Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 318]
| |
enz. te geeven. Deeze afschetzing komt noch met ons overeen. Ga naar margenoot+ Een Laplander, die de oogen op een Dochter geworpen heeft, bedient zich van een Bemiddelaar om 'er van te spreeken, en de Bemiddelaar neemt eenige flessen Brandewyn mede: want by de Laplanders is 'er niets welsprekender, en krachtiger dan deeze drank. Voor de Hut van de Vryster gekomen, word de Vader van den Jongeling en de Vriendt die voor Bemiddelaar dient, beleefdelyk in te komen genoodigt; wat de Vryer aangaat, die blyft buiten staan, en komt niet in, dan wanneer men hen noodigt. Te veel yver getoont, zoude zyn voorneemen doen stremmen. By ons moet men de verliefde speelen en eene tederheit voor zyne Liefste betuigen, alschoon men zelfs in zyn hart geene andere tederheit gevoelde, alsGa naar voetnoot(a) voor de schoone oogen van haar geldkistje. Deeze dan, die de jonge Laplandsche Deern komen verzoeken, beginnen met aan haare Ouders hunne dienstaanbieding te doen, en geeven die volkomen kracht en alle noodige nadruk met behulp en byvoeging van den Brandewyn die men hun aanbied, en die ter deezer gelegenheit de Wyn van welkomst genoemt word. In dezen eersten aankomst ziet men van wegen de Verzoekers, betuigingen van genegenheit, lofredenen, tekenen van achting en ontzag. Word by ons diergelyks niet gepleegt? Geduurende deeze Voorbereidzelen handelt men noch niet met de Dochter, de Jongman spreekt haar noch niet. In tegendeel men zend hem van de handt om de Reedieren te weiden: Maar de Jongeling word eindelyk genoodigt in de Hut te komen; hy groet de Ouders van zyne Meesteresse, en deeze haare OudersGa naar margenoot+ geeven hem te eeten. Indien hy zyne Schoone spreekt, is 't een groote gunst. De te zamenkomst begint met een kus voor den mondt en een krachtige t'zamenvoeging hunner neuzen tegen elkander, zonder dat zou de groeting voor te koel doorgaan. Deeze tekenen van liefde worden door geschenken die de Vryer schenkt ondersteunt. De geschenken zyn tongen van Reedieren en ander diergelyk vleesch. Door schaamte of eerbaarheit laat de Schoone, die van haare Ouderen en Vrienden omringt is, blyken dit te weigeren: Maar, in den zelven tydt geeftze het teken aan haaren Minnaar te vertrekken, en als dan, alleen zynde, neemt ze alles aan. Hier op gelooft zich de verliefde Laplander tot alle vryheit gerechtigd te zyn. Hy sineekt zyne schoone van hem te laaten slaapen; laat ons ons eigentlyker uitdrukken, te weeten, van hem by haar te bedt te laaten leggen: Maar zoo de Schoone niet gezint is, dit hem toe te staan, werpt ze de geschenken ter aarde, en dit geeft haare weigering te kennen. Dit alles gelykt een weinig naar de Vryeryen van Canada. De toebereidzelen van 't Huwelyk zyn van een lange nasleep, nademaal de Ouders langzaam in 't geeven van hun laatste toestemming zyn, en deeze langzaamheit is het uitwerkzel hunner gierigheit. Geduurende de Vryery geeft de Vryer hun geschenken, om hen in zyne belangen te trekken. Zy hebben bequaamheit genoeg om 'er hun voordeel van te maaken. Het Liedje zoude hier de waarheit van bevestigen, 't welk zegt:
Qu'il faut boire pour se connoître,
Et se connoître pour aimer.
Dat is: Men moet om zich te leeren kennen
In 't drinken openhartig zyn,
En zich te kennen steets gewennen,
Zal men beminnen, niet in schyn.
