Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5
(1736)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVierde hooftstuk.
| |
[pagina 61]
| |
monie of omkoping verkregen heeft, op dezelve onwettige wyze oefent. Het verslag zyner Verkiezinge spare ik tot de volgende Verhandelinge, willende hier alleen gewag maken van 't geen de Kerkelyke Discipline raakt. Ga naar margenoot+ ‘De Patriarch en de Bisschoppen zyn niet gehuwt; maar de Priesters trouwen voor de Verordening, en dat gebruik, 't welk algemeen doorgaat in den gantschen Levant, is al zeer oud. Ik onderzoek hier niet, of het met de eerste Instellingen der Kerke overeenkomt, dan of het eene afwykinge van de oude Kerkregelen zy. 't Is zeker, dat de Grieken grond daar toe meenen te hebben uit de Inzettingen, welke men die der Apostelen noemt,Ga naar voetnoot(a) en zy beschuldigen de Latynen dat zy de oude Ordonnantien der Kerke overtreeden hebben. Indien het gebeurt, dat eenGa naar voetnoot(b) Priester zich in 't huwelyk begeeft na dat hy tot het Priesterschap benoemt is, mag hy niet langer eenigen dienst als Priester doen; 't geen met het Concilie van Neocesareen overeenkomt, en het huwlyk wordt daarom niet verbroken: maar in de Latynsche Kerk word den Echt vernietigt, omdat het Priesterschap zulks belet. Ik geloof dat Caucus heeft horen spreken van die Priesters die na hunne Verordening trouwen, wanneer hy zegt,Ga naar voetnoot(c) dat de Grieken geloven dat iemant die eens Priester geweest is, wederom een Leek worden kan. Inderdaat, zulk een behoud niets van de Priesterlyke waardigheit, dan dat hem nog eenige eere in de Kerk wordt aangedaan, met hem een zitplaats, van de Leeken afgezondert, toe te staan. Ga naar margenoot+ De Papassen of waereltlyke Priesters geen vast en eerlyk inkomen hebbende, gelyk de Priesters in Europa, zyn genoodzaakt door Simonie te bestaan, zo als men reets aangemerkt heeft. ‘De Geestelykheit, zegt zeker schryverGa naar voetnoot(d), is byna gedwongen tot het verkopen der Goddelyke mysterien, waar van zy de uitdeelster is. Men kan derhalven geen aflaat verkrygen, noch ter biegt toegelaaten worden, noch zyne kinderen laten dopen, noch zich in den Echt begeven, noch van zyne vrouwe gescheiden worden, noch iemant in den Kerkban laten doen, noch de Communie voor de zieken verkrygen, eer men het wegens den prys eens zy. De Priesters verkopen hunne waar zo duur als zy konnen, naar mate de kopers godsdienstig zyn of middelen hebben.’ De strengheit waar mede de Papassen hunne onderhorige Leeken op prys stellen, gaat zo verre, dat zy nauwlyks een enkelen droppel wy-water plengen, eer zy daar voor betaalt zyn. Aangaande de Kerkbedienden verhaalt P.Ga naar margenoot+ SimonGa naar voetnoot(e), dat, dewyl de Grieksche Kerk geene inkomsten tot hun onderhoud heeft, zy alleen bestaan moeten van schattingen en milde gisten. Elke Parochie is genoodzaakt zynen Pastoor te onderhouden. Yder huis is geschat om zo veel 's jaars in geld of in andere dingen op te brengen. Van gelyken is een Bisdom geschat tot onderhoud van zynen Bisschop enz. Maar de gierigheit en onrechtmatigheit der geenen die de schattingen afeisschen, geven voet tot het bedrog en de kunstenaryen die men in 't werk stelt om zich daar van te ontslaan: en wat de liefdadigheit van het volk betreft, men zegt dat dezelve zodanig verkleumt is, dat de Geestelykheit daar door byna het recht heeft verkregen van zich met Simonie te behelpen. ‘Het Monnikschap is in grote achtingeGa naar margenoot+ by de Grieken, gelyk men zien kan uit het antwoord 't welk deGa naar voetnoot(f) Patriarch Jeremias gaf aan de Hoogduitsche Godgeleerden, die van Monnikken als van onnutte menschen gesproken hadden; hy werpt hun Basilius en andere Grieksche Oudvaders tegen, als die het Mon- | |
