Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXIV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 390]
| |
Ga naar voetnoot(a) het leven laaten. Een andere Offerhande volgt 'er op. Men slacht ook tien Koejen, zoo veel Geiten en ook zoo veel Honden. Men sprengt ter eere van den Afgod het Bloedt van alle deeze Beesten: Maar men eet het Vleesch van de Slachtoffers, en dit Gastmaal gaat met groot vreugde bedryf verzelt. Alle morgens voor Zonnen-opgang, laat de Groot-Jagua de Gongo hooren; dit is 't teken van den Optogt. Wanneer zyne Benden verzamelt zyn, voert hy een nadrukkelyke aanspraak, waar na men den Optogt begint; deeze Krygs-aanspraaken worden zelfs dik werf herhaalt, om het Volk en 't Leger aan te moedigen. Men ziet die, zegt men, van boven een soort van slellagie met een krachtige en natuurlyke welspreekendheit opsnyden, niets te wyken hebbende met het geen wy van de Aloude Grieken en onze hedendaagsche Krygs-Helden leezen. Zyne Hopliên oeffenen het zelfde gebruik in alles 't welk van hun bestier afhangt. Dus onderschragen ze den moedt, laat ons liever zeggen, de verwoedheit deezer Barbaaren. Indien iemandt den moedt ontzinkt, of zich lafhartig toont en in 't midden van den Veldslag den rug wend, doemt men hem tot de uiterste strafoeffening, te weeten, dat hy van zyne Spitsbroederen gegeeten worde. Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot(b) Alle die in den Oorlog gevangen worden, worden eenige eerder en andere laater gegeeten. Die mager zyn verlengt men hun leven; want men laat hen eerst vet worden. Somtyds genoegt men zich hen voor Slaven te verkoopen. Nochtans verzeekert men, dat zy niet verkoopen noch eeten dan de Gevangenen van een rypen ouderdom, zoo wel Mannen als Vrouwen, en dat zy de Jongelingen spaaren. Deeze worden onder hen als Landsgenooten ingelyft, mits toonende de zelfde bedryven van verwoedheit. Alsdan hangt men hen een Hals-Snoer om, die hunne Slaverny beteekent, en men neemt hen die niet wederom af, dan wanneer zy den Groot-Jagua het Hoofdt van een Vyandt brengen. Hier op geeft men hen hunne vryheit, nevens den naam van Gongo, 't welk Soldaat of Krygsman beteekent.Ga naar voetnoot(c) Men zegt ook dat de Jagues den moedt der gevangen Jongelingen beproeven, schietende Pylen die hen om 't hoofdt snorren, en dat deeze, die schynt bevreest te zyn, zonder verschooning gedood en gegeeten word. Hoe 't ook zy, 't geschied niet dan na krachtige proesneemingen dat men hen inlyft, en dit met zodaning een omstandigheit die men als een soort van inleiding aanmerken kan, nademaal deeze die 'er zich niet aan onderwerpen, met verachtingGa naar voetnoot(d) gehandelt worden, en zelfs met een afkeer die na verfoeielykheit gelykt. Deeze plichtpleging bestaat in vier Tanden voor uit den Mondt te breeken, twee uit het opper- en twee uit het onderste Kakebeen; daarenboven doorboort men de Neus en de Ooren van deeze die in alle de voorrechten van Chilombo treeden moet. Nademaal wy tot de Inleiding der JaguesGa naar margenoot+ gekomen zyn, zullen we hierGa naar voetnoot(e) een verhaal van de Wetten doen, geduurende haare regeering door een van hunne Princessen ingevoert, die men in den rang der AmazonenGa naar voetnoot(f) stellen kan. Deeze die de Historie van die Aloude Krygs-Heldinnen geleezen hebben, vinden 'er eenige overeenkomst met de gewoontens die men aan de Jagues toeëigent. Deeze Princes verbood aan haare Onderdaanen niet alleen eenige mannelyk Kindt in den omtrek van Chilombo op te voeden; maar zy gebood zelf aan de Vaders en Moeders die te dooden of voor wilde Dieren aanstonds na hunne geboorte ten prooi te leggen. Zy verklaarde de mannelyke | |
[pagina 391]
| |
