Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5
(1736)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
Vyfde hoofdstuk.
| |
[pagina 80]
| |
onzen Heere, onzen God, en onzen Zaligmaker. Deze woorden gesprooken hebbende, steekt hy het mes ter rechter zyde van dat teken in, en splyt het tot een kruis, onder het uiten dezer woorden, Hy is als een schaap ter slachtinge geleid. Voorts ter linker zyde snydende voegt hy 'er by, En als een lam dat niet schreeuwt onder het scheeren. Aan het bovenste gedeelte van het teken rakende, zegt hy, zyn oordeel is verheven (of openbaar geworden) in nedrigheit, en aan het onderste, wie is 'er die zyne geslachtrekeninge zal maken (of uitleggen)? Op elke daat des Priesters, herhaalt de Diaken deeze woorden, laat ons den Heere bidden, en zynenGa naar voetnoot(a) Stool in de rechter hand neemende, zegt hy tot den Priester, Hef op, Heer! Dan spreekt de Priester, nadat hy dat zelve brood nog eens schuins aan de rechter zyde doorboort heeft, deze woorden, zyn leven is verhoogt enz. Vervolgens keert hy het brood om in den schotel, en in het oogenblik dat dezelve Diaken tot hem zegtGa naar voetnoot(b) offert Heer! heft hy het kruisgewyze op, om de Kruisofferhande als af te beelden. Ik offer, zegt hy, voor het leven en de zaligheit der waerelt het lam Gods, dat de zonde der waerelt wegneemt. Van gelyken, als de Diaken hem zegt, opent Heer! opent hy de rest van het brood met zyn mes ter rechter zyde, passende op die daat toe deze plaats, Een van de Krygsknegten opende zyne zyde met zyn speer, en daar vloeide bloed en water uit. Daar op giet de Diaken wyn en water in de Kelk, mengt het onder eenGa naar voetnoot(c) om het lyden te beter te verbeelden, en spreekt den zegen uit. De Liturgie vervolgt dus: de CelebrantGa naar margenoot+ neemt een tweedeGa naar voetnoot(d) brood, zeggende onderwyl, ter eere van onze gelukzalige Maagd enz,Ga naar voetnoot(e) hy heft het op, en legt het ter linker zyde van het eerste. Hy neemt een derde, en een vierde, enz. makende daar van het zelve gebruik als voren. Zy worden toegeschikt aan Johannes den Dooper, en aan andere Heiligen, zo Profeten en Apostelen, als Oudvaders en Martelaars, enz. St. Chrysosthomus heeft 'erGa naar voetnoot(f) een alleen, om dat het volgens zyne Liturgie is. Alle die portien zyn negen in getal, en verbeelden, zegt men, de negen eeretrappen der Engelen. Daar na neemt de Priester wederom ander brood, en consacreert nieuwe portien, gelyk te voren; te weten voor des offerenden Priesters Aartsbisschop of Bisschop, als mede voor de Priesters, de Diakonen, en alle die tot de Orde van het Priesterdom behooren; vervolgens ook ter gedachtenisse van de Stichters der Kerke waar in men de Mis doet, en tot vergevinge van hunne zonden. Hier maakt men ook gewag van de levendigen die hebben wil- | |
[pagina 81]
| |
len genoemt zyn in de gebeeden; vooral, zegt Ricaut,Ga naar voetnoot(a) van de geenen die deeze Misse hebben bekostigt; gelyk ook van de dodenGa naar voetnoot(b), wierGa naar voetnoot(c) gedachtenisse men verzogt heeft te vieren. De Celebrant zet deze laatste portie aan zyne linkerhand. De andere hadt hy aan zyne rechter geplaatst. Ga naar margenoot+ Vervolgens neemt de Diaken het Wierookvat, en biedt het wierook den Priester aan, opdat hy het zegene. De Priester zegent het, en bewierookt den Asterisq. Dit is een zilvereGa naar voetnoot(d) sterre, welke de Priester op het gewyde brood legt, te gelyk uitsprekende deze woorden, de sterre stond stil ter plaatze daar het kind gelegt was enz. Hier op volgen eenige andere gebeden, waar na hy ook de dekkleden over den Schotel en de Kelk bewierookt. Behalven die afzonderlyke dekkleeden voor het brood en den wyn, is 'er nog een dat de Celebrant over die beide slaat, en 't welk de Grieken Aër noemen. Thans voegen de Priester en de Diaken hunne handen te zamen, en bidden de Heilige gaven aan met deze woorden, Gezegent zy de Heere enz. De Priester doet nog een ander gebed, dat de Liturgie het gebed der Offerhande noemt, waar na hy de Prothesis of het linker Autaar bewierookt en de absolutie doet. Hier spreekt de Priester een gebed, waar in St. Chrysosthomus even na de Heilige Maagd genoemt wordt. Het gebed dat de Diaken in 't byzonder doet, nadat hy het wierookvat wederom uit de hand van den Priester genomen heeft, om de heilige Tafel, dat is het groot Autaar, zelv kruisgewyze te bewieroken, is begrepen in de volgende woorden: ‘Gy zyt lichamelyk in het graf geweest, uwe ziel is nedergedaalt ter hellen als God, gy waart in het Paradys met den moordenaar, maar gy hebt u geplaatst op den hemelschen Throon met den Vader en den H. Geest, daar gy alle dingen vervult door uwe onmeetelykheit.’ Eindelyk zegthy het Miserere, bewierookt het Choor of het Sanctuarium, den Tempel, de Heilige Tafel, en den Priester, en zet het Wierookvat op zyn plaats. Deze zyn de plechtigheden die de GriekscheGa naar margenoot+ Priester gebruikt omtrent de Tekenen die hy op de Prothesis voorbereidt. 't Is derhalven tot nog toe maar eene voorbereidinge, en geene volkomene Consecratie, als welke alleen op het groot Autaar geschiedt. Zommige hebben het brood van de Prothesis, reets in staat om op het groot Altaar gebragt te worden, het doode lichaam van Jezus Christus genaamt, andere het onvolmaakte lichaam van Christus, omdat de Consecratie, waar door 't het ware lichaam van Jezus Christus wordt, nogh niet geschied is. Dit belet niet dat de Grieken de sterkste, verhevenste, en verborgenste spreekwyzen gebruiken ten opzichte van dat brood, even of het reets getransubstantieert ware. Daar uit redeneerenGa naar voetnoot(e) eenige Protestanten dus: ‘Dewyl de Grieken zulke mystique uitdrukkingen omtrent het ongeconsacreerde brood hebben, en daar van spreken even of het Jezus Christus zelv ware enz. waarom vindt men het dan vreemd dat zy het geconsacreerde brood wat breed uitmeten’? Hun oogmerk is daar door de bewyzen, welke die vergrotende uitdrukkingen schynen aan de hand te geven, te verydelen: maar wat 'er van zy, ik late dat geschil over aan die het eigentlyk raakt. Men meent voorbeelden van die PortiënGa naar margenoot+ of Gedeeltens, daar ik van gesproken hebbe, te vinden in de volgende gebruiken: 1. in het verdeelen van de Slachtoffers in verscheidene stukken by de Joden en by de Heidenen. 2. In de brekinge des | |
[pagina 82]
| |
broods, waar van zo menigmaal gewag gemaakt is ten tyde der Apostelen, en in de Kerke der drie eerste eeuwen. 3. Men meent de uitdeeling van Portien by de Grieken, te mogen gelyk stellen met het gebruik der Joden, die een stuk brood of koek enz. ter zyde leggen voor God of voor den Priester die hem verbeeldt; en met dat der oude Heidenen, die aan de Goden een gedeelte gaven van al 't geen men in de Maaltyden opdischte, wanende datGa naar voetnoot(a) de Goden zich met hen aan de tafel bevonden. By de Romeinen wierd voor VestaGa naar voetnoot(b) altoos zorgvuldig en sierlyk opgedischt. Laat ons by deze gelegenheit opmerkenGa naar voetnoot(c) het gebruik der Monniken van den Bergh Athos ten opzichte van de H. Maagd. ‘Als men aan tafel gaat, snydt een Monnik het vierde gedeelte van een klein broodjen af, en legt het op een bord of in een doos voor het Beeld van de Maagd dat op een gueridon staat. Den zegen over de spyzen gesproken zynde, wordt dat stuk brood, 't welk men Panagia heet, aan den Abt gegeven, die het opheffende zegt, groot zy de naam ...... waar op de Monniken roepen, der Heilige Drievuldigheit; de Abt vervolgt, zeer Heilige Moeder Gods, koom ons te hulpe, dan wederom de Monniken, o! God, erbarm u onzer door haare tusschenspraak, en maakt ons zalig. Voorts neemt de Abt een weinig kruim en eet het op: de Monnikken gebruiken het overige. Het overbrengen der gaven of tekenen van de Prothesis tot het groot Altaar, 't welk geschiedt onder het zingen van den Lofzang, den Cherubynschen genaamt, betekent de intrede van Christus te Jeruzalem, toen hy van Bethanien kwam. Dit zegt onsGa naar voetnoot(d) Germanus, Patriarch van Constantinopolen, die zo vruchtbaar in voorbeelden en allegorien was, in zyne Theorie der Mysterien. In dat oogenblik doen de Grieken eene ongemeene devotie blyken, welke zelf veel groter is dan wanneer de Consecratie geschiedt: want dan blusschen zy de waschkaarssen uit, en denken niet meer aan die Heilige Mysterie, zegtGa naar voetnoot(e) TournefortGa naar voetnoot(f) ‘Zommige maken diepe buigingen en begroetingen, andere knielen neder, andere werpen zich ter aarde, als hebbende te ontsangen den onzichtbaren Koning van 't Heelal, verzelt van zyne Engelen. Ik melde niets van hunne gebeden, noch van den drift waar mede men zich aan die der Priesteren beveelt.’ 