Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXXIV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 420]
| |
wen, zegt men ons mede, zyn gansch niet omzichtig voor noch na het Huwelyk: Zy overtreeden zelfs de paalen van deeze die het misdryf willen maatigen en de plompste uiterlyke schyn in acht neemen. Eenige sluip-ontuchtigheden van een Dochter met een of meer Jongelingen, gaan voor proefstukken deezer Jongelingen door, en zelf zouden ze geen Man trouwen, zonder hem eenigemaalen beproeft te hebben, om zonder twyffel verzeekert te zyn, dat hy zich altydt even manhaftig dragen zal. Ga naar margenoot+ Het Overspel word een DiefstalGa naar voetnoot(a) geacht: Men legt het als zodanig de geldboete op, en de boete word zonder dat 'er schande insteekt, voldaan. De Kinderen van een Vrouwe, die na de Echtscheiding met haaren eersten Man, Moeder geworden is, behooren aan deeze, of zy moet hem zyn Tacq weder gegeeven, te weeten, 't geen hy aan de Vader van deeze Vrouw, om haar ten huwelyk te hebben, heeft betaalt. Ga naar margenoot+ By hen zyn 'er Mannen die verwyft of onmachtig zyn, 't zy dat ze dit gebrek, in de Waereldt komende, hebben medegebragt, of dat andere Menschen hun onvermogen hebben veroorzaakt. Hoe 't ook zy, deeze Half-Mannen, die zy Tsecats noemen, bootsen de Sexe na, waar in zy niet gebooren zyn, kleedende zich als Vrouwen en zoeken zelfs de Jongelingen aan, spannende hen door liefkozingen en geschenken strikken. Reeds hebben we meer dan eens van diergelyke voorwerpen van onzuiverheit gesproken: Dus is't dat men hen noemen moet, ten minsten byaldien men 'er door 't eerste denkbeeldt 't welk zich vertoont, van oordeelen moet. De eenigste verontschuldiging die men van dit soort van gedrag geeven kan, is de getuigenis deezer Eilanderen, die tot den SchryverGa naar voetnoot(b) zeiden, dat deeze Tsecats Menschen waren die sedert hunne kindschap gelofte van maagdelyke reinigheit hebben gedaan, waanende God te dienen op deeze wyze leevende, dat zy de Vrouwen haatten, en haaren omgang afweezen, dat het niet dan eerlykerwyze geschiedde dat zy 't met de Jongelingen hielden. Zou deezen omgang niet van de natuur der Athenrosera zyn, waar van P. La FitauGa naar voetnoot(c) gewaagt, en 't welk niet zonderGa naar voetnoot(d) voorbeeldt in de Oudheit is? In 't voorgaande Hoofdtstuk hebben weGa naar margenoot+ niet dan ter loops gesproken van de te vondeling legging der Kinderen, een misdaadt niet dan al te veel in de Oudheit toegelaaten. De Ombiasses, Starrewichelkundige Artsen en mogelyk ook Priesters van de Eilanders van Madagaskar, gedoogen deeze onorde door hun gewaande kennis van de Geboortestaat der ter waereldt komende Kinderen, of zelf die naauwelyks ontfangen zyn, en door de valsche voorzeggingen die zy doen, nadat ze het geboorte-stip van dit Kindt onderzocht hebben. Nochtans word deeze wreedheit niet altoos zonder uitzondering gevonden. Somtyds, geeven ze, na zich van hunne Kinderen ontslagen te hebben, aan Slaven, of aan Bloedverwanten last hen te onderhouden: Alsdan behooren deeze Kinderen aan deezen die ze opvoed. Eenige doen Falis over deeze Kinderen, die, door 't ongeval hunner geboorte verdient hebben te vondeling te worden gelegt. Deeze Falis zyn voldoende Offerhanden van Hanen of eenige andere Dieren. Daarna sluiten ze hen een halven dag in een Hoenderhok, om een einde te maaken hen van de quaadaardigheit van een gevaarlyk Gestarnte te zuiveren, of van den quaaden invloedt van hunne Star. Zonder deeze voorzorge, zou het Kindt ten zekeren dage een Vader-moorder, Rover, en tot allerlei boosheit genegen, worden konnen. De gedwonge Misvallingen zyn in dit Eilandt ook zeer gemeen: Maar hoe zouden die niet in een Landt zyn zoo weinig verlicht, nademaal ze mede wel onder de Christenen zyn, die onvergelykelyk beter hunnen plicht dan de barbaarsche Eilanders weeten? Doch zodanig is de uitwerking van de misdaadt die de Vrouwen tot deeze buitensporigheit vervoert, want de ontucht stelt haar in een geduurige verachting der Menschen, die, aan de ondeugdzaame | |