Kinderen, die heimelyk door hunne Moeders waren verstoken of opgevoed, eerloos en onerflyk. Zy gedoogde de Vrouwen zich Mannen uit de Krygs-Gevangenen te verkiezen, en wilde dat dit Huwelyk aan den toekomende Man de voorrechten van Chilombo gaf, byaldien hy zich in den zelven tydt alle de Wetten van den Staat onderworp, en de Formaliteiten voor de Inlyving vastgestelt, volgde. Zy verbood de zwangeré Vrouwen in Chilombo te baaren, en zulks op strafte des doods, om dit Gewest door Kraamleggingen niet te bezoedelen. Indien in weerwil van de gegeeven orders om de mannelyke Kinderen te verdelgen, het quam te gebeuren, dat 'er een van gered wierd, belaste ze dat men in Chilombo hem niet ontfangen zou, dan nadat men het Kindt twee Tanden uitgebroken had, en zoo deeze van het boven Kakebeen voor die van 't onderste uit quamen, begeerde ze dat men 't zonder uitstel dooden zoude. Zy belaste insgelyks de Tweelingen te doen omkomen, als ook de Misgeboortens en alle die met eenig natuurlyk gebrek zouden gebooren worden, of na hunne geboorte onderhevig wierden: Eindelyk stelde ze Rechters en Amptenaren aan, om deeze wetten te laaten uitvoeren; de Vrouwen die men bevinden zou in Chilombo in de Kraam te leggen met de dood te straffen; de Vaders en Moeders te verplichten, die een mannelyk Kindt zouden willen verbergen, een ander te moeten leveren om geoffert te worden, en het te laaten buiten Chilombo opvoeden, tot dat het op een zekeren dag tot deeze plechtigheit bestemt, de eer van ingewyt te worden, verworven had. Om deeze Wetten te doen doorgaan, wierd vereischt dat men de Jagues overreden moest, dat die alle van hunne Voorouderen waren; dat door de waarneeming deezer Wetten zy den schrik voor hunne Vyanden wezen zouden, en eindelyk dat 't noodig was de macht en 't gezag door voorbeelden te verzegelen, die een plechtelyke verzaaking van de tederheit, zoo natuurlyk aan Vader en Moeder, vertoonden, van een tederheit die men zelf by de allerwoeste Beesten vind. Wat vermag de macht niet, gevoegt by deeze valsche vrees voor de Godheit, die men Bygelovigheit noemt? Zy geloofden, op het vertrouwen van hunne Opper-Voogdesse, dat de verdelging hunner Kinderen den Afgod zoo aangenaam zoude zyn, dat die hun het voorrecht van onquetsbaar te zyn, verzorgen zou, byaldien zy zich met een mengzel smeeren zouden, 't welk men van 't Vleesch en de Beenderen hunner Kinderen te zamen in een Vyzel gestoten, maaken moest. De Opper-Voogdesse gaf het eerste voorbeeldt van deeze ongehoorde wreedheit. Zy stamte dus haar Kindt, bragt het tot een smeersel, en smeerde 'er zich het lichaam mede. Zodanig waren deeze Wetten, die in wreedheit verre overtreffen alles 't welk men van 't aloud gebruik van te vondeling te leggen en van zyne eigene Kinderen te laten ombrengen, leest. Van hunne Huwelyken valt 'er niets bezondersGa naar margenoot+ te zeggen. Men bericht onsGa naar voetnoot(a) van de Jagues die de Provincie of het Koningryk van Ansico bewoonen, dat zy hunne dooden niet begraaven: Maar dat ze die eeten. Purchas, na dat hy gezegt heeft, dat de Jagues hunne dooden waslchen, hen met een zeker reukwerk wryven of zalven, hunne hairen krullen, en ten beste zy konnen kleeden, voegt 'er by, dat men hen zittende naar 't graf draagt, enGa naar voetnoot(b) dat men 'er hen in den zelven stand van een noch levendig Mensch gezeten, plaatst. Men geeft aan de Mannen een welvoegelyk gezelschap: twee van hunne Vrouwen verzellen hen voor hun byzondere benoodigdheden. Vervolgens sluit men de Grafkelder over de levendigen en dooden. De plechtigheit eindigt door klaagen en leetwezen, 't welk eenige dagen duurt. Maandelyks herhaalt men de plechtigheit van deezen rouw, die van Offerhanden en Lykmaaltyden verzelt word, voor zoo veel de middelen van de Maagschap konnen uitvoeren en strekken. |
|