XXVII. Hoofdtstuk.
Van den Godsdienst der Volkeren die omtrent de Revieren van Quillimanca, Loranga, en Quisungo woonen, en van deeze eerste Revier tot aan Cuama, naby de Kust van Sofala.
Ga naar margenoot+ DE naast aangrenzende Landen van de eerste Revier, maaken een gedeelte van 't Aloude Troglodite uit. Eenige van deeze Volkeren hebben geen Afgoden, en men voegt 'er by, dat indien 'er gevonden worden, zy echter niet dan een eenige God aanbidden, en zyne Goddelyke Voorzienigheit, goedheit, en de onsterflykheit der Ziele gelooven. Zy gelooven ook dat 'er booze Geesten in wezen zyn: Maar dit alles belet nochtans niet, dat zy de Godheit lasteren wanneer de zaaken niet naar hun begeeren gaan. Zy neemen Feestdagen en Vastendagen, en zelf zeer streng waar; maar den volgenden dag vergoeden ze dit vasten genoegzaam door dronkenschap wegens de gestrengheit van den voorigen dag. De overdaadt geschied met hunnen Drank van Maiz en een soort van zoeten Wyn uit een zekere VruchtGa naar voetnoot(b) van 't Landt getrokken.
Ga naar margenoot+ Mombaze is van Mahometanen en Afgodendienaars bevolkt. De Godsdienst van deeze laatste verschilt zoo weinig van andere Volkeren, dat 'er het onderscheid de moeite niet van waard is, om 'er eenige aanmerking van te maaken. De Koning is als een zichtbaaren GodGa naar voetnoot(c) aangezien, die zich op aarde een onbepaalde macht toeëigent. Men draagt, wanneer hy te Velde trekt, voor hem het Vuur.
Melinde heeft geen minder eerbied voorGa naar margenoot+ haaren Opperheer. Men draagt hem op de Schouders, en men werpt zich voor den Draagzetel neder, zonder hem te durven aanschouwen. Voor hem gaan Mannen met keurig Reukwerk beladen, en uit beduchtheit dat hem onderweeg eenig quaadt ontmoeten mogte, slacht men zoo dra als hy uit zyn Koninglyk Paleis gaan wil, een Ree, waar van de Afgods-Priesters de ingewanden onderzoeken, om het geluk of ongeluk van deezen uittogt te voorzeggen. Het Volk maakt een vreugde geschrei; de schoonste Vrouwen vertoonen zich voor deeze Moorsche Majesteit, eenige zingen ter zyner eere, en andere bieden hem Reukwerken aan, of branden 't voor hem. In gewichtige beraadslagingen verzuimt men niet een Ree den Buik op te snyden, om 'er onderzoek van te doen, gelyk reeds gezegt zy. De Koning moet driewerf over 't Lichaam van dit Reedier treeden, en de LabisGa naar voetnoot(d), na het geopent te hebben, doen veelerlei bezweeringen om de waarheit van den uitslag te ontdekken.
Deeze Volkeren zyn in 't algemeen totGa naar margenoot+