Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina t.o. 395]
| |
164
L'INITITIATION des JEUNES GENS reçeus au rang des HOMMES.
B. Picart del. 1729.
Les FUNERAÏLLES des CAFRES et HOTTANTOTS. | |
[pagina 395]
| |
zich aan hun niet vertrouwen. Zeer weinig Zieken, zegt men, sterven'er waar over de Hottentotsche Artsen gaan; maar sterft 'er iemandt, is de oorzaak van den dood eerlang gevonden: 't Is, zeggen ze, om dat de Zieke betovert is geweest. Dus bewaaren zich de Artsen hun gezag en geloof. Ga naar margenoot+ Laat ons nu tot de SuriGa naar voetnoot(a) overgaan. Hy is de Geestelyke Geneesmeester der Hottentotten, en zyn ampt is mede verkiesbaar. Hy is de Opzichthebber hunner zeden, gebruiken en plechtigheden. Men zou niet zeggen konnen of hy de behendigheit van de Artsen zyner Landsgenooten bezit, of de Quakzalvery der Bojes en van alle die zich met 't Priesterschap onder de woeste Menschen bemoeien. Waarschynlyk is 't, dat hoe plomp deeze Suris voor de Reizigers schynen, dat zy echter hunne konstgreepen gelyk anderen hebben. De Dienstloonen der Arsen en Suris bestaan in geschenken die men hun geeft, dan van een Lam, dan van een Schaap. De waardigheit van den een en den anderen geeft hun toegang tot de openbaare Gasteryen van de Kraal. Ga naar margenoot+ Zie hier een InleidingGa naar voetnoot(b) en toelaating in de Burgerlyke Maatschappy, vreemder dan eenige der voorgaande. De Hottentotten snyden de linker teelbal van alle hunne Mannelyke Kinderen uit, zoodra zy den ouderdom van negen of tien jaaren bereikt hebbenGa naar voetnoot†. Dit is waarom P. Tachard geschreeven heeft, dat de Mannen van dit Gewest Half-gesnedenen zyn. Nochtans zyn ze niet verplicht deeze uitsnyding juist op het negende of tiende jaar te bepaalen, nademaal zy het somtyds aan veel ouder persoonen doen: Maar nooit geschied zulks voor den Ouderdom van agt jaaren. Het eerste dat in deeze plechtigheit te doen staat, is den lyder armen en beenen wel vast te binden, behalven dat, zet men zich de kniën op zyne borst om hem beter onder te houden en te beletten, teffens een uitvoering te zien, die mogelyk by ons voor de afsnyding van een manbaar gedeelte zoude doorgaan. De Uitsnyder dus meester van den lyder zynde, neemt een wel gesleepen mes, opent de plaats die moet gesneeden worden, snyt 'er de teelbal uit, en legt in de wonde een bal van een gelyke groote, van Schapen vet en Buchu gemaakt, waarna hy de wondt weder sluit. Deeze Uitsnyder is altoos een van deeze Geestelyke Bestierders en de Ceremoni-Meester van de Kraal, waar van wy gesproken hebben. Terwyl men de uitvoering werkstellig maakt, slachten eenige Hottentotten een Schaap voor het gastmaal 't welk de Ceremonie volgt. Laat ons niet vergeeten, dat de lyder naar behooren met vet over zyn geheel lichaam, na deeze uitsnyding besmeert word, en dat om de Inleiding te eindigen de Uitsnyder zyn water over den waardigen Ingewyde maakt, die men ter aarde uitgestrekt leggen laat. Maar zoo dra als hy van de smart die men hem aangedaan heeft, zich begint te herstellen, kruipt hy ten besten hy kan naar een kleine hut, voor hem byzonder vervaerdigt, waar in hy drie of vier dagen blyven moet. Het onthaal dat 'er aan de Vergadering na deeze Inleiding word gedaan, bestaat in een Schaap, waar van nochtans de Ingewyde niet proeft, noch ook niet de Vrouwen. Eenige brengen voor reden van dit gebruik by, dat de Hottentotten vaerdiger door dit middel in 't loopen worden: maar 't is gansch niet schynbaar. In tegendeel beschouwt men 'er ten halven iet Geestelyks in. Het geslachte en gegeeten Schaap door deeze Vergadering met uitsluiting der Vrouwen, verstrekt voor een Offerhande. De tydt waarin de Uitsnyding van dat deel geschied, die gemeenlyk omtrent den Huwbaaren ouderdom is, en de zorg waar medeGa naar voetnoot(c) de Vrouwen moeten aangedaan zyn om te myden eenigen omgang met deezen te hebben, over wien de Uitsnyding noch niet is geschied, doet ons mede besluiten, dat 'er inwendig een soort van verborgenheit van den Godsdienst in zy. Men voegt 'er een genoeg aardige reden van dit gebruik by: dit is, dat door dit middel de Vrouwen geen Tweelingen baaren. Hoe 't ook zy, men verzeekert ons, dat een Jongeling niet zou durven | |
[pagina 396]
| |
