Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXIX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 400]
| |
ven; maar de vreugde vermeerdert ook ongemeen in de Kraal. Men wenscht de Vader en Moeder over hun wys gedrag geluk, en somtyds kost het den Vader een Offerhande van twee of drie Ossen. Zoo in tegendeel twee Dochters ter waereldt komen, worden deeze arme Kinderen koeltjes onthaalt, naaulyks offert men ter liefde van haar een der geringste Schapen; en zoo een van deeze Dochters ongezond of teder schynt, of des Moeders Borst geen voedzel aan beide geeven kan, of zoo de Vader haar niet begeert op te voeden, brengt men ze ten laatsten naar veldewaarts, en somtyds begraaft men ze halver lichaamGa naar voetnoot(a) of men bind ze aan een Boomtak. Indien een Vrouw teffens een Zoon en Dochter baart, is 't ongetwyffelt dat men het Knechtje bevoordeelt, en dat het Dochtertje zal weggebragt worden, zoo men 't niet zonder nadeel van 't Knechtje opvoeden kan. Dusdanig is het lot van deeze arme Dochtertjes. Bekent is 't dat de Oudheit haar niet beter gehandelt heest, en dat de Grieken en Romeinen, schoon Volkeren verstandig en beschaaft genoeg, geen zwaarigheit gemaakt hebben, van haar te vondeling te leggen, wanneer het hen niet luste om haar op te voeden. Wy hebben gezien hoe de Chineezen en Japaneezen de Dochters handelen die hun gebooren worden. Reeds hebben we van de naamen gewagGa naar margenoot+ gemaakt die deeze Kaffers hunne Kinderen geeven. De Man mag tot de Hut niet naderen, alwaar zyne Vrouw geduurende haare toevallen die het Kraamen volgen, zich onthoud; en doet hy het tegendeel van dit gebruik, moet hy zich door een gewoone Offerhande reinigen. Wanneer de tydt komt, dat hy mag komen, maakt hy een aanvang met zich wel te smeeren en met de Buchu te bestroojen. In de Hut gekomen, rookt hy aanstonds van de DachaGa naar voetnoot(b) zonder een eenig woordt te spreeken, en vervolgt dit stilzwygen, tot dat de rook van deeze Dacha hem de zinnen begint te vervrolyken. Alsdan schikken zich de Man en Vrouw naar gelegenheit om gemeenzaamlyk met elkander om te gaan, en men moet gelooven dat deeze vrolyke bui niet altoos onvruchtbaar is. |
|