Geduurende deeze lange Vryery, laat de Vryer alle de Verwanten van den Brandewyn drinken, en toont zyne mildaadigheit aan deeze Matresse, die hy met meerder vlyt bezoekt, nevens alle de vleyeryen die hem zyn hart kan doen uitten. Hy maakt ze haar zelf in rym en onrym bekent. Indien men in hunne liefde-taal zulke edele gevoelens en alzoo tedere gedachten niet vind als in 't Zuiden van Europe, is 't het gebrek van 't Landt en Luchtgewest en de gesteldheit van dien. Ten gelukke voor deeze Schoonen, men vind by de Laplanders de zelfde evenmatigheit van denkbeelden en gevoelens gelyk men overal vind waar Menschen zyn. Te weeten, dat zoo de Laplanders met minder edelmoedigheit uitdrukken, dan wy, hunne denkbeelden, de Laplandsche Dochters die niet beter weeten, niets eisschen dan 't geen in 't bereik van haare inbeelding is. Mogelyk dat deeze inbeelding hoe plomp en grof die zy, min quaad by de Laplanders uitwerkt, dan by ons de aangequeekte inbeelding onzer Juffers. Om een juiste vergelyking te maaken, zoude men een Laplander en een Fransman moeten onderling over het Huwelyk hooren twisten. | |
[pagina t.o. 319]
| |
154
MARIAGE des LAPONS. BAPTÊME des LAPONS.
B. Picart sculp. dir. 1726.
FUNERAILLES des LAPONS. LAPON en extase le TAMBOUR MAGIQUE sur le dos, avant de PRÉDIRE l'avenir. | |
[pagina 319]
| |
Ga naar margenoot+ Wanneer de Partyen onderling en met hunne Ouders overeen gekomen zyn, bestemt men de dag van de Bruiloft. De toekomende Bruidegom brengt de Huwelyks geschenken aan: Hy heeft 'er voor de gansche Maagschap De Bruidegom en Bruidt gaan naar de Kerk, om 'er de Huwelyks zegen te ontfangenGa naar voetnoot+; te weeten, zoo zy Christenen zyn, of zich voor zodanigen uitgeeven. Eertydts wierd het Huwelyk door de Ouders en by hen voltrokken. Men nam een stuk Yzer en een Vuursteen, met dit Yzeren deeze Steen maakte men Vuur, en dit verbeelde zinnebeeldelyk de verborgenis van 't Huwelyk. Het Vuur was het zinnebeeldt van 't leven, 't welk de vereeniging van twee Persoonen aan een derden gaf. Tegenwoordig heeft men geen van deeze zinnebeelden. Men begeeft zich in orde naar de Kerk, de Mannen gaan voor en de Vrouwen volgen. Zy hebben een Geleider die voorgaat, de Bruidegom volgt en hy wederom word van zyne Vrienden gevolgt. Deeze Troep gaat voor de Dochters die de Bruidt voorgaan, en deeze Bruidt is tusschen een Vriend en Vriendin geplaatst. De Bruidt gaat zediglyk voort, met gebukten Hoofde, zy is bedrukt, of schynt het te wezen, en somtyds schynen de onzen mede zodanig, alhoewel mogelyk veel meer geoeffent. Men wil in Laplandt, gelyk elders, met weerzin schynen onder de Armen van een Gemaal te bukken, en dit is nochtans waarna men haakt. Men komt eindelyk in de Kerk: Daar is 't dat men hun den Huwelyks zegen geeft. De Priester leest de Liturgie of Kerkdienst voor de toekomende Echtgenooten. Wanneer men ja zeggen moet; de Bruidt zwygt echter stil. De Ouders vermaanen haar en noodzaaken haar dit besluitelyk woordt te zeggen. Zy zegt het eindelyk: Maar zeer zacht. Daarna keert men weder om Bruiloft te houden, alles gelyk in andere Landen toegaat, tot aan 't besluit van 't Feest, 't welk eindigt, niet door Danssen en Muzyk: Maar door groote herhaalde teugen Brandewyn. Dus eindigt dan de Huwelyks Plechtigheit. 