trouwen zonder te vooren een van deeze deelen verlooren te hebben. Ga naar margenoot+ Een andere byzondere gewoonte is de aanneeming van een Jongeling van vereischten ouderdom in den rang der Mannen. Vooraf is 't hem niet geoorloft zich in 't gezelschap van volmaakte Mannen te laaten vinden, zelfs niet van met zynen Vader te eeten; en die verzuimen zou zich te laaten aanneemen, wanneer hy de vereischte jaaren had, zou voor de verachting van alle zyne Landsgenooten blootstaan. Om deeze Plechtigheit te verrichten, beroept een der Oudste van de Kraal een algemeene Vergadering: Deeze Vergadering maakt dan een volkomen kring uit. Een ieder rust met zyn Lichaam op de kniën, en zodanig dat de billen de aarde niet raaken. Dit word hier mede in de voorgaande Afbeelding vertoont. Deeze die als Man moet ontfangen worden, komt noch niet in deeze Vergadering: Hy onthoud zich op een kleinen afstand van de zelve, in de gestalte gelyk de anderen. De Oudste voert eerlang een kleine redering, die waarschynelyk over de omstandigheit van den dag uitkomt, waar na hy aan de Vergadering haare bewilliging wegens de toelaating van den Jongeling verzoekt. Dit verworven hebbende, naadert hy deezen Jongeling, en men doet hem op een deftige wyze 't geen de Heer La RancuneGa naar voetnoot(a) aan den Koopman met meer quaadaardigheit en min plechtigheit deed. Ondertusschen voor dat de Oudste hem met zyne Pis besproeit, verklaart hy hem met weinig woorden, dat hy van nu aan, mannelyke daaden doen moet; dat hy nu buiten de Moederlyke voogdyschap is, en dat hy door zyne daaden de eer verdienen moet, dat hy een lidt van deeze Vergadering geworden is. Terwyl nu de besproeying duurt, wryft de Jongeling, die dit met achting lyd, het Lichaam met het gewyde Water 't welk uit de mannelyke wyquast vloeit. Het einde van dit alles is, dat de Besprenger den Jongeling in den naame van de KraalGa naar voetnoot(b) geluk wenscht, en lang leven, veele Kinderen enz. Daar na onthaalt men zich met een Schaap ten kosten van den Jongeling, aanwien voor deeze reis niet gedoogt is meede te eeten, dan na de andere gegeeten hebben. Ga naar margenoot+ Een Hottentot die een ander door achterklap en lastering verongelykt, word geacht hem de eer te berooven. De beleedigde moet zyn eer weder inhaalen; en op wat wyze? Hy moet aan zyne medegenoten een vet Schaap geeven om hen te onthaalen. Zy eeten ten zynen kosten: Maar hem word gedoogt het vet te neemen om 'er zyn lichaam mede te besmeeren, en de darmen om 'er zich mede op te tooien. Zonder deeze Offerhande, die zy ongetwyffelt als een reiniging aanzien, zou de arme verongelykte van een ieder verlaaten worden. Men merkt hier door; dat by de Kaffers het punt van eer geheel anders als by ons behandelt word: Maar dat het nochtans op 't een en 't zelfde uitkomt, uitgezondert, dat zy wys genoeg zyn van elkander niet om hals te brengen. Wanneer zy hunne Vyanden verslagenGa naar margenoot+ hebben, of veele wilde Dieren verdelgt, of als zy uit een ziekte herstelt zyn en een groot gevaar ontkomen, vieren ze een daar toe bestemden dag, volgens hun gebruik. Men begint de Plechtigheit door het maaken van een gansch nieuwe Hut in 't midden van de Kraal; en alzoo, zoo men zegt, deeze Hut de herbaaring of zuivering der geenen beteekent, die de zelve oprechten, moeten de stoffen daar toe te bezigen, t'eenemaal nieuw zyn en nooit aan andere Hutten gedient hebben. Men begint de bouwing van de Hut na Zonnen-opgang; de Vrouwen en Jongelingen die noch niet voor Mannen erkent zyn, gaan Telgen en Boomtakken snyden en verzamelen allerlei welriekende Bloemen, waar mede zy de nieuwe Hut versieren; waar na men een Schaap of Lam slagt om zich te onthaalen. Wie weet of de plechtigheit, waar van wy gewag maaken, niet overeenkomt met de toewying van een Kerk; en mogelyk zou men konnen zeggen, dat de bouwing van deeze Hut tot geen ander einde zy, dan om zyn gelofte te quyten door de grondlegging van een Kapel. Zy gebruiken de zelfde plechtigheit wanneer zy in een nieuwe bywooning komen: Maar voor dat zy zich verplaatsen, doen zy deGa naar margenoot+ gewoone offerhande of 't onthaal. Indien 'er eene ziekte onder hun Vee ontstaat, offeren zy drie dagen lang, en zoo echter het quaadt niet ophoud, besluiten ze gemeenlyk zich te verplaatsen, en in een plaats alwaar zy gelooven gezonder wyden te vinden, rechten ze hunne Kraal wederop: Maar zy wyen die te vooren in, zodanig als wy verhaalt hebben. Zy laaten hun Vee door 't Vuur gaan. Dit is mede een soort van reiniging, die zy zeggen by Overleevering hunner Voorvaderen te hebben | |
[pagina 397]
| |
onfangen, 't welk hen genoeg zy om blindelings te volgen. Een Kaffer redelyker dan de andere, antwoordde den SchryverGa naar voetnoot(a) die dit gebruik bericht, dat het een bewaarmiddel is tegen de wilde Honden, die zonder dat hun Vee verwoesten zouden en hun meerder quaad doen dan de Tygers en Leeuwen. Voor dat de Beesten door 't Vuur gedreeven worden, moeten de Vrouwen de Koejen tot den laatsten druppel melken en geeven aan de Mannen de Melk te drinken, zonder dat het haar geoorloft zy een iets voor zich te behouden; want indien ze de minste druppel proefden, wierd de geheele Ceremonie onnut. Dit geschied altoos buiten den omtrek van de Kraal, en op deeze wyze gelyk men in 't Af beeldzel verbeeldt ziet. |
|