XXII. Hoofdtstuk.
Van den Godsdienst der Volkeren van Monomotapa.
Ga naar margenoot+ ALle de Volkeren van dit Ryk zyn Afgodendienaars. Zy erkennen nochtans een God, Schepper van 't Heelal, die zy Maziri of Mozino en Atuno noemen. Dapper bericht dat zy een zekere Maagdt aanbidden of eerbewyzen, waar aan zy de naam van Peru geeven. Maandelyks hebben ze eenige dagen heiliger en plechtelyker dan de anderen, zonder van den jaarlykschen dag ter geboorte van den Vorst te melden; waar by, zoo men de huldiging voegt, die hem door het nieuw Vuur beweezen word, zal het genoegzaam aan den Lezer blyken, dat dit Volk een Godsdienstigen Dienst heeft, alschoon de omstandigheden ons onbekent zyn. Men moet zich niet verwonderen, dat wy hier de Dienst van den Vorst in den rang der Godsdienstige Dienst-oeffeningen stellen. Deeze die van de Afrikaansche Gewoontens geschreeven hebben, doen ons eenpaariglyk begrypen, dat de Koningen van dit WaereldsdeelGa naar margenoot+ zichtbaare Goden zyn. Wat het nieuw Vuur aangaat, waar van het gebruik in Monomotapa is ingevoert, 't is, zegt men ons, een teken van onderwerping, 't welk het Volk van den kleinsten tot den grootsten aan zynen Vorst doet. De Keizer zend jaarlyks naar alle de Provinciën van zyne Staten eenige der voornaamste Heeren van zyn Hof, om het nieuw Vuur aan alle zyne Onderdanen te brengen. Deeze Commissarissen dooven alsdan al het Vuur uit, en een ieder dient zich aan om het nieuw Vuur te ontfangen, 't welk men aan deeze Commissarissen betaalen moet, en om hen kostvry te houden, dient. Deeze die dit gebruik verzuimen, worden als 's Keizers wederspannelingen gehandelt. Wie weet of dit geen soort van alzoo strenge belasting is als de rechten op 't Zout die in eenige Provinciën van
Vrankryk worden ingevordert? Dit alles geschied mogelyk, zonder dat het gebruik deswegen ophoud van iets Geestelyks in te sluiten. Zelfs is 't waarschynlyk dat het Vuur by deeze Volkeren word aangemerkt, als een heilige en hoogachtbaare zaak. Wanneer de Keizer ergens zich legert, bouwt men van stonden aan een Hut of Tent, en men ontsteekt 'er een Vuur in, 't welk men zorgvuldig onderhoud. Wy zullen ter loops waarneemen, dat het Vuur eertyds voor de Koningen van Persië wierd voorgedraagen, en wy hebben reedsGa naar voetnoot(a) aangemerkt hoe hoog de eerbied van deeze Hoofdtstof in 't Oosten was gebragt.
Deeze Vorst word op de kniën gedient;Ga naar margenoot+ men durft hem niet staande spreeken. Een ieder neemt voor hem het stilzwygen in acht: Maar als hy drinkt, roept elk ter zyner eere uit, de Lucht weergalmt van dit gejuich, het Koninglyk Paleis, de gansche Stadt door, word dit gehoort; en men weet