Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXXII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 417]
| |
algemeene Grondregel is, dat de Menschen minder de goedheit achten, dan dat ze de boosheit vreezen. Dian-Mananh is mede het voorwerp van den Dienst onzer Eilanders. Hy is de God of Onder-God der Rykdommen, en komt by gevolg met de Plutus der Aloudheit overeen. Het Goudt is het Zinnebeeldt van deeze Godheit.Ga naar voetnoot(a) ‘Wanneer zy 't zien, of het in de handt hebben, buigen zy 'er hun hoofdt met groote eerbewyzing voor, kussen het, en zelf zyn 'er veele, die, geloovende eenigen misslag te hebben begaan, een stukje goudt in een kroes vol water doopen, en dit water drinken, waanende hier door hen hunne misslagen vergeeven te zyn. Ga naar margenoot+ Zy gelooven dat 'er veele Ordens van Bescherm-Geesten zyn, waar van eenige het bestier hebben, de Hemelen, de Starren, en Planeten te doen beweegen, en andere over de Lucht, de Verhevelingen, de Wateren, de Aarde en de Menschen het gebied voeren. De Leer den Bescherm-Geesten raakende, had zich door de gansche OudheitGa naar voetnoot(b) verspreid. Wy hebben getoont dat ze niet min tegenwoordig by de Afgodische Volkeren gemeen is, zelfs by die van 't Noorden van Europe en by de Afgodendienaars vanGa naar voetnoot(c) de Nieuwe Waereldt. Behalven deeze Bescherm-Geesten, staan zy een orde van onzichtbaare Geesten, gelyk de eersten, toe: Maar die wanneer zy 't noodig oordeelen, een lichaam aanneemen, en zich voor den geenen zichtbaar maaken die zy lief hebben. Deeze zyn Mannelyk en Vrouwelyk; zy trouwen onderling, hebben Kinderen, en zyn menschelyke behoeftigheden onderworpen, zonder deel aan de zwakheden van onze Natuur te hebben. NochtansGa naar voetnoot(d) sterven ze en worden vergolden of gestraft na hunnen doodt, nadat zy wel of qualyk geleeft hebben. Deeze Geesten weeten van het toekomende, en doen veel dingen die overeenkomst hebben met alles 't welk onze Aloude Romanschryvers aan de FeësGa naar voetnoot(e) of Tover-Nymphen toegeëigent hebben. Zy hebben zich ook Queldrommels, SchimmenGa naar margenoot+ en Nachtspooken gesmeedt. Zy vreezen Saccare, die de Duivel is, en alle andere booze Geesten, waar aan zy verscheiden naamen geeven. Saccare verschynt hen (zoo zy zeggen) gelyk een vuurige Draak, en bezit hen somtyds veertien dagen achtereen. Om 'er zich van te verlossen, of ten minsten verzachting te genieten, neemen ze een werpspies in de handt en begeeven zich aan 't danssen en springen, maakende met hun lichaam veele koddige gestalten. Alle de Gehuchtelingen danssen op 't geluidt van den trommel rondom deeze Bezetenen, en maaken de zelfde grillen en gebaerden als zy, waanende hen daar door verzachting toe te brengen. Zy hebben eenige kennis van den Val desGa naar margenoot+ eersten Mensche, van 't aardsch Paradys en van den Zondvloedt: Maar deeze kennis is met veele belachelyke verdichtzelen vermengt. Eveneens is 't met eenige andere denkbeelden, die hunne Voorvaderen konnen uit den waaren Godsdienst geput hebben: Maar die ongemerkt bedorven zyn. Zy achten dat de Duivel veroorzaker van de zonde en des Menschen verdorvenheit is. Hun geloof over deeze Stoffe is in een soort van verdichtzel vervat, waar van de zin is, dat de Duivel zeven Kinderen had, die zoo veel quaad op Aarde deeden, dat de Menschen God smeekten van hen van dit verderflyk geslacht te verlossen. God verhoorde hun gebedt enz. Deeze zeven Kinderen voerden zeven hoofdtzonden in de waereldt in, te weeten, de Diefstal, de Ontucht, het Bedrog, de Gulzigheit, Moordery, Hoogmoed en Leedigheit. Zy hebben mede Feestdagen en dagenGa naar margenoot+ van Onthouding, die zy zonder zekeren | |