't Geen daar op volgt heeft opzicht op den Bruidegom en de Bruidt. Zy zyn de voornaamste Persoonaadjes van 't onderwerp, en dit onderwerp heeft over al de zelfde ontknooping. Na het Huwelyk is de Man verplicht zyn Schoonvader een gansch jaar te dienen. Op 't einde van 't jaar kan hy zyne Vrouw met zyn Huwelyksgoedt mede neemen. WatGa naar margenoot+ de Veelwyvery aangaat, men meent dat de Laplanders die nooit hebben in gebruik gehad; maar met de Echtsyver is 't zodanig niet gelegen. Men verzeekert dat dit quaadt hun genoegzaam bekent is. Eertyds gedoogden zy hunne Gasten de gansche nacht met hunne Vrouwen over te brengen. Deeze Gastvryheit zoo ongemeen, kon veroorzaakt zyn geweest door de onvruchtbaarheit deezer Vrouwen, en door de drift van Kinderen te verwekken, 't welk SchefferGa naar voetnoot(a) den Laplanders toeëigent. Zy oordeelen door de Maan of het Kindt 't welk hen gebooren worden zal, een Zoon of Dochter zal wezen. Een Star boven haar wyst het eerste aan. Een Star die naby de Maan is en schynt haar voor te gaan, is een bewys van des Kindts gezondheit. Dit voldoet genoeg om de Lezer het geloof aan te toonen 't welk zy voor de Starren hebben. Niets byzonders is 'er van den Doop aan te merken, ten zy dat de Laplanders zoo veel zy konnen de Heidensche naamen hunner Voorouderen handhaven, en dikmaals de naam van hunne Kinderen veranderen, vooral in of na eene ziekte. De Laplanders, zegt ons hunnen Histori-SchryverGa naar margenoot+ noch, hebben geene Artsen, en gelooven 'er geene noodig te hebben. Wy daar en tegen zouden zonder hen niet leven noch sterven konnen, nademaal de zorg, arbeidt, ongeregeldheden en bekommernissen ons hen noodzaakelyk doet worden. Dus is het met de Laplanders niet gelegen; de eenvoudigheit huns levens belet hen alle de ongemakken te kennen die wy kundig zyn. 't Is wel waar, dat, volgens onze denkbeelden, zoo het leven van een Laplander gezonder en langer is dan 't onze, echter zoo aangenaam niet zy, noch zoo nuttelyk. In hunne quaalen gebruiken de Laplanders een zeer gemeen Geneesmiddel gelyk de Ooster-Indianen doen, en waar van wy reeds gesproken hebben: Dat is, dat zy de deelen des lichaams branden of open schrabben daar men eenige smerte gevoelt. Zy hebben ook het geheim van Reedieren-Kaas een soort van Oly te maaken, waarmede zy het gedeelte des lichaams wryven, 't welk de kou- | |
[pagina 320]
| |
de heeft aangetast. Uit deeze Kaas maaken ze noch andere Geneesmiddelen, mede zooGa naar margenoot+ eenvoudig als deeze. Maar als eindelyk de tydt gekomen is dat de Natuur moet in gebreeken blyven, en dat de Geneesmiddelen niet meer werken, neemen de Laplanders alsdan tot den Trommel hunnen toevlucht, om te weeten of de zieke wederom opkomen zal of sterven, en te ervaaren ingevalle van de doodt, het uur en oogenblik als hy sterven zal. Deeze die zich Christenen noemen, voegen by deeze bygelovigheit de vermaaningen van 't Christendom, en die het geheel niet zyn, denken minder om de zieltogende Zieke dan aan 't Lykfeest, waarvan het wezentlykste de Tabak en Brandewyn is. Deeze Trommel voor de Zieke raadgevraagt, verplicht ons uit Schefser een merkwaardige plechtigheit van eenige Laplanders te trekken. ‘Wanneer een Laplander in de Lap-Markt van Vlma ziek word, laat men deeze komen die men gelooft het ervarenste in 't gebruik van den Trommel te zyn, die ten dien einde voor zynen Afgod het grootste Reedier van des Zieken Vee slacht, of dat van zyn besten Vriendt Hy slaat op den Trommel, valt als dood neder, en zyn lichaam word zoo hard als een steen Hy blyft omtrent een uur in dien staat, vervolgens zingt de VergaderingGa naar voetnoot(a) het gezang van den Toveraar, en dit doet hem weder tot zich zelven komen. Hy staat op, neemt zyn Trommel, en voegt die aan zyn Oor, slaande zeer zachtelyk; waarna hy stil een weinig peinst. Weder uit zyne dromery gekomen, verhaalt hy den Omstanders alles 't geen zyne Ziel heeft gezien, en alles wat zy ontdekt heeft, terwyl zy uit het lichaam afweezig is geweest enz. Laat ons een bygelovigheit deezer Laplanderen niet vergeeten die genoegelyk is. Wanneer zy zich de smerten van zinking in eenige lichaams deelen onderworpen vinden, werpen zy zich op den eersten Donderslag die in 't Voorjaar gehoort word, ter aarde, en keeren zich rondom. Zy gelooven dat deeze daadt een krachtig Geneesmiddel voor deeze smerten is. Ga naar margenoot+ Na de doodt verlaat men de