Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4

XXXI. Hoofdtstuk.
Van hunne Huwelyken, Lyk-Plechtigheden en andere Gebruiken.

⁺ NA een zoo ongemeene Godsdienst, moet men ook zeer belachelyke gebruikelykheden verwachten. Men trouwt 'er zoo veele Vrouwen als men onderhouden kan: Men verstoot haar weder gelyk men haar genomen heeft, te weeten, men zend haar zonder eenige omstandigheit weg. Men verwisselt haar zelf tegen andere voor een zekeren tydt, mogelyk tot dat het afweezen de lust wederom aanprikkelt. Maar niets zonderlinger is als de wyze hoedanig de Vaders hunne Kinderen aan andere overdoen. Wanneer het hen behaagt zich 'er van te ontslaan, noemen ze zodanig een om 'er zorg voor te draagen, en deeze Vader van de Zoons-aanneeming is verplicht hen te onderhouden, en te voeden als zyne eigene Kinderen. Men noemt deeze aangenomen Kinderen: Zoonen van 't Vuur of den Rook, nademaal deeze beestachtige Menschen ziende dat de voortteeling der Kinderen noodzaakelyk het gevolg van de t'samenparing is waar toe de wellustigheit alleen hen geleidt, besluiten zy, na hunne drift te hebben voldaan, 't Kindt dat gebooren zal worden aan een ander over te draagen; en ten dien einde moet deeze die besloten heeft zyn Kindt aan een ander over te doen, een groot Vuur in zyn Hol aansteeken en 'er zeker groen Hout op leggen. Wanneer dan dit Hout begint te rooken, vertrekt hy uit zyn Hol, en schreeuwt met al zyn macht, dat het Kindt 't welk zyne Vrouw gebaart heeft aan zodanig een Gebuur moet toebehooren. Deeze nu voed het Kindt op, waar van men hem een geschenk heeft gedaan, en handelt anderen eeveneens. Dusdanige onordens wierden by de Trogloditen^(a) gevonden.

Volgens deeze Eilanders is 'er geen onderscheid⁺ tusschen een dood Mensch en die op sterven legt. Uit krachte van dit gevoelen, brengt men de Menschen naar 't Graf zoodra men hen zieltogen ziet. De naaste Bloedverwanten belasten zich met deezen liefdadigen plicht, en de stervenden zelf, die gelyk men wel gelooven mag, hebbende eertyds de zelfde liefde omtrent anderen geoeffent, zien gerustelyk aan dat men hen handelt gelyk zy hunne Bloedverwanten hebben gedaan. Wanneer zy hun einde voelen te naaderen, verzeekert men dat zy hunne naaste Vrienden laaten vergaderen, om hen aan te maanen den Godsdienst hunner Voorvaderen niet te verlaaten, met geen Vreemdelingen om te gaan, en zich van hunne Vyanden te wreeken. Somtyds geeft zelfs de stervende een register van deeze Vyanden en van de reedenen van den vrok dien hy tegen hen heeft opgevat. De stervende vertrekt vervolgens zeer gerust. Gemeenlyk is die gerustheit het deel van deezen die geen gevoelen noch aandoening hebben noch kundig zyn. Zy doen zich zelf den doodt aan zonder getalm en zonder leetweezen we-

+ De Veelwyvery onder hen in gebruik, en hoe zy met hunne Kinderen belast zynde, die handelen.

(a) Troglodytae Uxores & filios habent communes, zegt Job: Boemus in zyn Boek van de Gewoontens enz.

+ Vreemd gebruik onder hen van den Zieltogende voor zyn afsterven naar 't Grafte draagen.

[p. 416]

gens het leven, wanneer het hun lastig is. Dus gedraagen zich die geenen die zich ziek, ongelukkig of vervolgt zien.

⁺ Zy hebben ook het gebruik van de Besnydenis. Deeze die onder hen levende het ongeluk heeft van niet besneeden te zyn, verliest de Vingers van de Handt. Een Vrouw maakt in zodanig een gelegentheit geen zwaarigheit haaren Man te verklikken. Een onbesneedene durft in geen Moquamo komen. Wat de misdaaden aangaat, zy hebben hunne Hodamos om die te straffen. Een Dief die vervolgt word, ontgaat de straf, zoo hy het geluk heeft in een Moquamo te konnen vluchten en 'er onder de bescherming van iemandt die zich op dat ogenblik vertoont, te worden ontfangen. Deeze word dan voor Gevader van den Misdader erkent: Maar zoo hy in den Tempel zynde, zich zonder verdeediger bevind, haalt men hem weder uit deeze Vryplaats en men snyd hem de Handt af.

De grootste beleefdheit deezer Beduins is den Schouder van deezen te kussen die zy groeten. Men heeft het zelfde gebruik in eenige Provinciën van Abyssinië.

Laat 'er ons byvoegen 't welk men ons⁺ zegt op getuigenis der Bezendelingen Jezuiten, die berichten, dat 'er veel van 't Jodenden^(a) in den Godsdienst deezer Volkeren bespeurt word. Deeze Vaders moesten dit Jodendom verklaart hebben: Wy vinden niet dat Joodsch is by de Beduins, dan 't gebruik van de Besnydenis. Deeze Vaders voegen 'er in hun Bericht by, dat het de Beduins verboden is,^(b) de Hoenders, noch zelf een ander Gevogelte aan te raaken, en te eeten.^(c) Een ander Bericht geeft ons te kennen, dat zy de Wet van 't Euangelium waarneemen; dat St. Tomas hen tot het Christendom heeft bekeert; dat zy vieriglyk wenschen onderweezen te worden, en dat zy veel geneegenheit voor den Roomsch Katholyken Godtsdienst en hunne Plechtigheden hebben. Dit Bericht voegt 'er mede by, dat deeze Eilanders veele Godsdienstigheit voor 't Kruis bewyzen; dat 'er byna geen Eilander is die 'er geen aan zynen hals hangen heeft, en eindelyk dat zy zich van de Chaldeensche Taal in hunne Godvruchtige Diensten dienen.

+ De Besnydenis onder hen in gebruik, en hoedanig.

+ Verschillende gedachten van eenige Schtyvers over hunne plechtigheden, aange merkt.

(a) In de Comment. Rerum à Societ. Jesu in Oriente gestar. Men zegt, complures Judaicos ritus ac Caeremonias retinènt.

(b) Gallinam aut quanlibet avem manu contingere, nedum gustare est religio.

(c) In Purchas.