[pagina 62]
| |
niken leven hebben aangeprezen, en gehouden voor een gantsch Engelachtig leven: 't geen hy verder bevestigt met de Concilien, waar in men verscheidene fraaje reglementen ten opzichte van de Monniken gemaakt heeft. Metrophanes Critopulus pryst hetGa naar voetnoot(a) Monnikschap ook, als zynde van ouds in de Kerk bekent, en zegt dat hy het zich voor een sieraat rekent. Hunne levenswyze is, volgens den zelven Autheur, zeer streng, omdat zy nooit eenig vleesch nuttigen, niet dat zy zich daar toe door eenige gelofte verbonden hebben, maar alleen door eene gewoonte daar zy nimmer van afstappen. Alle slapen zy niet langer dan vier uuren, en daar zyn 'er die maar twee uuren met slapen doorbrengen. Zy gaan driemaal daags het openbaar gebed in de Kerk doen, en die zich niet op Geleertheit gelegt hebben, arbeiden met hunne handen; invoegen 'er geen een Klooster is, daar men niet allerlei soort van werkgasten vindt. Ga naar margenoot+ ‘Ga naar voetnoot(b) Leo Allatius doet ons een gantsch breed verslag van de Grieksche Monnikken die hedendaagsch in den Levant zyn, en zulks vry nauwkeurig: 't geen my verplicht hier in 't kort ter neder te stellen wat hy daar omtrent opgemerkt heeft. Ga naar margenoot+ ‘Schoon 'er by de Grieken onderscheit van Monniken is, hebben zy echter alle hunnen oorsprong van Basilius, die de eenigste Autheur der Monachale Discipline is. Alle Monnikken houden hem voor hunnen Vader, en het zou by hen voor een misdaat worden opgenomen, iet het minste van zynen Regel af te wyken. Men ziet door gantsch Griekenland veele schoone Kloosters metGa naar margenoot+ welgebouwde Kerken, daar die Monnikken dag en nacht zingen. Zy hebben nogtans niet alle eene en dezelve levenswyze; want daar zyn 'er die zichGa naar voetnoot(c) Caenobiten noemen, dat is, die in gemeenschap leven, andere voeren eenen naam die naar zyn zin te leven betekent. De eerste woonen by elkander, eeten in een en dezelve zaal, zyn alle eveneens gekleed, en doen alle eenerley oefeningen, zonder iemant uit te zonderen. Daar zyn echter twee Ordens onder hen; want de eene zynGa naar voetnoot(d)Ga naar margenoot+ van het groot en Engelsch gewaad, die ook van verhevener en heiliger rang zyn dan de andere, en belydenisse doen van een heiliger manier van leven: deeze maken het grootste getal uit. De andere die vanGa naar voetnoot(e) het klein gewaad zyn,Ga naar margenoot+ μιϰρόσχημοι genaamt, zyn van minder rang, en zo volmaakt van levenswyze niet. De tweede soort nu, die men ὶδιόῤῤνϑμοι heet, leven op hunne wyze, en naar hun goeddunken, gelyk hun naam medebrengt. Hierom geven zy, voor dat zy 't gewaad aannemen, eenig geld om eene celle en eenige andere vryheit in 't Klooster te hebben. DeGa naar voetnoot(f) Leekebroer verschaft hun brood en wyn gelyk aan de anderen, maar voor het overige zorgen zy zelve: en dus van 't geen in 't Klooster lastig is, bevryd zynde, nemen zy hun beroep waar. Deeze maken hun goed dat zyGa naar margenoot+ bezitten, 't zy binnen of buiten het Klooster, by Testament aan hunnen dienaar, of makker, dien zy Discipel noemen, en uit de Kloosterlingen gekoren hebben om hen op te passen. Deze Discipel vermeerdert, na des anders doot, door zyne bekwaamheit de