't Zy genoeg hier aan te merken, ‘dat de Grieken in dien yver van devotie Jezus Christus aanspreken of hy tegenwoordig was, gebruikende daar toe de woorden van den bekeerden Moordenaar, Heere, gedenkt myner enz. Waar op de Priester antwoordt, dat de Heere aan ons gedenke enz. Men schryft die overmaat van devotie voor de nog niet geconsacreerde tekenen toe aan de dwalende meeninge vanGa naar voetnoot(g) Marcus van Ephezen, die leerde dat de Consecratie door de gebeeden van den Priester, en niet uit kracht der Sacramenteele woorden geschiedt. Zo dat men niet zeggen moet, dat de aanbiddinge van het Sacrament eene onbekende zaak by de Grieken is, maar dat zy daar van de rechte kennisse niet hebben, en 'er een verkeert gebruik van maken; 't geen aan hunne onkunde, en aan eene verouderde quade gewoonte moet toegeschreven worden. Zulk eene gewoonte verkrygtGa naar margenoot+ de kracht van een wet, en wordt zelfs zomwyl een soort van Geloofs-artykel, 't welk tegen te spreken voor kettery gehouden wordt. De Protestanten, hoe Evangelisch en Gereformeert zy meenen te weezen, zyn niet vry van dat gebrek. Men moet ook niet langer zo stout bevestigen, dat deGa naar voetnoot(h) Transubstantiatie den Grieken onbekent is. Wel is waar, dat | |
[pagina 83]
| |
het hedendaagsch gebruikteGa naar voetnoot(a) woord niet zeer oud by de Grieken is, doch dit doet niets tot de oudheid des geloofs. Voorts is het te vergeefsch dat men met behulp van hairkloveryen de uiterste pogingen heeft aangewend om onderscheid te vinden tusschen de woorden dieGa naar voetnoot(b) verandering betekenen, en dat waar mede men in 't Grieksch Transsubstantiatio overzet: want men bevindt, dat, welk woord men ook gebruike, de Grieken altoos verstaan, dat het brood het eigen lichaamGa naar margenoot+ van Jezus Christus wordt. Men vindt ook, dat in de Geloofsbelydenisse, welke den Sarracenen en andere Mahometanen, in de twaalfde eeuw, toen zy den Griekschen Godsdienst omhelsden, afgevergt wierdt, de Nieuwbekeerde uitdrukkelyk zeide; ik gelove dat het brood en de wyn op eene verborgene wyze (Mystiquement) geoffert worden door de Christenen..... Ik gelove dat het brood en de wyn waarlyk het lichaam en het bloed van Jezus Christus zyn, en dat zy door zyne goddelyke magt op eene onverstaanbare en onzichtbare wyze, boven het bereik van alle natuurlyke gedachten, verandert worden.Ga naar margenoot+ Men bevindt daarenboven, dat een der nieuwste Grieken, Metrophanes Critopulus namelyk, die den Protestanten eerst zo gunstig scheen, uitdrukkelyk verklaart, dat het geconsacreerde brood waarlyk het lichaam van Jezus Christus is, hoewel de wyze dier veranderinge ons onbekent is, en niet verklaart kan worden. Na dit kort verslag over eene stoffe die zo veel twist veroorzaakt, en waar van het historisch verhaal alleen tot dit Werk behoort, meen ik den Lezer geen ondienst te zullen doen, met hem het gevoelen der Grieken volgens het denkbeeld van eenige vermaarde ProtestantenGa naar voetnoot(c) voor te stellen. ‘Zy houden al 't geen in het Sacrament des Nachtmaals geschiedt, voor eeneGa naar margenoot+ Mystique verbeeldinge van de gantsche Huishoudinge van Jezus Christus.... Zy merken het brood in twee verscheidene tydstippen aan: op de Protheris of het klein Altaar is het eene verbeelding of een figuur, op het groot Autaar is 't het lichaam en het bloed van Jezus Christus. Volgens de Grieken, worden het brood en de wyn daar verandert in het lichaam en bloed van Jezus Christus, na volkomelyk geconsacreert te zyn door het gebed en de aanroepinge van den Priester, en door de tusschenkomst van den H. Geest.’ (Hier poogt men de Grieksche woorden in zyn voordeel te trekken, en aan te toonen dat zy niet het zelve denkbeeld noch dezelve verandering, als dat van Transsubstantiatie uitdrukken.) ‘Dewyl de Grieken dan de verandering van brood en wyn in het lichaam en bloed van Jezus Christus niet konnen uitleggen’Ga naar voetnoot(d) (waar toe de gantsche menschelyke wetenschap niet in staat is) ‘staken zy zomwylen de nieuwsgierigheit.... en geeven die kennisse en die determinatie aan God op, blyvende voor hun zelve by het algemeene .... Maar, dus gaat men voort, niet tegenstaande die algemeenheit, laten de Grieken echter niet na hunne gedachten aangaande den aart der veranderinge die aan het brood en den wyn geschiedt, en dezelve het lichaam en bloed van Jezus Christus doet zyn, meer byzonderlyk te verklaren..... Zy geloven dat 'er een zamenstel van brood, wyn, en den H. Geest gemaakt wordt, dat dieGa naar voetnoot(e) tekenen hunne natuur behouden, schoon op zulk eene wyze met de Godheit vereenigt .... dat zy niet alleen verandert worden in de kracht van het lic- | |