[pagina 418]
| |
regel schynen te vieren, dan in den eenen en dan in een anderen tydt, nadat de omstandigheit schynt te vereisschen.Ga naar voetnoot(a) Zy vergaderen 's morgens vroeg met hunne Familie, om een weinig Ryst te eeten, waar na zy tot des middernachts vasten. In deezen tusschen-tydt houden zy zich beezig de deftige daaden hunner Voorvaderen te verhaalen en op te zingen. Ter middernacht eeten ze, vervolgens groet men de Duivel en God. Zy wasschen zich (voornamentlyk de Voeten) en kaauwen Betel: Waar na zy eenige Geloften over zaaken van 't meeste belang doen. De aanmerkelykste omstandigheit van deeze Feest- of Vastendagen, is, dat zy een Os offeren, de Vergaring met het Bloed van 't Beest besprengen, en hunne Kinderen den Os doen aanraaken, geloovende dat dit hen 't geheele jaar door voor ziekte bewaart. Deeze die de Offerhande doet, snyd den Os in stukken, neemt het eerste stuk en werpt het ter rechter zyde, zeggende: dat 's voor den Duivel; vervolgens neemt hy een ander stuk en werpt het ter linkerzyde, met te zeggen: dat is voor God. Eindelyk neemen ze ook de Hairen van 't Slachtofter en binden die om den Hals, uitspreekende driewerf eenigeGa naar voetnoot(b) verborgene woorden. Het schynt ook noch uit het Verhaal van den aangehaalden Schyver, dat deeze Eilanders voor dat zy drinken een soort vanGa naar margenoot+ Wynplenging voor God en den Duivel oeffenen, en dat zy Dankofferhanden doen wanneer den Oogst schynt goed te zyn. De Ryst gereed om in te zamelen zynde, offeren ze een zwarte Koe en werpen een gedeelte van 't Slachtoffer in 't Veldt, uitspreekende aldan eenige woorden van dankzeggingen. Geduurende deeze Feestdagen, plengt men geen menschelyk Bloedt: Zoo iemandt de doodt heeft verdient, verdrinkt men hem. Om waardig te zyn de handen aan een Slachtoffer te slaan, en het de keel voor de Offerhande af te snyden, moet men een zeker gebedtGa naar voetnoot(c) geleert hebben, en eenige woordenGa naar voetnoot(d) over het Mes uitspreeken, de de Oogen naar Hemelwaarts wendende; 't welk de meening van deeze die offert uitdrukt. Zy zyn zelfs over dit stuk zoo schroomachtig, dat zy liever van honger sterven zouden, dan van een Beest eeten door en Christen gedood. Zy doen mede Offerhanden wanneer zyGa naar margenoot+ in een nieuw-Huis komen, als zy ziek zyn, wanneer zy trouwen, als hunne Vrouwen in de Kraam komen, en op de Lykstatiën hunner Dooden. Voor dat zy sterven, belyden ze hunne zonden. De oude Lieden gevoelende hun einde genaaken, doen een zoo algemeene belydenis en zoo breedvoerig, dat ze alle hunne zonden na elkander opnoemen. Vervolgens belasten ze een Offerhande van Ossen voor de uitwissching van deeze zonden. Dit alles word van een zegening die zy over hunne Familie doen, gevolgt, en van een vermaaning den Gryzaards en stervenden zeer gemeen, 't welk is, dat ze beter mogen leven dan zy. Eenige verwarde kennis die zy van Noach,Ga naar margenoot+ Abraham, Moses, David enGa naar voetnoot(e) J. Christus hebben, hunne Besnydenis, waarneeming van den Sabbat, hun Vasten, hunne Belydenis en de schroomachtigheit waar van wy reeds gemeld hebben, bewyzen dat hun Godsdienst een verdorven Christendom, en Jodendom is, vermengt met het Mahometanendom en Heidendom. |
|