlingen ook eene kracht of één vermogen uit hoofde van één Zoonschap. Ten derden, vereenigt hy het gevoelenGa naar margenoot+ der Nestorianen, die in Jezus Christus maar eene wil en eene werkinge stellen, met dat der Latynen, die twee willen en twee werkingen in hem erkennen. Hy steunt daar in op het zelfde beginzel van één Zoonschap, 't welk niet meer dan eenen Jezus Christus uitmakende, den Nestorianen doet zeggen, dat 'er in hem niet meer dan eene wil en eene werkinge gevonden wordt, omdat hy waarlyk maar een, en niet twee is. Het geen hen echter niet belet twee willen en twee werkingen te erkennen ten opzichte van de twee Natuuren, gelyk de Latynen doen: hoewel zy zich niet op de Latynsche manier uitdrukken, omdat, zeggen zy, die twee Naturen niet meer dan één zamenstel, dat Jezus Christus is, uitmakende, 'er ook maar eene wil en eene werkinge is; 't geen de twee willen en werkingen, die de Latynen aan Jezus Christus toeschryven, niet uitsluit, omdat de Nestorianen toestaan dat hy een volmaakt mensch is. Maar dewyl die twee Natuuren te zamen vereenigt zyn, en dat de eene wil nooit wordt gescheiden van de andere, maken zy gezamentlyk niet meer dan eene zaak uit. In dien zin is het, dat zy die eenheit van wil vaststellen; ook spreekt Jezus Christus op dezelve wyze, wanneer hy zegt; Ik ben niet gekomen om mynen wille te doen, maar den wille des geenen die my gezonden heeft. Voorts besluit | |
[pagina 152]
| |
hy met deze woorden: Zouden 'er in Jezus Christus twee strydige willen zyn? Geenzins: maar hy wil zonder eenige tegenstrevinge, door den wille van zyne menschheit, het geen de wille van zyne Godheit wil, aan welke hy zich gewilliglyk, en niet gedwongen, onderwerpt. Hierom is het, dat hy tot zynen Vader zegt: Niet myne wille, maar de uwe geschiede. Ga naar margenoot+ Zie daar op wat wyze de Nestorianen het geloof hunner Kerken aan Paus Paulus den V. als rechtmatig voorstelden: en dat opstel tot vereeniginge was niet het werk van een eenig man, maar van de allerbekwaamste onder de Natie die de Patriarch Elias daar over geraadpleegt hadt. 't Is waar dat 'er vleyery schuilt in de artykelen die de Opperhoofdigheit raken, en dat de Christenen van den Levant zich zodanig aan het Hof van Rome niet onderwerpen, als de de Nestorianen in die Acten betuigen: maar zulks is verschoonlyk in elendigen die onderstand by dat Hof zoeken; aangezien 'er geen ander middel om daar toe te geraken was, dan den Paus dat souvereine gezag en gebied over alle de Kerken der waerelt toe te staan. Ten opzichte der andere voorstellingen welke den Nestorianen in 't byzonder eigen zyn, zal men bevinden dat het hedendaagsch Nestorianismus inderdaat niet anders dan eene ingebeelde Kettery is, en dat die gantsche verscheidenheit van gevoelens alleen bestaat in dubbelzinnigheden, voor zo verre de Nestorianen het woordt Persoon op eene andere wyze dan de Latynen opvatten. Desniettegenstaande, dewyl de Concilien de Kettery van Nestorius hebben veroordeelt, was het, zo 't schynt, noodzakelyk dat men het Nestorianismus te Rome voor eene ware Kettery hieldt, als zynde in een algemeen Concilie door de Kerk gedoemt. Deze zyde heeft Stroza gekozen in de verzameling welke hy van die Acten gemaakt heeft; want hy haalt daar byeen al 't geen door de Oudvaders en door de Concilien tegen het gevoelen van Nestorius is opgeworpen. Niettemin, om zich niet geheel en altegen den Patriarch der Nestorianen, die betuigde dat het gantsche onderscheit tusschen de Roomsche Kerk en de zyne, wat het geloof aanging, alleen in dubbelzinnigheden bestondt, aan te kanten, bekent hy rond uit, dat het waarschynelyk genoeg is dat de dwalingen der hedendaagsche Nestorianen eerder in het verstand, dan in den wille