[pagina 84]
| |
haam en bloed van Jezus Christus, maar dat zy zelfs, door die innerlyke vereeniging, dat lichaam en dat bloed worden.’ Op dezen grondslag bouwt men de overeenkomst en het onderscheid der Grieken met de Latynen invoegen als volgt: ‘Zy komen overeen in de algemeene bewoordingen die de veranderinge van het brood en wyn te kennen geven.... in de uitdrukkingen die medebrengen dat de verandering geschiedt in 't ware lichaam van Jezus Christus uit de Maagd geboren .... ook daar in dat zy die verandering toeschryven aan den H. Geest, die over het brood koomt, en daar van het lichaam van Jezus Christus maakt .... eindelyk daar in dat de eene zo wel als de andere zeggen, dat die veranderinge het uitwerkzel der Goddelyke Almogentheit is; een uitwerkzel dat alle de Wetten der Natuur te boven gaat .... Zy verschillen hier in, dat de Latynen geloven dat de substantie van het brood ophoudt te zyn, schoon de toevallen of eigenschappen blyven, en dat de Grieken zeggen dat de substantie blyft; ook hier in, dat de Latynen geloven dat de substantie van het brood geheel en al in die van het lichaam overgaat, door eene omkeeringe ..... welke de substantie van het brood vernietigt .... in plaats dat de Grieken geloven dat 'er eene andere substantie by die van het brood gevoegt wordt; mede hier in, dat volgens de Latynen de substantie van het Sacrament volleediglyk het lichaam van Jezus Christus is waar mede hy op aarde bekleed was .... De Grieken geloven wel, dat het lichaam uit de Maagd geboren, en het lichaam van het Sacrament, geen twee lichamen zyn, maar dat die beide een geheel uitmaken: echter geven hunne redeneeringen en uitleggingen te kennen, dat zy daar mede geene volstrekte eenheit, noch volledige eenzelvigheit, gelyk de Latynen, verstaan.’ Men schryft hun dezeGa naar voetnoot(a) gelykenis toe ‘gelyk het geen een kind eet en drinkt, geen ander lichaam maakt, maar het zelfde, schoon het daar uit zynen groei verkrygt, even zo maakt het brood van 't Sacrament, dat het lichaam van Jezus Christus vermeerdert, geen twee lichamen, maar een eenig ....By gevolg is de substantie, welke wy in 't Nachtmaal met den mond ontfangen, onderscheiden van die Jezus Christus op aarde hadt, en die hy nog heeft in den Hemel, schoon zy geen ander lichaam maakt .... Een vermeerdert lichaam is wel het zelfde als te voren, maar het vermeerderde kan nimmer volstrekt dezelve zaak zyn met het geen die vermeerdering ontfangt .... Daar uit besluit men, dat de Grieken, hoewel zy zich van dezelve algemeene uitdrukkingen, gelyk deze, dat het brood in het lichaam zelv, in het ware Lichaam Jezus Christus verandert is, bedienen, echter geenzins in den zin dier uitdrukkingen met de Latynen overeenstemmen. De Latynen verstaan, dat het geen te voren brood was, geen brood meer is; de Grieken, dat het geen nog brood is, ook het lichaam is. De stelling der Latynen, zegt men, geeft aanleiding tot gevolgen en gebruiken, die de Grieken volgens de hunne niet verplicht zyn toe te stemmen; gelyk het aanwezen van toevallen of eigenschappen zonder onderwerp,Ga naar voetnoot(b) en dat van een en 't zelve lichaam op verscheidene plaatzen; ook dat men het lichaam op geenerlei wyze meeten kan; als mede de hoogste aanbiddinge van het Nachtmaal. Behalven dat ‘zyn de Latynen genoodzaakt reden te geven van de natuurlyke ondervindingen, die te kennen geven dat de substantie van het brood blyft ...... De Latynen geloven dat de booswichten het lichaam en het bloed van Jezus Christus met den mond des lichaams ontfangen, doch tot hunne verdoemenisse: deGa naar voetnoot(c) Grieken in tegendeel houden staande, dat het | |
[pagina 85]
| |