aangeërfde goederen, waar van hy de overwinst wederom nalaat aan den geenen die hy tot zynen makker heeft aangenomen: blyvende het overige goed 't welk hy bezat, dat is, 't geen zyn Meester hem op zyn sterfbedde gemaakt hadt, aan het Klooster, 't welk het zelve vervolgens aan den meestbiedenden verkoopt. Desniettegenstaande worden 'er onder die laatstgemelde Monniken gevonden die zo elendig en arm zyn, dat zy niets buiten het Klooster bezittende, genoodzaakt zyn voor het Klooster alleen te werken, en zich tot de allerslordigste bedieningen te laten gebruiken. Al wat deeze doen, is ten voordeele van het Convent: waarom het Convent hun ook het noodwendige bezorgt: en zo 'er van hunnen ar- | |
[pagina 63]
| |
beid een weinig tyds overschiet, besteden zy 't tot het gebed. Ga naar margenoot+ ‘Daar is eene derde Orde van die Monniken, waar aan men den naam van Anachoreten geeft. Deeze, niet konnende arbeiden, noch de andere bedieningen van het Klooster waarnemen, willen echter in rust en eenzaamheit leven. Zy kopen eene Celle buiten het Klooster, nevens een klein stuk lands daar zy van bestaan konnen, en zy begeven zich niet naar 't Klooster, dan op de Heilige dagen om den Kerkdienst by te wonen: daar na keeren zy wederom naar hunne Cellen, tot het waarnemen van hunne eigene zaken, en zy hebben geene vastgestelde uuren voor het gebed. Daar zyn evenwel zommige Anachoreten, die met bewilliging van hunnen Abt uit het Klooster zyn gegaan, om een afgezonderder leven te leiden, en zich te beter tot overdenkinge en gebeden te verledigen. Het Klooster zendt hun eens of tweemaal 's maands levensvoorraat, dewyl zy noch akkers noch wyngaarden bezitten; doch eenige die van den Abt niet willen afhangen, huuren den eenen of den anderen wyngaart in de nabuurschap van hunne Cel, waar van zy de druiven eeten; ook zyn 'er die vygen eeten; andere voeden zich met kerssen of eenig ander diergelyk fruit. Zy zaajen ook boonen in het saizoen. Men vind 'er daar en boven eenige die met het uitschryven van boeken hun kost winnen. Ga naar margenoot+ ‘Behalven de Monniken zyn 'er ook Nonnen die in gemeenschap leven, en in Kloosters onder den Regel van St. Basilius opgesloten zyn. Hunne levenswyze is niet minder gestreng dan die der Monniken, in vasten, in gebeden, en in al 't geen het Monniken leven betreft. Zy verkiezen eene der oudste en deugtzaamste uit haare gemeenschap, om haar voor Abdisse te verstrekken; en die Abdissen doen ten haren opzichte 't geen de Abten doen ten aanzien der Monnikken. Desniettegenstaande hangt dat Vrouwen Klooster af van eenenGa naar margenoot+ Abt, die haar voorziet van een Monnik, uit de oudste en deugtzaamste gekozen, om haare biegt te horen, en haar de andere Sacramenten toe te dienen. Die Monnik woont dicht by haar Klooster, om haar des te gemakkelyker en vaardiger in haare noodwendigheden by te staan. Hy doet ook de Misse voor haar, en heeft het bestel over haare andere dienstplegingen. ‘Die Nonnen dragen alle eenerleiGa naar margenoot+ kleed, 't welk zwart is, en een mantel van dezelve kleur. Haare armen en handen zyn geheel overdekt tot aan de toppen der vingeren. Dat kleed is van gemeene wolle gemaakt. Haar hooft is geschoren, en zy hebben yder eene byzondere Celle, waar in men zo wel boven als onder woonen kan. Die de rykste zyn, hebben een dienstmaagt; ook voeden zy zomwylen jonge dochters op, welke zy onderwyzen in de Godvrucht. Als zy zich van haaren gewoonlyken plicht gequeeten hebben, oefenen zy zich in handwerken