Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina t.o. 400]
| |
166
Instrum. de Musique dont les Cafres jouent.
Instrum. de Musique dont leurs Femmes jouent.
| |
[pagina 401]
| |
houden, op dat het geluidt 't welk in de pyp gemaakt word, mede door dit middel op de snaar werke, en dat, om zoo te zeggen, de gemeenschap van de pyp en de snaar een te aangenaamer t'zamenstemming maaken. Wanneer zy begeeren dat de Gongom een welluidender toon geeve, laaten ze de snaar door de helft van een leedige en welgezuiverde Kokosdop gaan. Zy beweegen en bestieren deeze dop met de handt, dan om hoog, dan weder om laag, 't welk een verschillendheit van genoeg gehoorbaare toonen, zoo men ons verzeekeren wil, uitmaakt. Deeze Muzyk laat niet na zelfs den geenen te behaagen wiens ooren een Muzyk van goede smaak meer gewoon zyn, dan deeze der Kaffers. Zy dienen zich mede van een soort van Muzyk Speeltuig, 't welk, gelyk wy gezegt hebben, naar een Pot gelykt, of zoo men wil, naar een Keteltrom. Zy spannen over deeze Pot een zeer effen Lamsvel, overzulks het byna het geluidt van een Trommel maakt. De Vrouwen slaan met de handt op deezen Trommel. Wanneer zy een Revier of stroomendGa naar margenoot+ water willen oversteeken, verzuimen zy nooit, voor af na den overtogt, van dit Revierwater te neemen om 'er zich mede te wasschen. Deeze afwaffching word met springen en danssen verzelt. Mogelyk geschied dit op dat ze aan 't Opper-Wezen hunne erkentenis betuigen, overzulks het hen van 't gevaar van 't water heeft bevryd. |
|