[pagina 421]
| |
Vrouwen vervaarlyker is dan 't verlies van haare eer. Ga naar margenoot+ Laat ons door een gewoonte alzoo barbaarsch als de voorgaande eindigen. Wanneer een Vrouw in de Kraam sterft, begraven ze de Moeder en het Kindt; want, zeggen ze, waare het niet beter dat het Kindt storf? nademaal 'er geen Moeder is om het te voeden en op te brengen. Wat de Lykplichten aangaat, men waschtGa naar margenoot+ de Dooden aanstonds, daar na siert men die op zoo veel als de middelen van den Overledene, of van de Bloedverwanten die hem overleeven, konnen uitvoeren. De versierzelen zyn korale Halssnoeren, goude Platen, goude Oorsierzels, enz. Men maakt zeven Pagnes gereed, op dat de Doode eenige te veranderen heeft. De Pagne is een katoene Kleedt van den middel naar beneden afhangende. De wassching van den Doode verricht zynde, en de versierzelen en Kleederen hem gegeeven en aangedaan, wind men het Lyk in een groote Mat om het naar 't Graf te draagen: Maar voor deeze laatste plicht, komen alle die den Overledene aangehoorig zyn, Bloedverwanten, Vrienden en Slaven rondom hem om hem plechtelyk te beweenen. Een Kaers aan 't hoofdt van den Overledene en een aan zyne voeten, verbeelden een soort van verlichtende Kapel. Terwyl deeze genoemden weenen, speelen andere op een soort van Trommel, op welk geluidt de Vrouwen en Dochters een ernstige dans danssen, waarna zy mede huilen op haare beurt. Het gemeen vermengt zich met loftuitingen voor den Overledene en met herhaalde leetwezens over den Doode. Laat ons de vraagen niet vergeeten die men hem over 't onderwerp van zyn vertrek doet, vraagen by veele Volkeren in gebruik, en die voornamentlyk verstrekken om van den Doode te weeten, of hem het noodige en zelfs het overvloedige ontbroken heeft; en kortom, of hy in deeze waereldt niet vergenoegt was geweest. Dit alles duurt tot aan den avondt, alsdan slacht men Ossen om te offeren en zich te vergasten. DenGa naar margenoot+ volgenden dag legt men het Lyk in een Doodkist van twee houte Boomstammen, uitgeholt en wel te samen gevoegt, gemaakt, en men draagt het naar 't Graf 't welk in een van hout getimmerd Huis is. Men graaft 'er zes voeten diep in de aarde, en daar is 't dat men de Doode met zynen voorraadt in een Korf, Tabak, een Komfoor, een aarde Kom, eenige Pagnes en Gordels bestaande, begraaft. Dit alles verricht zynde, sluit men het Huis en men wentelt voor den ingang een Steen van twaalf of vyftien voeten breed en hoog; men offert eenige Dieren en men verdeelt de Offerhande in drie gedeeltens, als voor den Duivel, voor God, en voor den Overledene, ieder een deel. Somtyds stelt men op staken rondom dit Praalgraf de hoofden der geofferde Slachtoffers. Geduurende eenige dagen achtereen zend het Bloedverwantschap den Doode het eeten: men beveelt zich aan hem; men gaat zelf van tydt tot tydt hem Offerhanden opdraagen, en men vraagt hem raad over de zaaken en gescheften deezer Waerelt. In een ziekte, en in tegenspoed, zend men door een Ombiasse om zynen raad in te neemen, die, een kleine opening in 't huis maakende, de Doode oproept of bezweert, en hem hulp verzoekt die de Raadvrager gelooft van hem te konnen verwerven, uit krachte van den rang die deeze Doode by de GodheitGa naar voetnoot(a) heeft en bezit. Wanneer iemandt van aanzien verre van zyne woonplaats sterft, snyd men hem het hoofdt af om het in't Gehucht van zyne geboorte te brengen. Wat het lichaam aangaat, men begraaft het ter plaatse daar de persoon gestorven is. Zy snyden de Mannen het hair af: Maar geeven aan de Vrouwen een bonnet. |
|