met de naalde; en de Turken, die achtinge voor die Nonnen hebben, komen in haare Kloosters om gordelriemen van haar maakzel te kopen. De AbdissenGa naar margenoot+ openen gaarne de poorten van haar Convent voor de Turken die den arbeid van haare Kloosterlingen komen kopen, en zodra de Nonnen haare waaren verkogt hebben, keeren zy terstond te rug in haar vertrek. ‘Ik hebbe een met de hand geschrevenGa naar margenoot+ Verhaal gelezen, waar in zo voordeelig van die Nonnen niet gesproken wordt. De Autheur van dat Verhaal merkt aan, dat de Nonnen, Caloyerssen genaamt, welke te Constantinopolen wonen, weduwen zyn, waar van zommige verscheidene mannen versleten hebben, en dat zy het Kloosterleven niet eerder aanvangen, dan wanneer zy reets hoog bejaart geworden zyn: voorts voegt hy 'er by, dat zy geene geloften doen, en dat alle haare heiligheit bestaat in een zwarte kap over haar hooft te dragen, en te zeggen dat zy niet meer trouwen willen; dat zy voor 't overige byna alle in haare cellen blyven, daar zy haar huishouden waarnemen, en zorgdragen voor haare kinderen, en zelfs voor haare bloedvrienden. Hy stemt echter toe, dat 'er eenige zyn die in gemeenschap leven; doch dat deze armer zyn dan de andere: ook zegt hy, dat zy alle mogen gaan daar zy willen; en dat zy onder dat Nonnen gewaad meer vryheit genieten dan ooit te voorenGa naar voetnoot(a). | |
[pagina 64]
| |
Ga naar margenoot+ ‘Het vasten der Grieken verschilt veel van dat der Latynen: want de Vastendagen dezer laatsten zouden dagen van vrolykheit en goede cier by de Oosterlingen wezen, gemerkt zy zich niet alleen onthouden van vleesch te eeten, en van al 't geen daar van voortkomt, gelyk boter en kaas; maar ook van visch, zich vergenoegende met fruit en groentens, waar over zy een weinigjen olie doen; ook drinken zy zeer weinig wyn. De Monniken vasten nog gestrenger, dewyl zy nooitGa naar voetnoot(a) wyn noch olie nuttigen, behalven des Saturdags en Zondags. Evenwel is het den Moscoviten geoorloft visch teGa naar margenoot+ eeten, dewyl zy nochGa naar voetnoot(b) wyn, noch olie hebben. Woensdag en Vrydag onthouden zy zich van vleesch, en van al 't geen daar van voortkoomt; doch visch mogen zy op die dagen wel nuttigen. Ik zal niets melden van hun vasten voor Paaschen, noch van hunne byzondere vastendagen. Ik zal my vergenoegen aan te merken, dat de Grieken en de andere Levantynen het Saturdags vasten der Latynen zeer versoejen, omdat, zeggen zy, die dag een Feestdag is, zo wel als de Zondag; 't geen zy bewyzen met de oude Inzettingen, en met het gebruik der eerste eeuwen. Eindelyk, wat aangaat deGa naar margenoot+ Ceremonien of plechtigheeden, men kan in 't algemeen zeggen, dat 'er geene Natie onder de Christenen is die 'er zo veel heeft. Men kan daar op nazien hun Eucbologos of Kerkgewoonteboek, met de Aantekeningen van P. Goar. De eere, welke zy den Beelden aandoen, gaat zo verre, dat zy in een Handschrift over de dwalingen der Latynen, 't welk ik gelezen hebbe, hun verwytenGa naar voetnoot(c) geen achtinge voor de Beelden te hebben; 't geen niet wel te begrypen is, ten ware men het zo opvatte dat de Latynen zulke oneindige Ceremonien voor hunne Beelden niet maken, als de Grieken gewoon zyn te doen.Ga naar voetnoot(d) Wanneer het de Feestdag van den eenen of den anderen Heilig is, plaatst men zyn Beeld in het midden | |
[pagina 65]
| |