gelegen is, 't welk zo veel zegt, als dat zy geen Ketters zyn, dewyl zy geen hardnekkigheit doen blyken: maar dat zy onkundig zyn in de ware Godgeleertheit, en dat zy dus in dwalinge steken; even of het eene dwalinge ware de spreekwyzen, die zedert eenige eeuwen onder de Theologanten van het Westen zyn in gebruik geraakt, niet te verstaan. Ik achte het niet noodzakelyk hierGa naar margenoot+ aan te halen al't geen Stroza ter veroordeelinge van de voorstellingen van Nestorius bybrengt, omdat hy niets zegt buiten 't geen in de Acten der Concilien gevonden wordt. Ik zal alleen aanmerken, dat zommigen uit die zelve Acten zouden opmaken, dat het Nestorianismus maar eeneGa naar voetnoot(a) zo genaamde Kettery was, en dat, indien Nestorius en St. Cyrillus elkander verstaan hadden, zy hunne gevoelens hadden konnen overeenbrengen, en daar door eene groote ergernisse in de Kerke voorkomen. Maar de Grieken zyn altoos groote twisters geweest: ook zien wy dat het meerendeel der voornaamste Ketteryen onder hen is opgekomen. Meesttyds bestonden hunne geschillen alleen in Overnatuurkunde, en in enkele dubbelzinnigheden, waar uit zy op hun manier gevolgen trokken, 't geen eindelyk op schelden en lasteren uitkwam; en daar door wierdt men onverzoenelyk, zo dat men het verschil niet konde overeenbrengen: daar in tegendeel, wanneer de partyen hun gevoelen op eene zedige wyze hadden verklaart, menigmaal de minste schyn van Ketterye niet zou zyn overgebleven. Dus is het volgens zommigen met de zaak tusschen Nestorius en St. Cyrillus gelegen. Het schynt hun toe, dat Nestorius in Jezus Christus twee Natuuren, welke met elkander vereenigt zynde niet meer | |
[pagina 153]
| |
dan één zamenstel uitmaakten, erkent heeft. Dat noemde hy een persoon, in 't Grieksch ϖϱόσωπον, waar van de Chaldeen hun parsopa gemaakt hebben. Nu is het zeker, dat het woord ϖϱόσωπον by de Griekscke Oudvaders betekent dat gene 't welk wy persoon en hypostasis noemen. Want wat belangt de twee personen die Nestorius in Jezus Christus stelde, zulks deet hy alleen om te verklaren dat 'er waarlyk twee Natuuren in hem gevonden wierden, en om te kennen te geven dat die beide Natuuren volkomen haare eigenschap behielden zonder eenige vermenginge, noch verwarringe. Inderdaat, behalven die twee overnatuurlyke personen die van natuur niet onderscheiden waren, stondt hy eene andere ware en zichtbare persoon toe, op gelyke wyze als die door de Oudvaders beschreven is. Zelfs zal men bevinden, dat het gevoelen van Nestorius, zo men 'er de gevolgen, die St. Cyrillus daar uit trok, van afzondert, met minder zwarigheden is belemmert, omdat het eenvoudiger is, en Jezus Christus altoos in hem zelven en als Zoon beschouwt; in plaatze dat het ander gevoelen hem doorgaans aanmerkt by gedeeltens, dat is, dan eens als God, en dan eens als mensch. Ook veroordeelde men in den beginne de meeninge van Theodorus Mopsueste, Leermeester van Nestorius, niet, en men kwam daar niet eerder toe, dan toen de Nestorianen zich door zyn gezag wilden doen gelden. Het is gezag wilden doen gelden. Het is nogtans zeker, dat die Theodorus, wiens gevoelen Nestorius omhelst hadt, in Jezus Christus twee Natuuren nevens een persoon erkende, gelyk uit zyne woorden, in de Acten van het Vde Algemeene Concilie aangehaalt, blykt. Heeft hy gelochent dat de Maagd Moeder van God was, het was alleen om de Kettery van Apollinaris te wederleggen, en enkel in dezen zin, dat de Maagd de Godheit niet heeft konnen baaren, schoon anderzins het geen zy baarde, waarlyk God was.’ Ga naar margenoot+ (Volgens het verhaal van P. Le Brun, brachtGa naar voetnoot(a) Paus Innocentius de XI. de bekeeringe van een groot getal Nestorianen van Diarbek te weeg, door middel der Apostolische Missionarissen die hy hun toezondt. Die opgang deet hem hun van eenen nieuwen Patriarch voorzien. Zy onderscheiden zich door den naam van Chaldeen, willende dien van Nestorianen niet dragen, als waar van zy een asgryzen hebben. Zy brengen getuigenissen by, welke aantonen dat 'er geen ware Nestorianen meer zyn, noch in Persien, noch in Armenien; invoegen dat men gelooft, vaart hy voort, dat 'er nergens gevonden worden dan in de omgelegene landen van Moussol of Mosul, de Stad daar de Nestoriaansche Patriarch zyn verblyf houdt. Uit die zelve getuigenissen blykt, dat 'er niet meer dan omtrent drie duizent Nestoriaansche Familien in die landen overig waren.) ‘Laat ons nu overgaan tot de andere artykelen van het geloof der Nestorianen. Dewyl die secte van de Grieksche Kerk afstamt, is zy ook van dezelve gevoelens, uitgenomen het geen zy byzonder heeft, en de oorzaak van haare afscheidinge geweest is. Desniettegenstaande kan het wezen, dat de Nestorianen in zekere puncten van Zedekunde en Tucht meer afgeweken zyn, dan de Grieken; en ongetwyfelt moet men in dezen zin opvatten het geenGa naar voetnoot(b) Brerewood verhaalt aangaande deGa naar margenoot+ Biegt, welke hy lochent dat by hen in gebruik is. Het is waar dat zy dezelve zeer verwaarlozen, en de Aartsbisschop Joseph, een Nestoriaan, die zich over eenige jaaren met de Roomsche Kerke verzoent heeft, heeft veel moeite gehadt om het gebruik daar van wederom in Diarbek op te rechten, omdat de Nestorianen, schoon zy voor 't meerendeel gelatinizeert waren, zich daar aan niet wilden onderwerpen, gelyk ik van een ander Chaldeeuwsch Aartsbisschop, die een groot vriend van dien Joseph was, en veel voor de belangen van Rome heeft moeten lyden, verstaan hebbe. Men moet dan alle de andere pointen den Godsdienst der Nestorianen betreffende, verklaren met opzicht tot de gevoelens der Grieksche Kerke, welke de oorsprong van al het Levantsche Christendom is. | |
[pagina 154]
| |
Ga naar margenoot+ Men kan niet ontkennen, dat de Nestorianen niet met ongerezen brood Consacreeren. Zy doen daarenboven zout en olie onder hun brood, gelyk men zien kan in de aanmerkingen over de Werken van Gabriel van Filadelfien, waar in wordt aangewezen de manier om dat brood te maken en te bereiden, opdat het tot de Consecratie bekwaam werde. Zy maken echter minder ceremonien dan de Grieken, die by de oude plechtigheden zeer veel nieuwe gevoegt hebben.’ (Ten aanzien van het geloofder Nestorianen over het Nachtmaal, bewyst P. Le Brun dat het altoos conform met dat der Roomsche Kerke geweest is. Ga naar margenoot+ (Men gelooft met reden, dat de overzettingen der Leerstukken van Nestorius in de Syrische, Persische, en andere Oostersche Talen, welke de aanhangers van het Nestorianismus kort na deszelfs opkomst zorgvuldig verspreid hebben, zeer veel hebben toegebragt tot die wyde uitgestrektheit der Secte van Nestorius. Men bevindt dat zy reets in den aanvang der zesde eeuwe door Syrien en Mesopotamien tot in Persien is doorgedrongen, en daar een merkelyken aanwasch gekregen heeft. Men meent dat zy omtrent het midden dier zelve eeuwe zich al tot in de Indiën hadt uitgebreid, en dat omtrent hondert jaren daarna de Syrische Nestorianen het Christendom tot in China hebben overgebragt. De oprechting van het Christendom in die groote Monarchy wordt bewezen door de Relaazen die de Abt RenaudotGa naar voetnoot(a) heeft in 't licht gebragt, als mede door het Opschrift 't welk in den jare 1625. in China gevonden is. Dat Gedenkstuk is aanmerkenswaardig. Het leert ons dat het Christendom in 't jaar 636. in China is gepredikt geweest, en men bewyst onwederleggelyk uit de letters van dat momument, en uit eenige andere tekenen, dat het gepredikt wierdt