Hut des Overledenen. Hun gevoelen is, dat de Geest van den Doode noch rondom zyn Lichaam zwerft. De Christenen leggen dit Lyk in een wolle of linne Laken. De Heidenen kleeden 't in zyn kostelykste gewaadt. Een Vriendt van den Overledene bewyst hem de dienst van hem in een Doodkist te leggen. De Bloedverwanten binden een geel-kopere Ring aan den rechter Arm van deezen Vriendt, en den Ring blyft 'er tot dat de Persoon zich van dit ampt gequeeten heeft. De Ring is een Bewaarmiddel tegen het quaad 't welk de Sites of Manes den Overledene zouden konnen toebrengen. Eertyds begroeven de Laplanders hunne Dooden in de Bosschen, en dit geschiedGa naar margenoot+ noch heden by de Afgodische LaplandersGa naar voetnoot†. Somtyds draagen ze die naar Holen, waarvan zy den Ingang met Steenen sluiten. Deeze Afgodendienaars, voegt 'er Scheffer by, ‘begraaven met het Lyk des Overledenen zyne Byl, een Keisteen en een stuk Staal om Vuur te slaan. Zy geeven voor reden van deeze bygelovige gewoonte, dat de Doode zich in de duisternis bevindende, eenig licht zal van nooden hebben, 't welk hy wedervind, ontsteekende het Vuur met het Staal en den Keisteen: en dat in gevalle hy onderweeg Struiken en Boomtakken vind, die in deeze zoo dichte Bosschaadjes den doorgang konden beletten, hy met zyn Byl die zoude konnen neerhakken, nademaal de Wet den Dooden heeft opgelegt in de Hemelen door Vuur en Staal te komen. Zy redeneeren nu dus, sedert dat ze van den jongsten dag des Oordeels hebben hooren gewag maaken, en van de Opstanding der Dooden spreeken hooren.... De Afgodische Laplanders schynen te gelooven dat de Dooden niet ter plaatsen van vermaak komen, dan na dwersch door de duisternissen en zeer donkere wegen gewandelt te hebben. 't Is een gevoelen aan de natuur van 't Luchtgewest verschuldigt, waar onder deeze onervaarne en plompe Volkeren woonen. De nachten en duisternissen aldaar zeer lang zynde, beelden zy zich in dat de Dooden 'er diergelyke na hun overlyden ontmoeten.’ Wat de Christen Laplanders aangaat, zy neemen de gebruiken van 't Christendom waar, alhoewel met bygelovigheden vermengt. By voorbeeldt, zy willen geen Graf voor den Overledene maaken. De Histori-Schryver zegt, ‘dat zy de Sleede op 't Kerkhof laaten waar in men het Lyk heeft derwaarts gebragt, en alle den toestel geduurende zyne ziekte gebruikt, .... zyn Bedt, De- | |
[pagina 321]
| |
kens en alles 't welk hem gedient heeft..... Men houd drie dagen na de begraving Lykfeesten; de Bloedverwanten en Vrienden van den Overledene worden 'er genoodigt.... Men eet 'er Vleesch van 't Reedier 't welk het Lyk tot de begraafplaats gesleept heeft.... Men vergadert 'er zorgvuldig Beenderen van, in een Korf, waarop zy het Afbeeldzel van een mensch afmaalen zoo goed als zy konnen, 't zy groot of klein, naar evenmatigheit van des Overledens gestalte, en begraaven dit alles.... Zy hebben de gewoonte in 't ronde ter eere van den doode te drinken, 't welk zy den Wyn der gelukzaligen neomen.... Men drinkt, om zich deezen te erinneren die de weldaadt genooten heeft van uit de elende deezer waereldt te worden verlost.’ Eindelyk vieren de Laplanders een Jaarlyks Dooden Feest, 't welk in 't dooden van eenige Reedieren bestaat, als om 'er den Overledene een soort van Offerhande van te maaken. Een ander gebruik ten opzicht der Dooden is, den vinger in Brandewyn te doopen, en 'er zich het aangezicht by wyze van uitwissching, mede te bestryken. Daar na drinken zy zich dronken, en in hunne dronkenschap verhaalen ze des Overledenens lof, nevens een zeer breeden omzwier van alle zyne goede hoedanigheden. Dit is niet alleen by de Laplanders in gebruik, dat ze op deeze wyze den geenen eeren die niet meer in wezen zyn; het is'er de gewoonte van by alle de Noorder Volkeren, te drinken enGa naar voetnoot(a) veel ter eere van de Dooden te spreeken. |
|