brood en de wyn alleen voor de Gelovigen het lichaam en het bloed wordt.’ Eindelyk trekt men uit zekere gebruikelykheden gevolgen tegen die beweeren dat de Grieken de substantie van het Nachtmaal aanbidden. Die gebruiken bestaan hier in, dat de GriekenGa naar voetnoot(a) het Nachtmaal onder de beide gedaanten uitdeelen; dat zy het de jonge Kinderen doen neemen; dat zy overend staande, en niet knielende Communiceren; dat de Priesters, het H. Sacrament houdende, het zelve in hunne handen drukken, en op hun hoofd brengen; dat zy het genuttigt hebbende, hunne vingers aan hun hair asveegen; dat zy uit den Kelk gedronken hebbende, terstond met de hand of met een linnen doekjen den mond afdrogen; dat hunne Liturgien ons leeren, dat de Priester na de Communie zyne lippen en den rand des Bekers afveegt met het kleed dat hy in zyn hand heeft; gebruikelykheden, zegt men, vlak strydig met de aanbiddinge van de substantie des Nachtmaals. By die gewoontens moet men nog voegen, dat volgens de Reizigers door Griekenland en Azien,Ga naar voetnoot(b) de Grieken niet nederknielen voor het Sacrament dat men aan de zieken brengt; dat zy het Sacrament niet ten toon stellen om aangebeden te worden,Ga naar voetnoot(c) uitgenomen in het werk der bedieninge; dat zy het niet in processie omdragen, en dat zy geene Heilige dagen tot deszelfs eere hebben ingestelt. Hier eindige ik dezen uitstap, die misschien niet onnodig zal geoordeelt worden. Ik hebbe my zo veel mogelyk was aan het Historische gehouden, en alleen betrachtGa naar margenoot+ meer licht te spreiden over de Ceremonien die ik voornam te beschryven. Ik keer nu weder tot die beschryvinge, volgens de Liturgie van Chrysosthomus. Na dat de Diaken den Celebrant en de Heilige Tafel bewierookt heeft, voegt hy zich by den Celebrant: zy staan beide voor die Tafel. Vervolgens elk in 't byzonderGa naar voetnoot(d) een teken van veneratie met een toepasselyk gebed gedaan hebbende, kuscht de Celebrerende Priester het Evangelie, en de Diaken de Heilige Tafel. Voorts buigt zich deze voor den Priester, en zyn horarium of uurkring met drie vingers van zyn rechter hand houdende, zegt hy tot hem, het is tyd om teGa naar voetnoot(e) offeren aan denGa naar voetnoot(f) Heere, spreek den zegen,Ga naar voetnoot(g) Meester! De Priester spreekt den zegen; de Diaken antwoord bid voor my: de Priester bidt vervolgens met twee drie woorden, waar op de Diaken tot driemaal toe Amen zegt. Beide zeggen zy ook tot driemaal toe, Heere, gy zult myne lippen openen. Voorts gaat de Diaken uit denGa naar voetnoot(h) Tabernakel, bidt driemaal aan, en vraagt weder om den zegen met een luide stem: de Priester geeft ze hem volgens het gewoon Formulier, waar op de Diaken en de Koorzangers ook Amen antwoorden, en hier is het dat men bidt om den Vrede, om de Zaligheit der Gelovigen, voor de Kerk daar men in is, als mede voor die daar vergadert zyn tot het verrichten hunner devotien; voor den Patriarch of voor den Aartsbisschop, en de mindere Kerkelyke Waardigheden; voor de Opper- | |
[pagina 86]
| |
Ga naar margenoot+ magten; voor de gezondheit, voor de vruchtbaarheit der aarde, voor de reizigers, de zieken, de gevangenen, enz. Na die gebeden begint de eerste Antienne of beurtwisselende Koorzang. Ik gaa voorby het stil gebed en eenige beurtwisselingen tusschen den Diaken en het Koor, den voorzang van het Koor, of deGa naar voetnoot(a) Typische gezangen, als het Zondag is; het stil gebed van de tweede Antienne 't welk de Priester doet, de tweede Antienne door het Koor opgezongen, deGa naar voetnoot(b) typische gezangen nog eens, met de antwoorden die daar op volgen; de derde Antienne of deGa naar voetnoot(c) Tritecte door het Koor gezongen, en de Beatituden of gelukzaligheden die des Zondags mede gezongen worden. Ik gaa ook voorby de drie buigingen, welke de Priester en de Diaken voor de Heilige Tafel doen wanneer het Koor tot Gloria Patri gekomen is; gelyk ook het wedergeven van het Evangelie aan den Diaken; 's Priesters en Diakens uitgang door de deur ten Noorden, om vervolgens in het Heiligdom weder te keeren; hunne buigingen op nieuw; het herneemen van den Uurkring door den Diaken, zyn heimelyk gebed der intreede, zyne wending naar den Priester, hem vragende om den zegen der heilige intredinge, en met eenen het Oosten aanwyzende, waar op de Priester naar dat gewest der waerelt een kruis slaat, en den Heiligen uitgang zegent. Ik meen dat het ook onnodig is den Lezer te verveelen met een net en regelmatig verslag van de gebeeden die de plechtigheden der Grieksche Misse, gelyk die der Latynen, of voorgaan of volgen. Na die zegening van den ingang, en na dat de Diaken het Evangelie nog eens gekuscht heest, of gegroet, volgens het Origineel, vertoont hy zich