door Priesters die uit Syrien gekomen waren; doch de redenen, welke men bybrengt tot bewys dat die Priesters Nestorianen waren, zyn, dunkt my, niet zeer overtuigende; ten minsten kan men zeggen dat het Nestorianismus dier Syrische Missionarissen niet bewezen wordt door de leere die in het Opschrift vervat was, dewyl Vader Kircherus dezelve zeerGa naar voetnoot(b) Orthodox bevonden heeft. Men weet daar en boven, dat 'er in den grootsten bloei van het Nestoriaandom, een groote menigte van Rechtzinnigen in Syrien was. Maar wat is 'er ook aangelegen, of de Nestorianen, dan of de Orthodoxen de Apostels van China geweest zyn? Dewyl hunne geschillen alleen bestonden in te vitten en te hairkloven met subtile uit drukkingen, waar door zy onbekwaam waren om elkander te verstaan. Ik kome nu tot gebruikelykheden, die een wezentlyk gedeelte dezer Verhandelinge uitmaken. Voor de zesde eeuwe, voerde de Patriarch der Nestorianen reets den tytel van Catholyk of Algemeen, dien hy in 't vervolg altoos behouden heeft. Zyne Geestelykheit bestaat, even als die der Grieken van Constantinopolen, uit gehuwde Priesters, en uit Religieuse Priesters.Ga naar voetnoot(c) In Syrien en Mesopotamien zyn deze laatste in 't zwart gekleed, en hebben een kap op die den kruin van het hoofd even als een kalot overdekt, en als een doek over de schoudersGa naar margenoot+ hangt. Over die kap dragen zy een tulband, waar van de muts en het linnen donker blaauw van verwe zyn. De Patriarch en de Bisschoppen zyn van de Priesters niet anders onderscheiden dan door den Herderlyken staf, en door het kruis dat zy in de hand dragen en te kusschen geven. Die Herderlyke staf is aan 't einde of miksgewyze, of kolfsgewyze gemaakt. De getrouwde Priesters gaan ook in 't zwart, of ten minsten in donker bruin: maar in plaatze van een kap, dragen zy een ronde muts, met een groote knoop aan 't opperste einde. Behalven de Religieuse Priesters, zyn 'erGa naar margenoot+ in Mesopotamien Kloosters van Monniken die niet Religieus zyn, en die zich Monniken van de Orde van St. Antonie noemen. De kleedy dier Nestoriaansche Monniken bestaat in een open kleed, zwart van verwe, en met een lederen riem om- | |
[pagina 155]
| |
gord; daar boven dragen zy eenen rok met zeer breede mouwen; in plaatze van een kap, hebben zy een blaauwen tulband om. 's Middernachts, s' morgens, en 's avonds nemen zy den dienst waar: hetGa naar margenoot+ overige van den dag besteden zy aan den landbouw. Laat ons overgaan tot de Kerken dier Gezindheit.Ga naar voetnoot(a) Zy zyn door middel van hekken verdeelt, de vrouwen hebben daar eene afgezonderde plaats. De Doopplaats staat tegen het Zuiden: als men bidt of zyne aandacht verricht, wendt men zich naar 't Oosten. Voor dat men in die Kerken kan komen, vindt men gemeenlyk een groot plein, daar men door een kleine deur in gaat. Dat plein, zegt P. le Brun, kan geweest zyn de plaats voor de penitenten, en gedient hebben om te beletten dat de ongelovige niet zagen noch hoorden al 't geen 'er in de Christelyke Vergaderingen omging. Ga naar margenoot+ Behalven de vasten die aan alle Christenen van het Grieksche Kerkgebruik gemeen zyn, hebben de Nestorianen, daar ik nu van spreek, nog eene vasten van drie dagen, welke zy de vasten van Ninive noemen, omdat zy de boetvaerdige Niniviten navolgen, die drie dagen na het prediken van den Profeet Jonas met weenen doorbrachten. Die vasten gaat even voor de Paaschvasten. Ga naar margenoot+ Die zelve Christenen van Syrien en Mesopotamien hebben nog in hunnen Almanach gevoegt het Feest van den bekeerden moordenaar, 't welk wy niet hebben. Dat Feest draagt by hen den naam van Lass-aljemin, dat is de moordenaar van de rechter hand. Het verschynt op den Octaaf