XXX. Hoofdtstuk.
Van den Godsdienst der Eilanderen van Socotora.
Ga naar margenoot+ DE Eilanders van Socotora zyn Beduins, navolgers en opvolgers der Trogloditen, want zy woonen, gelyk zy deeden, in holen en kloven van rotsen.Ga naar voetnoot(a) Men heeft hen voor St. Tomas Christenen willen laaten doorgaan.Ga naar voetnoot(b) Nochtans verzeekert men dat ze geen kennis van J. Christus en den Christelyken Godtsdienst hebben. Waar is 't dat zy het Kruis scheynen te eeren, en dat men 't op hun Altaar ziet.
Ga naar margenoot+ Zy aanbidden de Maan als de Moeder en oorzaak van alle dingen. In een langduurige droogte, neemen ze hunnen toevlucht tot haar, om water te verwerven, en zie hoedanig. Zy verkiezen iemandt onder hen, die zy in een zekere plaats door middel van een soort van verschansing sluiten, van waar het hem op straffe des doodts verboden is uit te komen. Deeze verkoorene dus opgeslooten, is verplicht de Maan tien dagen lang te bidden, om water te verwerven. Indien 't waar is dat men deezen Mensch de handen afsnyd, wanneer op 't eindigen der tien dagen de Maan noch geen regen heeft voortgebragt, men zal lichtelyk gelooven konnen, dat de yver van deezen Godvruchteling voor die van andere Godsdiensten niet behoeft te wyken, die in diergelyke gelegenheit met zeldzaame gestrengheden, en onder 't juk van de wreedste tucht de tusschensprake der Hemelsche Wezens smeeken: Maar wy zyn de omstandigheden van deeze buitensporige en barbaarsche plechtigheit onbewust, om 'er zonder struikelen van te konnen redeneeren.
Ga naar margenoot+ Op zekere tyden van 't jaar en voor zekere Vastendagen, die zy waar te neemen, zich hebben onderworpen, vergdaderen de Voornaamsten en doen een OfferhandeGa naar voetnoot(c) van hondert Bokken- of Schapen-Hoofden. Dit is een soort van Hecatombe. Aan deeze Afgoderyen verknochten ze de Christelyke Kerkgewoontens, gelyk de viering van Kersdag, die zy zestig dagen vieren, door een soort van vasten, zonder Melk, noch Boter, noch Visch, noch Vleesch te eeten. Dit alles geschied met veel strengheit, en zoo iemandt ongelukkiglyk te raade wierd de vaste te breeken, zoude het hem voor de eerste reize twee Vingers van de rechter Handt komen te kosten, voor de tweede de geheele Handt, en de derde den Arm.
Zy hebben veele Moquamos; dus noemenGa naar margenoot+ ze hunne Tempels. Deeze Moquamos zyn zeer klein en laag: Van drie ingangen zyn die verzien, en om 'er in te gaan moet men geweldig bukken. In deeze Kapellen ziet men een Altaar, waar op een Kruis is, en staven lelysgewys gestelt, 't welk mede een Kruis schynt te verbeelden. Ieder Kapel word door een Hoofdt of Priester bestiert, die zy Hodamo noemen. Zyn ampt is jaarlyks; de tekenen van dit Ampt zyn een Staf en een Kruis, die hem niet gedoogt is aan iemandt te geeven noch te laaten aanraaken, onder straffe van 't verlies van de Handt. De tydt om zyne Godsdienstigheit in deeze Kapellen te pleegen, is als de Maan onder gaat of wanneer zy opkomt, en de tekenen van Godsdienstigheit zyn, by voorbeeldt, om driewerf des daags en driewerf des nachts een zeker getal slagen op een lange staf met een andere die korter is, te slaan, en vervolgens driewerf om de Kapel te gaan, zich daar na driemaal op ieder omgang omwendende. Dit word van een soort van Offerhande van ruikend hout gevolgt, 't welk men in een yzer Bekken legt, door drie ketenen over een groot vuur gehangen. Daar na bewierookt men driewerf het Altaar, en driemaal de Deuren van den Tempel; men doet met luider stemme, geloften en gebeden, in den Tempel en in den omtrek van den zelven, aan de Maan. Zy smeeken haar om haare bescherming, en dat het haar behaage die niet