voor den Priester, heft zyne handen een weinig op, en wyst op het Evangelie, zeggende met luider stemme Zie daar de ware Wysheit. De Priester en de Diaken doen de behoorlyke eerbewyzingen; deeze legt het Evangelie op de heilige Tafel, en de zangers zingen deGa naar voetnoot(d) Troparia van dien dag. Op 't einde van het gezang, vraagt de Diaken met de zelve plechtigheden als te voren de benedictie van den tyd des Trisagiums. Alles is hier eveneens als het voorgaande. Het Koor antwoordt, of zegt Amen op het gebed des Priesters, het Koor zingt hetGa naar voetnoot(e) Trisagium, en onderwyl doet de Priester binnen 's monds het Gebed dat men 't Trisagium-Gebed noemt; het Koor beantwoord dat Gebed. De Priester en de Diaken hervatten hunne buigingen, de benedictien geschieden van gelyken, en dit duurt tot het Trisagium geëindigt is. Dan nadert de Diaken de deur en zegt, laat ons aandachtig zyn, en de Celebrerende Priester voegt 'er by,Ga naar voetnoot(f) vrede zy aan alle. Al dat voorspel is een begin van de voorbereidinge tot het lezen van 't Evangelie. Daar op volgen eenige geringe formaliteiten van ceremonie en devotie door een gemengd, die met de bewieroking der heilige Tafel desGa naar voetnoot(g) Heiligdoms enz. haar einde neemen. Na dat de Diaken met het wierook gedaan heeft, verzoekt hy den Celebrerenden Priester om de benedictie van het Evangelie. Alles gaat in die plechtigheit gelyk te voren, uitgenomen dat men de aangestekene lampen en het wierookvat voor den Diaken heen doet gaan, wanneer hy met het Evangelie uit het Heiligdom treedt om op denGa naar voetnoot(h) Ambon te klimmen tot | |
[pagina 87]
| |
Ga naar margenoot+ het voorleezen van het Evangelie. Na die lezinge, zegt de Priester tot den Diaken, de Vrede zy met u, waar op deze hem het Evangelie overgeeft. Hier op volgen eenige gebeeden, met de verheffingen van het hart, volgens de orde in de Liturgie voorgeschreven. Thans verschynen de Catechumenen of Leerlingen. Men bidt voor hen: doch het is geen eenvoudig bidden. De Diaken doet zeer vuurige wenschingen voor hen, welke het Koor telkens beantwoordt metGa naar voetnoot(a) Kyrie eleison. Het Gebed der Catechumenen, 't welk de Priester heel zagtkens uitspreekt,Ga naar voetnoot(b) maakt een einde van 't geen hen betreft; waar na de Celebrant hetGa naar voetnoot(c) Corporaal of den Altaardoek spreidt. Zonder my in te laten in het optellen der gebeeden en der beurtwisselende opheffingen des harten tusschen den Priester en den Diaken, welke het Koor altoos met Kyrie of Amen beantwoordt, noch in de kruisgewyze bewieroking van de heilige Tafel, noch in het stil gebed des Priesters geduurende den Lofzang dien men den Cherybynschen noemt, zal ik maar terstond zeggen hoe de heilige gaven van de Prothesis op het groot Altaar, dat ik byna overal de Heilige Tafel geheeten hebbe, gebragt, en hoe zy aldaar geconsacreert worden. Na dat de Diaken de gewyde dingen op de Prothesis bewierookt, en een oogenblik by zich zelven gebeden heeft, spreekt hy den Celebrerenden Priester met deze woorden aan, hef op, Heer! dan licht de Priester hetGa naar voetnoot(d) kleed op, legt het op den linker schouder van den Diaken, en bidt. Vervolgens neemt de Diaken den Schotel en zet dien op zyn hooft, de Priester neemt de Kelk, en de Diaken het wierookvat. In dien staat doen zy deGa naar voetnoot(e) Processie in de Kerk, en zeggen een gebed, tot dat zy aan den ingang desGa naar voetnoot(f) Tabernakels gekomen zyn, daar zy beide overluid roepen, gezegent zy hy die daar komt in den name des Heeren. Voorts stelt de Priester de gewyde dingen op het groot Altaar, hy licht de dekkleeden van den Schotel en van de Kelk af, en neemt het ander kleed, Aër genaamt, van des Diakens schouder; vervolgens bewierookt de Diaken die heilige dingen driemaal. Ik zal ook voorbygaan alle de korte gebeeden, waar van die geduurige bewegingen verzelt gaan. Beide bidden zy voor de heilige Tafel driemaal de heilige Gaven op den Altaar aan. Dan doet de Priester het gebed derGa naar voetnoot(g) Presentatie in 't geheim. Na eene reeks van gebeeden, van devote beweegingen, en van verheffingen des harten, doet de CelebrantGa naar voetnoot(h) drie buigingen, en de Diaken kuscht het Horarium, en maakt drie andere buigingen. MenGa naar voetnoot(i) leest het Symbolum of de Geloofsartykelen, en de Priester roeptGa naar voetnoot(k) sursum corda, om de gemeente tot aandacht op te wekken; het Koor beantwoord zulksGa naar voetnoot(l) op eene behoorlyke wyze. Voorts zegt de Priester nog een stil gebedt op: | |