van hun Paaschen. Ga naar margenoot+ In den rang van de Godsdienstige gebruiken der Syrische Christenen moet men stellen het Bad van den Jordaan, 't welk eene zeer belachgelyke Ceremonie is, welke nogtans by die scheurmakers voor een werk van Godsdienst doorgaat.Ga naar voetnoot(b) Alle die soorten van Christenen, Grieken, Nestorianen, Coften enz. baden zich devotelyk in die Rivier, ter eere van onzen Zaligmaker en van zynen Doop. Men maakt daar omtrent zo weinig onderscheit van Sexen als van Secten, aangezien mannen en vrouwen onder malkander zich in die Rivier begeven, en het water daar van over het hoofd laten werpen. De Godsdienstige doopen daar linnen doeken in; andere voeren het water van den Jordaan in flesschen met zich, en sparen zelfs niet het slyk van de Rivier, noch de aarde die aan den zoom is, noch het geen daar op groeit, dewyl dat alles tot Reliquien dient. Zou men dan nog twyfelen of zulke luiden onzen Heere beminnen? Indien zedert hetGa naar voetnoot(c) Verhaal van eenenGa naar margenoot+ Missionaris, die niet van de nieuwste is, de gebruikelykheden omtrent het Huwelyk in Syrien niet verandert zyn, mag men zeggen dat zy vry wat byzonders inhebben. De Bruidegom wordt te paard zittende naar de Bruid geleid, tusschen twee bloote degens van twee mannen gedragen, de eene voor en de ander achter. De bloedverwanten en de vrienden van de Bruid ontfangen hem met flambouwen, onder het geluid van speeltuigen en van gezang, en van bly geschreeuw, 't welk door den huwlyksstoet gemaakt wordt. Tegen den Bruilosts nacht geeft de bruidegom aan zyne bruid een schop onder den aars, en gebiedt haar zyne koussen en schoenen uit te trekken, ten teken van de onderdanigheit welke de vrouw aan haaren man schuldig is. Wanneer te Bagdat of elders een ChristenGa naar margenoot+ sterft, verzamelen de vrienden en bekenden om de lykstatie te verrichten: van de begraafenisse wederkeerende vindt men een grooten maaltyd in het sterfhuis bereid. Alwie daar komen wil, is welkom, zo dat 'er zomwyl wel anderhalf hondert personen en meer by elkander zyn. 's Anderendaags gaat men op het graf van den overledenen bidden, en den derden dag van gelyken. Dan wordt 'er wederom een ander gastmaal bereid, daar ydereen als voren welkom is. Die ceremonien worden volgensGa naar voetnoot(d) Tavernier, den zevenden, den vyftienden, den dertigsten, en den veertigsten dag na het overlyden hervat. Te Damascus beweenen de ChristenvrouwenGa naar margenoot+ de lyken met geschreeuw en gezang. ThevenotGa naar voetnoot(e) zag een bende van die huilsters, welke van twee mannen met kaarssen verlicht wierden, geweldig razen en tieren, onder het kloppen op haare borst. Van tyd tot tyd hielden zy stil, | |
[pagina 156]
| |
schikten zich in 't ronde, en met de vingers kloppende even of zy met castagnetten speelden, dansten en zongen zy, terwyl andere een misselyk gehuil en misbaar maakten. De ceremonie eindigde met beleeftheeden over en weder, waarna zy al zingende en met de vingers klappende heen gingen. Te Rama doen zy ten naasten by het zelfde.Ga naar voetnoot(a) Le Brun zegt, dat zy omtrent een half uur op het graf huilen, en dan opstaan en een kring sluiten, even of zy een rondendans wilden doen. Vervolgens gaan 'er twee in het midden van den kring staan, en maken daar wonderlyke postuuren, al schreeuwende en in de handen klappende. Na dat geraas gaan zy wederom zitten om te huilen. Alle de huilsters, welke le Brun zag, verpoosden malkander. Die haaren rouw hadden volbragt, keerden naar huis: plaats makende voor andere. Wanneer die vrouwen zich oprechteden om een rond te maken, overdekten zy zich met een zwarte kap. Ik spaare verscheidene gewichtige aanmerkingen voor het volgende Hoofdstuk. |
|