Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 402]
| |
nen 't welk hunne huidt vernist en glimmende maakt; of door middel van msnyding en kerving, 't welk zy op de volgende wyze oeffenen. Zy neemen een Osschoorn die zy gelyk maaken en zoo wel polysten, dat zy die konnen volkomentlyk en zelf ook krachtiglyk aanzetten aan het lichaams deel 't welk moet ingesneden worden: Vervolgens doen zy veele insnydingen in 't vleesch, 't welk door de sterke perssing van den Hoorn ongevoelbaar is geworden. Dit vervolgt men tot dat de Lyder verlichtinge gevoelt. Somtyds duurt de uitwerking twee uuren, of min en meer lang, nadat de insnydingen diep zyn, of dat de kracht van den Zieke zulks gedoogt. Geduurende deeze uit werking legt de Lyder op den rug. Indien die geen verzachting voelt, neemt men zyn toevlucht tot een Drank uit Artsenykruiden bestaande en toegemaakt, en zoo niet tegenstaande de smerten noch blyven duuren, gaat men tot de wryving over, die, by mangel van verwachte verzachting, van een nieuwe inkerving word gevolgt. Wy zullen van hunne Aderlaating geen gewag maaken, waar in niets byzonders is waar te neemen. Zy geneezen de vergiftige beeten en wonden, door tegengiften die zy weeten zeer wel te mengen, en die zy den Zieken ingeeven in den zelven tydt als zy van 't zelve middel uitwendig gebruiken, voornamentlyk naby het hart leggende. Dit geschied wederom door een insnyding. Zy gieten van 't tegengift in deeze nieuwe wondt, op dat het zich vervolgens met het Bloedt door middel van des Bloeds omloop vermenge, 't welk de ondervinding zonder twyffel hen heeft doen onderstellen, schoon zy niet in staat zyn om 'er gelyk als wy, van te redeneeren. Zy behandelen de verstuiking door smeeren en wryving, 't welk zy met een onophoudelyke beweeging van 't verwrikte deel doen verzellen, en niet ophouden het te beweegen, voor dat het in zyn natuurlyken staat herstelt zy. De Hottentotten en andere Kaffers, scheeren zich het Hair en den Baardt ten teken van rouw, na het overlyden van hunne Bloedverwanten: Maar dit gebruik word niet geoeffent dan door deeze die geene middelen hebben om ten minsten een Schaap voor een offerhande tot de reiniging aan te bieden. Ga naar margenoot+ Om te weeten of een Zieke van zyne ziekte sterven zal of weder herstelt worden, neemen ze een Hamel of Schaap, villen dit Dier gansch levendig en laaten 't vervolgens weder in vryheit gaan. Indien het staan blyft is 't een teken dat de Zieke van deeze ziekte sterven zal: Alsdan geeven ze hem aan zyn sterflot over, ook geeven ze hem geen Geneesmiddelen en gedoogen hem naar gewoonte te eeten en te drinken. Maar als het gevilde Schaap voortgaat is 't een goed teken. Wanneer de Zieke buiten hoop van herstelling is, neemt men zynen toevlucht niet tot het Opper-Wezen en den Gebede. Men vergenoegt zich rondom hem te vergaderen, om hem te zien sterven. Ondertusschen vleyen ze den armen Lyder met hem hoop te geeven door eenige krachtige Geneesmiddelen noch geholpen te worden, of veel eer door eenige uitmuntende Betovering: Dit is de naam, gelyk wy reeds gezegt hebben, die zy aan de Geneesmiddelen geeven, door hunne Doktoren toegemaakt, en aan deeze die hun de Europeanen verschaffen. De Zieke aan 't zieltogen zynde, weent, huilt en weeklaagt de Vergadering: Door welk krachtig geschei de Zieke somtyds weder bekomt. 