[pagina 88]
| |
Ga naar margenoot+ de Diaken neemt de Asterisq of zilvere sterre op, maakt het teken van 't kruis over den Schotel,Ga naar voetnoot(a) veegt dien af op het Corporaal, kuscht den zelven, legt de Aër...... Hy gaat naar de rechter zyde en maakt eenigen wind over de gewyde dingen met een soortGa naar voetnoot(b) van een waajer. Dan volgt 'er een ander stil gebed; De Celebrant buigt zich, en licht zyne rechterhand eerbiedig op, om het brood te zegenen, onder het hard opGa naar voetnoot(c) en duidelyk uitspreken dezer woorden, neemt, eetet, dit is myn lichaam enz. Van gelyken is de opheffinge van den Beker of Kelk verzelt met deze woorden, Drinkt alle enz. dit is myn bloed. Die twee opheffingen geschied zynde, ontdoet zich de Diaken van zynen waajer, licht het kleed af, en nadert den Celebrant. Zy doen drie diepe buigingen voor het Altaar, en bidden by hun zelven. De Diaken maakt eene buiginge met zyn hooft, en het gewyde brood vertonende, verzoekt hy met een heel zagte stem om de benedictie van dat brood. De Priester recht zich op en zegtGa naar voetnoot(d) in stilte, Heere, maak van dit brood het dierbaar lichaam van uwen christus. Eveneens handelt hy met de zegening des Bekers. Vervolgens wyst de Diaken met zynen Uurkring op het een en het ander Teken. De Priester zegent de Tekenen, zeggende, Heere, verandert ze door uwen Heiligen Geest. Hier vat de Diaken den waajer weder op, en de Priester doet een stil Gebed, waar in men eenige uitdrukkingenGa naar voetnoot(e) moet opmerken, die het gevoelen 't welk men den Grieken toeschryft, dat namelyk de ware gelovigen alleen het lichaam en bloed van Jezus Christus zouden ontfangen, niet schynen te begunstigen. De Diaken bewierookt de Tafel en deGa naar voetnoot(f) Diptychen: Men maakt gewag zo wel van doden als van levendigen, en de Priester zich nederbuigende doet een stil Gebed. Ten dienste der levendigen zegt hy, ter Zaligheit enGa naar voetnoot(g) reiniging van dien of die, en tot vergevinge der zonden; ten dienste der doden zegt hy, om de rust en om de verlossinge der ziele van zulk eenen. Het geen daar op volgt, bestaat in gebeden voor den Patriarch, of voor den Aartsbisschop, voor den Celebrerenden Priester, voor alle de mindere Kerkelyke Waardigheden, voor de Kerk zelve enz. ook in dankzeggingen voor de aangebodene en opgeofferde heilige gaven, en in gebeeden om barmhertigheit en bescherminge van God te verkrygen. Na die gebeeden doet het Koor het Gebed des Heeren, en de Celebrerende Priester geeft den vrede. De Diaken, die vooraf verzogt heeft dat men zich buigen zoude, doet zelv eene buiginge, en ziende dat de Celebrant adoreert, doet hy hem zulks ook na. Als 'er nog eenige andere gebeeden binnen 's mond geprevelt zyn, adoreert de gantsche Gemeente van gelyken. Zo dra de Diaken den Celebrant de handen ziet uitsteeken, en het Gewyde brood aanraken om de opheffinge te doen, zegt hy laat ons aandachtig zyn, en de Priester doet 'er byGa naar voetnoot(h) de heilige dingen zyn voor de Heiligen. De Diaken doet zich het Horarium om op de wyze van een kruis, staat aan de rechterhand des Priesters, en verzoekt hem om de verdeelinge van het brood. De Celebrant verdeelt het in vier Portien onder het uitspreken deze woorden.Ga naar voetnoot(i) Het lam Gods, de zoon des va- | |
[pagina 89]
| |
Ga naar margenoot+ ders, is gescheiden en verdeelt; hy is gescheiden zonder echter verscheurt (of verbroken) te zyn; hy wordt altoos gegeeten, doch hy word nooitGa naar voetnoot(a) verteert. Hy heiligt de geenen die deel hebbenGa naar voetnoot(b) aan dat eeten. Na die woorden, neemt hy eene portie van 't gewyde brood in zyn hand: de Diaken toont hem de Kelk met verzoek van ze te vullen; waar op de Celebrant dus antwoordtGa naar voetnoot(c), hier is (of dat hier zy) de volheit van den H. Geest, en met eenen het teken van 't kruis makende, neemt hy eene der portien des broods en legt het in den Beker, daar de Diaken ookGa naar voetnoot(d) warm water in schenkt, 't welk eerst door den Priester gezegent is. Dat warm water wordt kruisgewyze ingeschonken. Vervolgens biedt de Priester den Diaken het brood aan, en de Diaken het aannemende kuscht de