van de Kerk, en dat Beeld, of Schildery, vertoont de Historie van het Feest dat men viert; by voorbeeld, de Geboorte, of de Opstandinge van onzen Zaligmaker. Die daar tegenwoordig zyn, kusschen de verbeelding, 't geen in hun Taal genaamt word προσϰυνεῖν, en in 't Latyn adorare. Die adoratie geschiedt niet knielende, noch met eenige buiging, of andere gebaarden, maar enkel met het Beeld te kusschen. Zo het een Beeld onzes Heeren is, kuscht men hem gemeenlyk de voeten: is het dat van de Maagd, men kuscht haar de handen: en is het dat van eenen Heilig, men kuscht hem op het aangezicht. Ga naar margenoot+ ‘Die soorten van plechtigheeden, en veele andere die de Grieken in het eeren van hunne Beelden waarnemen, zyn zeer vermeerdert zedert het 11. Concilie van Nicea, daar de Verdedigers der Beelden eene groote overwinninge op de Beeldstormers behaalden. 't Is voornamelyk zedert dien tyt, dat de Grieken hunne boeken met de Miraculeuse Historien van hunne Beelden hebben opgevult: en even of zy aan hunne eigene Mirakelen nog niet genoeg hadden, hebben zy die te Rome en op andere plaatzen door de kragt der Beelden geschiedt zyn, daar en boven nog gaan opzoeken. Ga naar margenoot+ ‘De Grieken gronden de meeste hunner Ceremonien op hunne Overleveringen. Zy bemoejen zich zeer weinig met onderzoek of die Overleveringen oud zyn, of niet. 't Is genoeg dat ze in gebruik zyn, om voor Apostolisch door te gaan. En dewyl 'er hedendaagsch onder hen weinig bekwame luiden gevonden worden, zyn zy niet in staat om te oordeelen of hunne Overleveringen waarlyk op de Oudheit zynGa naar margenoot+ gevestigt. Eene der plechtigheden, over welke de Latynen zich meest verwondert hebben, is die zy met een groten toestel waarnemen ten aanzien der Mysteriën, wanneer die op het klein autaar zyn, 't welk zy het Autaar van Voorstellinge noemen; en dat wel voor de Consecratie. Want, 't geen teGa naar voetnoot(a) verwonderen is, zy bewyzen groote eere aan het brood en den wyn voor dat die zyn geconsacreert, en als 'er nog maar eene enkele Benedictie over gedaan is. Onder het getal der plechtigheden die alleen op de Overleveringe, doch Apostolische, steunen, kan men het grootste gedeelte hunner Sacramenten stellen: om dat zy niet geloven, gelyk wy hebben aangemerkt, dat Christus de onmiddelyke Insteller daar van is. Alle die Sacramenten zyn verzelt van een groot getal Ceremonien, omdat zy zich inbeelden dat men de Heilige dingen geen uiterlyken eerbied genoeg kan aandoen. Hierom is het dat zy de Liturgy en hunne andere Kerkdiensten met veel meer omslag vieren dan men in de Roomsche Kerk gewoon is. ZyGa naar margenoot+ hebben daarenboven een grote menigte van boeken hunner Kerkplichten, zonder echter Getyboeken te hebben tot byzonder gebruik der leeken, gelyk de Latynen; om dat zy zeggen, dat het Officie of de Kerkplicht opentlyk in de Kerk moet gereciteert worden; en niet afzonderlyk in de eene of de andere kamer.Ga naar voetnoot(b) Francois ArcudiusGa naar margenoot+ een soort van een Getyboek tot gebruik van de Grieken opgestelt hebbende, 't welk hy uit hunne Officie-boeken hadt gehaalt, leide daar mede zo veel eere niet in, als hy zich verbeeldt hadt: want de Grieken hadden 'er geen achting voor, en de Basilius-Monnikken van het Klooster van Crypta Ferrata, vyftien mylen van Rome, zyn 't alleen die zich daar van op hunne reizen bedienen. ‘De meeste dier Plechtigheden hebben eenen verborgenen of mystiken zin, volgens eenigen hunner Leeraaren die over die stoffe geschreven hebben. Maar al de waerelt weet dat 'er niets ongegronder is dan dieGa naar voetnoot(c) verbloemde en mystike Godgeleertheit. |
|