't Zy door welk middel 't ook geschiede, wanneer hy weder herstelt word, doet men de gewoone Offerhande: Indien 't een Man is, eeten de Mannen het Vleesch van de gedaane Offerhande, en de Vrouwen drinken het vleeschsop: Maar in tegendeel zoo de herstelde Zieke een Vrouw is, drinken de Mannen dit sop, en de Vrouwen eeten 't Vleesch. Ga naar voetnoot(a) Wanneer eindelyk de Zieke denGa naar margenoot+ geest gegeeven heeft, bengt men niet dan een quartuur met huilen en weeklagen door: Maar dit geschrei is zodanig dat men 't van heel verre zoude konnen hooren. De gansche Kraal weent, zucht, huilt en het Lyk-geschrei word van zoo ongemeene en hevige gebaerden, nevens een krachtig handgeklap verzelt, dat men zich de ooren stoppen moet, om al het getier te konnen uitstaan. Geen rouw is ons bekent waarby dit uitwendige geraas mede kan vergeleek en worden, dan de rouw der Languedokse Vrouwen. Zonder te zeer het inwendige van den een en anderen aan te haalen, zyn de Vrouwen van Languedok, zodanige wintbreeksters, laatdunkende en alzoo gemaakt in 't algemeen in den rouw, als in andere dingen. Deeze die haar niet kennen, beelden zich in, de hevigheit van haare vervoering ziende, dat ze zich nevens haare dooden gaan begraaven, gelyk het Weeuwtje van Ephese; zoo dat Petronius schynt een | |
[pagina 403]
| |
Copy uit haar genomen te hebben. Om weder tot den rouw der Kaffers te komen; op zyn best is 't, zegt onze Hoogduitsche Schryver, die ons alle de byzonderheden van deezen ongestuimen en hevigen rouw beschryft, dat alles niet meer dan een quartuur duurt, nademaal men eerlang denkt zich van den doode quyt te maaken, en dat een ieder alsdan bezig is met dingen die by hen tot den laatsten plicht behooren. Aanstonds zend het Hoofdt of de Kapitein van de Kraal eenige Kaffers uit, om het laatste verblyf van den Overledene te vervaerdigen, en vooral zodanig dat na het Lyk ter aarde is gebragt, de wilde Dieren om het te verslinden, niet weder ontgraaven.Ga naar margenoot+ Terwyl men met deeze toebereidzelen bezig is, vouwen deeze van den Huize het Lyk te samen,Ga naar voetnoot(a) de Armen op de Borst, en 't Hoofdt tegen de Kniën, of om liever te zeggen, zy zetten het Lyk in de gestalte zodanig het, een Kindt zynde, in 's Moeders Lichaam gedraagen wierd. Op deeze wyze binden zy 't beknopt in een Vacht die den Overledene in zyn leven voor een Kleedt heeft gedient, en begraaven hem altoos zes uuren nadat hy gestorven is. Drie of vier Draagers door 't Opperhoofdt van de Kraal verkooren, laaden het Lyk op hunne Schouderen en brengen 't ter Aarde. Iet byzonders is 't, 't gebruik dat zy hebben, van het Lyk niet door de Deur van zyne Hut uit te brengen; Maar zy maaken ten dien einde een groote opening, en deeze opening word tegen over de Deur verkooren. De Hoogduitsche Schryver gelooft, dat dit gebruik een gevolg van de vrees is, die zy voor de Dooden hebben. Zy beelden zich in, zegt hy, dat zy dus voortgaande, de levendigen, en hun Vee, 't welk zy des nachts op de plaats laaten die in 't midden van de Kraal is, zouden konnen beschadigen. Om dit voor te komen, brengt men den Doode door een opening naar 't Veldt uitziende. Geduurende deeze buitenbrenging, zitten de Ouders en Bloedverwanten op hunne gewoone wyze in 't ronde naby de Deur van des Overledens Hut. De Mannen huilen ter eener en de Vrouwen ter anderer zyde. Een ieder geeft bewys van zyne droefheit, en men zou niet zeggen konnen wie van beide de kringen van Mannen of Vrouwen