hand des Priesters, en spreekt deze woorden, doe my deel hebben aan het geheiligd Lichaam van J.C. onzen God en onzen Zaligmaker; waar op de Priester antwoordt, ik doe u deel hebben aan het geheiligt en onbevlekt lichaam van J.C. onzen God en onzen Zaligmaker, tot vergevinge van uwe zonden, en om u het eeuwige leven te doen verkrygen. Daarna begeeft zich de Diaken achter de tafel en bidt. Dan geeft de Celebrant de Communie aan zich zelven, en doet het volgende gebed, na dat hy zich voor het Altaar gebogen heeft, Ik geloof Heere, ik belyde dat gy zyt Jezus Christus de zoon van den levendigen God, ...... ontfang my dezen dag op uwen Mysterieusen of verborgenen maaltyd. Ik maak die verborgentheit aan uwe vyanden niet bekent. Heere, ik zal u niet kusschen gelyk Judas, maar ik zal u belyden met den moordenaar. Gedenkt myner, Heere, als gy in uw Koningryk zult gekomen zyn..... Gy hebt de Zondaresse niet verworpen, verwerp my dan ook niet. Na de CommunieGa naar voetnoot(e) veegt hy de Kelk af: hy veegt ook zyne lippen af onder het uitspreken dezer woorden. Deze Kelk heeft myne lippen geraakt, zy zalmyne ongerechtigheit wegnemen enz. De Diaken nadert en adoreert, zeggende, ik nadere den onsterfelyken Koning. De Priester, die de Kelk houdt, biedt hem die aan. Ontfang, zegt hy met een tegen hem, het dierbaar en geheiligt lichaam, als mede het bloed van den Heere onzen Zaligmaker J.C. enz. Eindelyk legt de Diaken de schaal of schotel op de Kelk, veegtGa naar voetnoot(f) die beide af, bedekt de Kelk met het kleed, legt de sterre over den Schotel, opent de deur van den H.Ga naar voetnoot(g) Tabernakel, en de Kelk eerbiediglyk opnemende, gaat hy aan de deur staan, verheft de Kelk en vertoont ze aan 't volk, het zelve nodigende toe te naderen met deze woorden, nadert in de vreeze des Heeren, en met het geloof. De Priester zegent het volk, het Koor antwoordtGa naar voetnoot(h) met een wensch. Zy keeren weder naar het Altaar, de Priester bewierookt het driemaal met eene verheffinge des harten tot God. Hy licht den Schotel van de Kelk af, en zet dien op het hooft van den Diaken, die den zelven wederom op de Prothesis brengt. De Priester herneemt ook de Kelk, adoreert, wendt zich om naar de deur, en het volk aanziende, doet hy een stil gebed, 't welk de dankzegginge is. De Diaken en het Koor bidden en antwoorden beurt om beurt. De Priester doet het gebed hard op, het Koor zegt Amen, en de Diaken, laat ons gaan in vrede, daar het Koor bydoet in den name des Heeren, en de Diaken laat ons den Heere bidden. De Mis geeindigt zynde, doet de Priester buiten den Tabernakel een gebed met luider stemme, en het Koor, dat het zegel aan dat gebed gehangen heeft met Amen te zeggen, zingt driemaalen, dat de naam des Heeren gezegent zy, voegende voorts daar by eene Antienne die den gantschen 34sten. Psalm vervat. Daar op volgt een stil gebed, waar na de Priester het overschot vanGa naar voetnoot(i) 't gewyde brood onder het volk verdeelt, en de absolutie uitspreekt. Hy keert te rug terwyl hy het volk zegent. Indien 'er, na de absolutie, geen | |
[pagina 90]
| |
Ga naar margenoot+ Diaken is, gaat de Priester naar de Prothesis, neemt met eerbied 't geen 'er in de Kelk gebleven is, spoelt ze driemaal uit op dat 'er geenGa naar voetnoot(a) brokjen of kruimpjen in overblyve, en spreekt den Lofzang Simeons. Hy gaat de Priesterlyke Sieraden in de Sacristie afleggen, spreekt de Absolutie van St. Chrysosthomus uit, en verzoekt hem om zyne tusschenspraak. Die gantsche Ceremonie eindigt met de benedictie welke hy aan de gelovigen geeft, waar op deeze antwoorden, Heere schenk een lang leven aan den geenen die ons gezegent en geheiligt heeft. Zie daar een getrouw uittrekzel der Liturgie van St. Chrysosthomus. Ik heb zorgvuldiglyk de orde der Getyregels en der Gebeeden enz. gevolgt. Derhalven hoop ik dat men my niet zal beschuldigen van vervalsching, noch van partydigheit, noch van begeerte om twist en controversie te verwekken. Voorts weet ik wel dat de Protestanten die Liturgie voor valsch houden, als zynde onëcht, of ten allerminsten zeer verdorven. Maar, schoon men hier en daar eenige veranderingen mogt bespeuren, echter zal haare overeenkomst in de weezentlykste puncten met een menigte van oude Schryveren, het gezag dat men haar schuldig is in den staat waar in men ze nu heeft, ten vollen rechtvaerdigen. |
|