daar in overhaalt. Zoodra het Lyk buiten zyne Hut is gebragt, maakt men de opening weder dicht, en niemandt genaakt die meer, duchtende dat de Ziel van den Overledene hem 'er ontmoeten mogt. De gansche Kraal moet het Lyk naar 't Graf geleiden: Maar dit geschied zonder orde en geregeldheit. Wat meer is men ziet alles met belachelyker gebaerden en misselyker wringingen des lichaams dan men zich verbeelden kan, geschieden; indien men zich aan 't bericht van den Hoogduitschen Reiziger gedragen moet. Daarna zet men het LykGa naar voetnoot(b) in de Grafkelder en men wenteld 'er groote Steenen of gansche Boomen voor, om den roof der wilde Dieren te weeren. Wederkeerende huilen ze, en maaken grillen en gebaerden gelyk te vooren, en noemen geduurig den Overledene by zynen naam, als of zy hem weder uit het Graf oproepen wilden. Dit is 't noch niet al; in de Kraal wedergekomen zynde, zitten ze wederom rondom de Hut van den Overledene en beginnen regelmatiglyk te weenen, schreyen en grillen te maaken: somtyds bedryven ze agt dagen lang deeze Lykdienst, voornamentlyk zoo den Overledene zeer gelieft van zyne Bloedverwanten en Vrienden was. Een uur nadat het geleide van de Begraaving wedergekomen is, staat de oudste van de Kraal op, en doet ernstiglyk de besprengingGa naar voetnoot(c) (waar van wy elders gesprooken hebben) over den geenen die de begraafplaats van den Overledene geëert hebben. Deeze besprenging word van een andere gevolgt, die de Lezer min onsmaakelyk en meer overeenkomstig met de gebruiken van eenige andere Volkeren vinden zal. Deeze zelfde Oudste strooit over de geheele Vergadering de Assche die hy zelf in des Overledens Hut zoeken gaat. De eerste besprenging, zoo strydig met de welvoegelykheit en zuiverheit, heeft by hen geenen anderen grondt dan de oudheit van de oeffening: Maar deeze oeffening rust op zich zelve; zy heeft niets met die van andere Natiën gemeen; in tegendeel ziet men in de tweede besprenging, blyken van een gewoonte, zeer gemeen in den rouw en | |
[pagina 404]
| |
droef heit by de aloude Oosterlingen. Eindelyk overtreffen eenige der bedroefsten de anderen, en leggen Koedrek op de Assche die de oudste van de Kraal heeft over hen gestrooit. Ga naar margenoot+ Op den volgenden dag van de Begraving, word de Kraal verplaatst, een ieder pakt zyn goed en breekt zyne Hut af. Men laat niet dan deeze van den Overledene staan nevens alle den Huisraadt, op dat zoo hy by geval te raade wierd weder in deeze waereldt te komen, zyn voorig verblyf in orde vinden mogt, zonder dat zoude hy 't op hun konnen verhaalen en hen quellen. Ondertusschen, voor dat zy verhuizen, reinigen zy zich met een Offerhande door een Slachtoffer van 't groot of klein Vee, nadat hunne middelen het toelaaten. Ter plaatse gekomen alwaar zy (ten minsten voor een tydt) hun nieuw verblyf neemen willen, reinigen ze zich wederom. Het Vleesch van deeze Slachtoffers dient om zich te vergasten, gelyk by alle de gelegentheden van de Ceremoniën geschied, waar van wy reeds gesproken hebben. De naaste Bloedverwanten van den Overledene, by voorbeeldt, zyne Kinderen, moeten om den hals het Net van 't Slachtoffer draagen, vooral zoo het een Schaap is. Dit is het teken van der Bloedverwanten rouw. Reeds hebben we gezegt dat deeze die geen middelen genoeg hebben een Slachtoffer aan te bieden, zich genoegen konnen den Baardt en 't Hair ten teken van rouw te scheeren. |
|